'100x Congo' in het MAS: beeldvorming verbeeld?

Door Aminata Ndow, op Wed Jan 06 2021 17:00:00 GMT+0000

‘Hoe keken wij naar Congo?’ en ‘Hoe kijken wij naar Congo?’. Dat zijn de vragen die het Antwerpse museum MAS stelt in de expo 100x Congo: een eeuw Congolese kunst in Antwerpen. De tentoonstelling, die nog loopt tot september, bestaat uit 100 Congolese kunstvoorwerpen die precies 100 jaar geleden in de handen van de stad Antwerpen zijn gekomen. Maar waarom verhoudt het museum zich niet tot zijn eigen geschiedenis?

Het MAS nodigt de bezoeker uit om mee na te denken over de beeldvorming van Afrikanen en over het verleden, het heden en de toekomst van de Congolese collectie. We kunnen immers niet kijken naar Congo en de Congolese collectie zonder de socio-culturele achtergrond van koloniale uitbuiting in het achterhoofd te houden. Maar waarom is er nood aan het tentoonstellen van deze collectie? Wie heeft deze collectie nodig?

Beeldvorming

100x Congo is een tentoonstelling die bestaat uit twee parcoursen, die je afzonderlijk van elkaar of door elkaar heen kan volgen. Het eerste parcours loopt langs de wanden van de tentoonstellingsruimte, waar aan de hand van teksten, voorwerpen en afbeeldingen verschillende onderzoekspistes worden verkend. Als bezoeker kom je meer te weten over hoe de vroege contacten tussen Europa en Afrika in de late middeleeuwen en renaissance verliepen; hoe Afrikanen in de 16de eeuw in beeld werden gebracht door (Antwerpse) meesters als Peter Paul Rubens en Albrecht Dürer; hoe Congolezen op wereldtentoonstellingen opgevoerd werden; welke impact de missionering had op de Congolese cultuur en hoe de Belgische kolonisatie van Congo in haar werk ging.

Wie heeft deze collectie nodig?

Het tweede parcours leidt je langs de kunstobjecten die centraal staan in de tentoonstellingsruimte. Het kader dat de bezoeker meekrijgt op de wanden verlegt de focus van het kunstobject naar het kijkende subject (de drager van de blik). Het proces van kijken is immers minder spontaan en natuurlijk dan we gewoonlijk denken. Wat en hoe we zien, krijgt betekenis binnen gevestigde manieren van kijken die gestructureerd zijn door sociaal-culturele omstandigheden en conventies. Als we kijken naar de kunstvoorwerpen, dan doen we dit door een scherm dat doorheen de decennia is gevormd en ondersteund door culturele verhalen, geprojecteerde verlangens en machtsverhoudingen. Het eerste parcours vormt dus de bril waarmee we naar de kunstobjecten in het tweede parcours kijken.

© Frederik Beyens

Welke verhalen schuilen er achter de objecten? Hoe zijn ze hier beland? Wat was hun betekenis voor Congolese volkeren? Dat zijn de vragen die de tentoonstelling stelt. Maar de vraag die de grootste focus krijgt in de begeleidende teksten bij de expo is misschien wel waar de toekomst van deze collectie ligt.

Musea zijn geen neutrale organisaties maar actieve maatschappelijke spelers.

Dat is opvallend, alsof daarmee de vraag naar het tentoonstellen van deze collectie - en het genereren van inkomsten daaruit - vandaag buiten schot blijft. Vragen die immers niet gesteld worden en de agency van het museum meer zouden benadrukken zijn: Hoe kijkt het museum naar deze collectie? Waarom zijn de objecten nog steeds eigendom van het museum?

