Aan de Verborgen Rechtvaardigen

Door Yves Petry, op Thu Mar 04 2021 19:45:00 GMT+0000

Elke vrijdag pent een van onze vijf vaste online correspondenten een brief. Yves Petry richt zich tot de 36 Verborgen Rechtvaardigen uit de joodse legende, of wie daar vandaag voor meent door te gaan. 'Vriendschap, rechtvaardigheid of goedheid gedijen niet op een door moralisme verziekte grond.'

Volgens een bepaalde joodse overlevering lopen jullie op aarde rond met z’n zesendertigen en wordt God er enkel en alleen door jullie bestaan van weerhouden om zijn schepping, die voor het overige, zoals iedereen weet, door en door verdorven is, simpelweg te vernietigen. Zodra één van jullie sterft, moet deze overledene onmiddellijk worden vervangen door een nieuw iemand. Mocht dat niet lukken, mocht God op een kwaaie dag geen zesendertig Rechtvaardigen meer vinden onder de mensen, dan zal het met de wereld alsnog zonder pardon zijn afgelopen. Er hangt met andere woorden veel van jullie af.

Kennelijk halen we nog steeds het minimumaantal aan Verborgen Rechtvaardigen dat volgens het verhaal nodig is voor het behoud van de wereld.

Wij kennen jullie niet, jullie kennen elkaar niet en geen van jullie weet van zichzelf dat hij (of zij, voegen we er in een hedendaagse adaptatie van die oude mythe aan toe) een Rechtvaardige is. Jullie zijn in elk opzicht Verborgenen. Alleen de Ultieme Instantie kent jullie bij naam. Ik heb me eens laten vertellen dat volgens de traditionele versie een Rechtvaardige niet noodzakelijk een jood hoeft te zijn. Dus in principe is het niet uitgesloten dat ik er zelf een ben. Gelukkig ken ik mezelf te goed om die gedachte langer dan anderhalve seconde ernstig te nemen. Als iemand als ik al een Rechtvaardige had mogen heten, dan zouden we met veel meer dan zesendertig zijn geweest.

Jullie mythe is me al jaren bekend en heeft me altijd zeer aangesproken. Ze drukt uit dat rechtvaardigheid iets zo kostbaars is dat de wereld er zijn bestaansrecht aan te danken heeft. Tegelijk is rechtvaardigheid een zo zeldzaam goed dat niet meer dan zesendertig stervelingen het belichamen. En zelfs al vermenigvuldigen we dat getal met een factor die overeenstemt met de geschatte toename van de wereldbevolking gedurende pakweg de laatste twee millennia, dan komen we uit op nog altijd niet meer dan zo’n vijftienhonderd à tweeduizend Rechtvaardigen. Bitter weinig, als je het mij vraagt.

Ik zie weinig heil of goedheid in die massale uitstoot van zelfpromotionele prekerigheid en moralistische borstklopperij. In mijn oordeel zijn dat eerder tekenen van moreel verval.

Kennelijk halen we nog steeds het minimumaantal aan Verborgen Rechtvaardigen dat volgens het verhaal nodig is voor het behoud van de wereld. Twijfelachtiger is het of er in deze tijd nog zesendertig mensen te vinden zijn die de betekenis van dit verhaal waarderen. Want tegenwoordig lopen er heel wat rond met het idee zichzelf voor een rechtvaardige te mogen houden. Rechtvaardigheid wordt vandaag bepaald niet opgevat als een zeldzaam goed. Velen geloven er een sterk ontwikkelde zin voor te bezitten, zo zou je althans kunnen concluderen uit het optreden van talloze zelfverklaarde rechtvaardigen, wier deugd vaak in de eerste plaats bestaat uit een zeer gretig en luid en agressief en niet altijd even geloofwaardig lijden aan de onrechtvaardigheden waar – uiteraard - anderen schuldig aan zijn.

Nu kan ik er mezelf maar niet toe brengen grote waarde te hechten aan dat kabaal. Het steekt me zelfs danig tegen. Ik zie weinig heil of goedheid in die massale uitstoot van zelfpromotionele prekerigheid en moralistische borstklopperij. In mijn oordeel zijn dat eerder tekenen van moreel verval. Vergis ik me? Ik kan er in elk geval weinig aan doen. Diep vanbinnen ben ik er kennelijk rotsvast van overtuigd dat rechtvaardigheid een even kostbaar als zeldzaam iets is. Ik vind niet dat de eerste de beste kijftante er zomaar aanspraak op kan maken. En dat gevoel had ik reeds toen ik mezelf nog jong mocht noemen. Al is dat in feite niet meer dan twintig, dertig jaar terug, soms lijkt het eeuwen geleden, zozeer is de publieke sfeer intussen veranderd.

Altijd weer diezelfde taalklonters die zich als bloedstolsels vastzetten in ons brein en ons vermogen tot waarachtig praten doen afsterven.

