Aan alle reizen die (niet) gemaakt zijn
Door Maureen Ghazal, op Thu Dec 10 2020 23:00:00 GMT+0000Elke vrijdag pent een van onze vijf vaste online correspondenten een brief. In haar brief richt Maureen Ghazal zich eens niet tot een persoon, maar tot alle reizen die (niet) gemaakt zijn. ‘Ik wandel dagelijks in de omgeving waarin ik me nu bevind en probeer mezelf de blik aan te meten van een reiziger.’
Ik zou wandelen op de zanderige geboortegrond van mijn vader tussen beige bergen en met de warme wind door mijn haren. Ik zou er Arabische woorden leren en mijn kuiten laten aansterken bij het oplopen tegen bergwanden. Ik zou naar IJsland vliegen en vanuit het vliegtuig de uitgestrekte vlakte onder me zien. Bij aankomst zou ik de neiging voelen over het land te rennen zoals ik altijd de neiging heb te rennen over vlaktes die ik niet kan bevatten. Ik zou naar het noordelijkste punt van Groningen reizen. Daar waar het land overgaat in water. In het water zou ik een handvol zand loslaten uit mijn vaders geboorteland. Ik zou landschappen mengen, stukjes aarde dragen.
Begin dit jaar begon ik aan het Slow Writing Lab van het Nederlands Letterenfonds: een traject waarbij ik een jaar lang aan een zelfgekozen onderzoek werk. Ik diende een onderzoeksplan in waarbij ik drie reizen wilde maken. Ik wilde schrijven over verschillende landschappen en om daarover te kunnen schrijven moest ik er zijn, dacht ik.
In maart gingen mijn reisplannen in stof op. De daaropvolgende maanden kocht ik fotoboeken met afbeeldingen van polders doorheen heel Nederland, foto’s van beige bergen en de stad Nablus. Ik google IJsland en plaatste het poppetje in niemandsland: ik werd omgeven door rotsformaties en geisers. Bij het bladeren door de fotoboeken zocht ik naar bijpassende muziek. Terwijl ik naar de zandkleurige bergen staarde luisterde ik onafgebroken naar de klanken van een luit. Ik waande me op doortocht maar bevond me in werkelijkheid op één plaats. Tijdens de eerste maanden van de lockdown verbleef ik bij mijn ouders in de polder. Het was er stil en weids.
Met het stukje hout in mijn hand las ik de brief en liep ik in gedachten met ze mee.
Al gauw viel op de deurmat een brief van een vriendin. Bij het openmaken van de envelop rolde er een stukje hout uit. Ze schreef over de plek waar zij zich bevond: het bos nabij haar ouderlijk huis in Noord-Brabant. Haar vader wandelde al zestig jaar dezelfde ronde door het natuurgebied. Met het stukje hout in mijn hand las ik de brief en liep ik in gedachten met ze mee.
En ook met een vriend uit Parijs schreef ik wekelijks brieven. Ik vertelde hem over mijn wandelingen tussen de graslanden en hij vertelde mij over zijn Parijse appartement en huisgenoten en de stille straten waar hij op een dag verloren meubels vond die hij naar zijn huis sleepte en een nieuwe plek gaf.

Ik las en schreef steeds meer brieven van en naar vrienden en familie die zich ieder in hun eigen omgeving bevonden. We wisselden uitzichten en stukken grond uit. Ik hield de brievenbus nauwlettend in de gaten en verheugde me op een volgend landschap.
In juni gaf ik een week les aan kunstacademiestudenten van het Artez. Op de eerste dag van de week verschenen er achttien digitale gezichten. Voorafgaand aan de les vroeg ik de studenten elkaar een brief te zenden en de ander te vertellen over hun omgeving. Er ontstonden achttien landschappen. Uit sommige enveloppen kwamen schetsen, anderen bevatten bloemen en weer anderen vertelden in detail hoe de plek eruitzag. In de daaropvolgende dagen vroeg ik de studenten elke dag te wandelen en een gesprek aan te gaan met de plek waarin ze zich bevonden. Eén van de studenten zat dagelijks in een bloemenveld van waaruit hij schreef, een andere student hield insectenfamilies bij op een omkaderd stuk grond en weer een ander liep dagelijks dezelfde route en wisselde op de helft van de week haar voeten in voor een paardenrug, ze merkte dat het perspectief bij het paardrijden veranderde en vertelde dat het leek alsof ze zich in een hele andere omgeving bevond.
‘Ik zou in een vliegtuig kunnen stappen en naar Sjanghai vliegen, ik zou scheep kunnen gaan en naar Port Churchill in de Hudsonbaai varen, ik zou in een auto kunnen stappen en naar Parijs rijden’, begon Maarten Biesheuvel zijn boek Reis door mijn kamer. Maar dat deed hij niet. In plaats daarvan maakte hij een reis door zijn kamer. ‘Hier op mijn kamer zijn ladekasten vol met hangmappen, ja ik weet precies hoeveel hangmappen ik heb: twaalfhonderd!’ In iedere hangmap hangt een verhaal, schreef Biesheuvel. Je hoeft niet ver te gaan, om te reizen.
Dagelijks wandelde ik door de polder. Ik zag het einde van de winter overgaan in de lente en daarna in de zomer. Ik ontdekte nieuwe bomen, planten en paden. En toen ik in de zomer weer naar de stad verhuisde waar ik inmiddels zes jaar woon, vond ik ook daar nieuwe straten en pleinen.
Ondertussen verschenen in etalages van boekwinkels boeken met kaartjes waarop de landen stonden geschreven waarin het boek zich afspeelt. Een traditie in de zomervakantie. Ik koos ‘De acht bergen’ en reisde naar Italië.
Maar ondanks al de reizen die ik maakte, ondanks alle beelden die zich in mijn hoofd nestelden, voelde ik in mijn lichaam niet de sensatie van wisselende landschappen.
Maar ondanks al de reizen die ik maakte, ondanks alle beelden die zich in mijn hoofd nestelden, voelde ik in mijn lichaam niet de sensatie van wisselende landschappen. Ik rook geen warme lucht, ik raakte geen nieuwe aarde aan en voelde de grond die met tijd en afstand in meerdere reliëfs onder mijn voeten zou veranderen niet.
Toch ben ik dankbaar in deze kale tijd nog met mijn geest op reis te kunnen dankzij makers die me meenemen naar andere omgevingen. Zo zag ik bij het lezen van De acht bergen niet meer mijn eigen huis, maar de enorme rotsformaties in het Noorden van Italië. Het balanceren op de rotsen bedacht ik me er zo goed mogelijk bij.
Ik hunker nog altijd naar het fysiek op reis gaan. Naar het overgaan van landsgrenzen, de opwinding bij het zien van een nieuw landschap en het voelen van een ander klimaat, naar het dagenlang wandelen en aan het einde van de dag de voldoening in je benen voelen, naar de zon die in elk land op een andere manier op je huid schijnt.
Afgelopen week had ik alvast een voorproefje: wandelen op de Veluwe in Gelderland. Na maanden rond dezelfde omgeving te cirkelen voelde het als een hele nieuwe wereld.
En in de tussentijd blijf ik geduldig wachten tot er weer veilig gereisd kan worden. Ik sla fotoboeken open, luister naar bijpassende muziek, ontvang per post aarde en schrijf brieven terug. Ik wandel dagelijks in de omgeving waarin ik me nu bevind en probeer mezelf de blik aan te meten van een reiziger.