Tegelijkertijd kan je je afvragen welke rol het museum speelt in de creatie van het ‘culturele scherm’ waarmee wij naar Congo keken en kijken. Musea zijn immers geen neutrale organisaties maar actieve maatschappelijke spelers. Ze definiëren en vertellen belangrijke sociale verhalen en vervullen zowel een communicatieve als legitimerende rol. Musea zijn daarnaast ook onmiskenbaar betrokken bij de dynamiek van (on)gelijkheid en de machtsverhoudingen tussen verschillende groepen door hun rol in het construeren en verspreiden van dominante sociale verhalen.

Restitutie

Het opzet van de tentoonstelling is om het maatschappelijke debat over de restitutie van de betreffende kunstwerken te voeren vanuit een culturele én stedelijke invalshoek. De vraag over restitutie wordt daarbij voorzichtig aangekaart. In een interview zegt Nadia Nsayi, curator beeldvorming van 100x Congo:

'het is een beetje te gemakkelijk om het allemaal roofkunst te noemen. We weten dat maar van één stuk zeker. Van de meeste stukken kennen we de geschiedenis niet. De uitdaging is dan ook om dat verder te onderzoeken en na te gaan hoe en waarom die stukken naar hier zijn gekomen. Maar veel kolonialen die veel van die stukken meebrachten, hadden maar weinig aandacht voor de identiteit van de makers.'

We kennen de geschiedenis natuurlijk wel. Veel musea hebben erfenissen die zijn geworteld in het kolonialisme, met collecties die afkomstig zijn van rijke schenkers die profiteerden van imperialisme. Het is van belang dat we de problematische erfenis van het kolonialisme erkennen die ertoe heeft geleid dat veel niet-westerse objecten in westerse musea belandden.

Ook het MAS heeft een problematische ontstaansgeschiedenis. Een van de stichters van het museum is immers Umicore, een mijnbedrijf voorheen bekend als Union Minière du Haut Katanga. In het begin van de twintigste eeuw begon het bedrijf met de winning van de minerale rijkdommen van Congo. Vorig jaar was het verwikkeld in een rechtszaak aangespannen door mensenrechtenfirma International Rights Advocates namens 14 ouders en kinderen uit de Democratische Republiek Congo. Naast Umicore werden ook bedrijven als Apple, Google, Dell, Microsoft en Tesla beschuldigd van medeplichtigheid aan de dood en verwonding van kinderen waarvan zij beweren dat ze in kobaltmijnen in hun toeleveringsketen werkten. Dit kobalt werd verkocht aan Umicore, dat vervolgens kobalt van batterijkwaliteit verkocht aan de vermelde bedrijven.

Het dekolonisatieproject moet er een zijn van ontwrichting, betwisting en transformatie.

Het is aan de curatoren om zich te verhouden tot deze erfenis en een manier te vinden om een collectie tentoon te stellen die deels tot stand is gekomen door plundering of andere gewelddadige kolonialistische praktijken. Zoals Frantz Fanon in 1963 opmerkte, is dekolonisatie geen metaforische taak maar 'een agenda voor totale wanorde’. Het dekolonisatieproject moet er een zijn van ontwrichting, betwisting en transformatie. Als het niet oncomfortabel is voor degenen in machtsposities en met privileges, dan is het niet voldoende radicaal. Als het alleen gerealiseerd wordt door de exploitatie van de emotionele, intellectuele en fysieke arbeid van mensen van kleur, dan is de koloniale logica niet omvergeworpen.

Dekolonisatie is een revisie van het hele systeem. Deze herziening begint bij de besluitvormers. Wie zijn de mensen die de beslissingen nemen over de tentoonstellingen? Wat wordt er getoond? Hoe wordt het verhaal verteld? Hebben de besluitvormers een dekoloniale mentaliteit? Zijn ze zich bewust van hun eigen vooroordelen? En hoeveel mensen van kleur zijn besluitnemers wat permanente tentoonstellingen betreft?

Hun ondervertegenwoordiging in zulke functies blijft een belangrijke belemmering voor inspanningen om musea te dekoloniseren. Maar dekoloniseren gaat dieper dan alleen vertegenwoordigd worden. Het vereist culturele instellingen die zichzelf de vraag stellen of ze bereid zijn om iets van hun macht af te staan. Het betekent het spreken van een radicaal andere culturele taal, een taal die vaak een bedreiging vormt voor de elites of hun sociale basis.