Hoe komt het dat figuren die van top tot teen uit voorspelbare frases of klinkklare sentimentaliteit bestaan, tegenwoordig op zoveel gehoor kunnen rekenen? Het is me een raadsel. Soms heb je de indruk dat we als collectief ons laatste restje mensenkennis overboord hebben gegooid. Honderden, duizenden, honderdduizenden sloven zich uit om op zoveel mogelijk krantenpagina’s en langs zoveel mogelijk televisiekanalen en via zoveel mogelijk computertoepassingen hun behaagzieke weldenkendheid uit te venten, hun militant-stroperige bekommernis om al wat leeft en lijdt onder de zon. Laat uw linkerhand niet weten wat uw rechterhand doet, die wijsheid is aan dat soort mensen niet besteed. Dag in dag uit toeteren ze ons hun hooggestemde streven in de oren.

In mijn tijd zouden we gelachen hebben om zoveel opgeblazenheid. We hadden die aanstellers gewoonweg uitgefloten en hun ingebeelde autoriteit op hoongelach onthaald en zijzelf zouden hun nummertje lang niet zo dikdoenerig hebben durven opvoeren als vandaag. Hoe ongetemd we toen nog waren! Wij deden niet alsof we geheel en al uit goede wil waren opgetrokken, we zouden dat van elkaar trouwens ook niet hebben geloofd. Cynisch waren we daarom zeker niet, maar lichtgelovig waren we evenmin. Eigenlijk beschikten we toen over een gevoel voor echt en onecht dat een mens vandaag veeleer geacht wordt bij zichzelf te onderdrukken.

Moraalfilisters roepen op tot verbondenheid en doen dat onveranderlijk op een toon die mijn zin voor verbondenheid alleen maar vergalt.

Want inmiddels liggen de zaken anders. En hoe! Overal dat geschetter van verontwaardiging. Dat spervuur van verwijten. Altijd weer diezelfde taalklonters die zich als bloedstolsels vastzetten in ons brein en ons vermogen tot waarachtig praten doen afsterven. Het is onze verdomde plicht om. We kunnen niet langer toekijken hoe. Als mens maar vooral als moeder/vader vind ik dat. Racisme. Seksisme. Gerechtigheid. Eindelijk krijgen de slachtoffers. De juiste kant van de geschiedenis. Samen. De waarden waar Europa/Amerika voor staat.

Allemaal woorden, opiniemakerwoorden, die geen mens in een eerlijk gesprek van vriend tot vriend in de mond zou nemen en die nog nooit iets goeds hebben bewerkstelligd. Maar ik vermoed dat moraalfilisters zich vanwege hun schijnheiligheid geen echte vrienden kunnen veroorloven en allang vergeten zijn wat eerlijkheid is, voor zover ze dat al ooit hebben geweten. Zij maken van empathie een principe en het gevolg is dat empathie me gaat tegenstaan. Zij roepen op tot verbondenheid en doen dat onveranderlijk op een toon die mijn zin voor verbondenheid alleen maar vergalt. Je voelt het aan je hart, je voelt het aan je water, je wéét het gewoon, ook al kun je het niet zwart op wit bewijzen: vriendschap, rechtvaardigheid of goedheid gedijen niet op een door moralisme verziekte grond.

Wat zouden we erop vooruitgaan, mochten we allemaal opnieuw onze zwijnerigheid oprecht onder ogen zien, ons schaamteloze opportunisme, onze ongeneeslijke ikzucht.

Maar wat ik daarover ook mag zeggen, het gaat gewoon op in het algemene krakeel. Vandaar mijn vraag aan jullie, Ware en Verborgen Rechtvaardigen: zouden jullie anders eens een keertje uit dat verborgene en in de openbaarheid willen treden? Al is het maar voor even, lang genoeg om ons door de onmiskenbare aura van jullie heiligheid en eventueel door jullie buitengewone en misschien wel godgegeven woorden tot gepaste bescheidenheid te manen. Onze morele pretentie het zwijgen op te leggen en ons weer nederig te stemmen. Wat zouden we erop vooruitgaan, mochten we allemaal opnieuw onze zwijnerigheid oprecht onder ogen zien, ons schaamteloze opportunisme, onze ongeneeslijke ikzucht en partijdigheid, onze aangeboren gebreken, onze ingebakken onrechtvaardigheid en onze fundamentele kluchtigheid. Het zou daardoor misschien nog niet meteen een betere maar tenminste toch al een eerlijkere en geestiger wereld worden. Moralisme zou wellicht niet langer worden verward met talent of inzicht. Wie weet zou dat zelfs interessantere praatprogramma’s opleveren. Stel je dat eens voor!

Moeilijkheid is natuurlijk dat jullie zelf niet weten dat jullie de Rechtvaardigen zijn. Wie zich door dit verzoek van mij voelt aangesproken, is dus meer dan waarschijnlijk niet een van diegenen aan wie het was gericht. Wat is en blijft moraal toch een heikel domein. Ik begrijp dat jullie maar met zesendertig zijn.

Eerbiedige groeten,
Yves Petry