Meerstemmigheid

Waar de expo wel in slaagt, is het aanbieden van meer eigentijdse Afrikaanse perspectieven. Het Congo van vandaag maakt ook deel uit van het verhaal. Niet alleen het Congo van het koloniale tijdperk en de koloniale verbeelding. De expo is het sterkst wanneer ze ruimte geeft aan Congolezen en Antwerpenaren van Belgische en Afrikaanse afkomst om hun eigen visie op de collectie en de koloniale relatie te verwoorden. Ik vraag me dan ook af of de tentoonstelling zonder de kunstobjecten niet geslaagder zou zijn geweest.

© Frederik Beyens

Een mooi voorbeeld van deze meerstemmigheid zijn de poëtische interventies van kunstenaar en schrijver Patrick Mudekereza, die te lezen zijn op de glazen wanden waarachter de kunstobjecten te zien zijn. Zijn krachtige citaten zetten de toeschouwer ertoe aan om kritisch naar de voorwerpen te kijken:

Het geraamte van die heer, mijn voorouder?
Wordt tentoongesteld in een museum,
Men zegt dat het een tovenaar is en hij goed bewaard moet worden,
En regelmatig gerestaureerd
Achter dit glas vaart zijn geest in mij, grijpt mijn gedachten die op de vlucht slaan,
Voor wat, voor wie is deze museumgeschiedenis geschapen?
#Mukadi

Misschien opdat wij, verblind, zouden zien zoals zij
Misschien om de flarden van de herinneringen uit te drogen
De ontberingen te verhullen, het bloed van de roof te wassen
Het universele te ruilen voor een ingeslikt pardon.

Pourqoui je me plains?
Même si pour mes ancêtres c’était juste un tam tam
Je ne veux plus être seulement un corps noir qui danse
Je fais partie d’un monde oú on vend et on achète,
Ma danse circule dans cette économie
#mohka

Nous sommes le peuple de la danse, simplifiait le poète,
mais regardez autour de vous
Notre raison, notre vision du monde, notre histoire ne sont pas sans objet

Daarnaast worden ook 25 Antwerpenaren met Afrikaanse en Belgische roots en Congolezen aan het woord gelaten in de film In vele handen van het Belgisch-Congolese filmcollectief Faire-part. De personen laten hun stem horen over een zelfgekozen object uit de collectie en vertellen welke betekenis het object voor hen heeft. Wie heeft het voorwerp gemaakt, met welke bedoeling en waar hoort het thuis?

Zou de tentoonstelling zonder de kunstobjecten niet geslaagder zijn geweest?

Mede door deze verkenningen zet de expo de toeschouwer aan om zelf bepaalde kritische interventies te doen die ons begrip van de manieren waarop geschiedenis wordt geschreven en wordt weergegeven verrijkt. Nu is het aan het MAS om als erfgoedinstelling dezelfde kritische zelfreflectie te doen. Want kan een museum ooit echt gedekoloniseerd worden als zijn collecties het product zijn van de plundering van koloniale gebieden?

We moeten in de eerste plaats erkennen dat collecties zoals de Afrikaanse in morele zin niet aan het MAS toebehoren. Pas als we dat doen, kunnen we echt de blijvende erfenis van het kolonialisme aanvechten. Daarnaast is het ook van belang dat we, in gevallen waarin restitutie op morele of juridische gronden wordt ondersteund, aandringen op meer gerechtigheid en economische voordelen voor gemeenschappen met een koloniaal verleden. De uitdaging voor het MAS en andere culturele en erfgoedinstellingen is nu om permanent de autoriteit te erkennen van degenen die historisch de mogelijkheid zijn ontzegd om te spreken en om beslissingen te nemen.