Ontmanteling van de foyer
Door Esmée Maluta, op Thu Jul 25 2024 22:00:00 GMT+0000In het noorden van Parijs werden twee sociale wooneenheden uit de jaren 1970 grondig getransformeerd. Esmée Maluta onderzocht de gevolgen van die ingrepen voor de migrantengemeenschappen die ze betrekken. ‘Allen samen een maaltijd nuttigen lukt niet meer.’
De Foyers des Travailleurs Migrants voor Maghrebijnse of West-Afrikaanse mannen zijn een stukje vergeten Franse geschiedenis. In de loop van hun zestigjarige bestaan zijn de foyers ingrijpend getransformeerd, op ruimtelijk en architecturaal vlak, maar evengoed qua gebruik en perceptie.
Een foyer is een huisvestingsmodel dat de Franse overheid in de jaren 1960 ontwikkelde om gastarbeiders uit de Maghreb-regio onderdak te bieden. Later, na de onafhankelijkheidsoorlogen, kwamen voornamelijk West-Afrikaanse gastarbeiders er wonen. Tot op vandaag is het woonmodel voorbehouden aan wat de Franse staat beschouwt als ongehuwde mannen. In werkelijkheid zijn de mannen meestal getrouwd in hun thuisland – ‘traditionele’ huwelijken die niet erkend worden door de Franse overheid.
Voor de overheid was het ‘behandelingsplan’ een manier om in te grijpen in de ‘communautaire’ levenswijze van de bewoners.
In de jaren 1990 kwamen de migranten in een negatief daglicht te staan, voornamelijk door de opkomst van politiek extreemrechts. Er ontstond een gestigmatiseerd beeld van West-Afrikaanse islamitische mannen die samenhuizen in foyers. Ze zouden onhygiënisch en ‘communautair’ (geïsoleerd, met een sterke negatieve connotatie) leven en weigeren zich aan te passen aan de Franse cultuur.
Die stereotiepe beeldvorming leidde in 1997 tot een nationaal ‘behandelingsplan’: Le Plan de Traitement des Foyers de Travailleurs Migrants. Dat hield in dat alle foyers op het Franse territorium verbouwd moesten worden, zogezegd vanwege hun verouderde staat. Maar voor de overheid was het ook een manier om ruimtelijk in te grijpen in de ‘communautaire’ levenswijze van de bewoners. Via het nationaal plan en de bijbehorende grootschalige renovaties drong de staat een levenswijze op. De leefwereld van de bewoners werd volledig omgegooid.
Staatsideaal
Ik onderzocht twee foyers in het noorden van Parijs: Fillettes en Lorraine. Aan de hand van veldwerk – interviews en observaties – en archiefonderzoek richtte ik mijn blik op de ruimtelijke gevolgen van het plan uit 1997. Ik analyseerde de stedenbouwkundige toestand, de veranderende architectuur van beide foyers en zoomde ook meer specifiek in op de aanwezige keukens.
Fillettes werd in 2008 gerenoveerd en getransformeerd volgens de richtlijnen van het nationaal plan; Lorraine in 2017. Die twee wooneenheden bieden elk een andere blik op de geschiedenis van de foyers en de gevolgen van Le Plan de Traitement. Fillettes neemt een tussenpositie in: het behoudt vandaag elementen van de oorspronkelijke ‘communautaire’ foyers uit de jaren 1970, bewoond door West-Afrikaanse mannen, maar geeft ook een inkijk in wat de overheid als de ‘ideale’ foyer zag. Lorraine, dat later onder handen werd genomen, kunnen we beschouwen als een verregaande belichaming van dat ideaal.


Fillettes werd in 1971 gevestigd op een industrieterrein in de gemeente Aubervilliers, ten noorden van Parijs. Hoewel de gemeente over residentiële wijken beschikte, koos men ervoor de foyer in een industriële zone te bouwen. Een evidente keuze, benadrukten medewerkers van de foyer en onderzoekers: ‘De arbeiders bevinden zich vlakbij hun werkplek, de foyer blijft voor de stad aan het oog onttrokken én het is goedkoop.’ De motieven voor dit type huisvesting van gastarbeiders komen zo aan het licht: de woonplek van de gastarbeiders wordt bepaald door de omgeving waar gewerkt moet worden, de gastarbeiders worden uit het zicht van de Franse bevolking gehouden, en de kostprijs van de huisvesting dient maximaal gedrukt te worden. Fillettes blijft vandaag een afwijkend element in de wijk: de nabije omgeving van de foyer is deel van stadsontwikkelingsprojecten en wordt volop gegentrificeerd. Op de plek waar ze ooit werd weggemoffeld, wordt de foyer nu stilaan een obstakel.
Fillettes blijft een afwijkend element in de wijk: de nabije omgeving van de foyer wordt volop gegentrificeerd.
In tegenstelling tot Fillettes werd Lorraine in 1979 ingeplant in een al dichtbebouwd gebied: het negentiende arrondissement van Parijs, dat tussen de jaren 1980 en 2000 een heropleving kende. Ook hier is sprake van gentrificatie. Door de stijgende huur- en aankoopprijzen van woningen worden bewoners die niet tot de middenklasse behoren (zoals de arbeidsmigranten) vaak gedwongen om andere oorden op te zoeken. Maar Lorraine bleef waar het stond, en de foyer kreeg zelfs een centrale plaats in de ontwikkeling van het gebied, waarbij gestreefd werd naar een harmonieuzer samenleven. Met haar centrale ligging wordt Lorraine als embleem ingezet door de huisvestingsmaatschappij (Coallia) en het gemeentebestuur. In zekere zin wordt de gerenoveerde foyer zo zelf een middel voor gentrificatie.
Individualisering en controle
De evolutie van de foyers laat zich niet alleen qua inplanting bekijken, maar komt ook tot uiting in hun ruimtelijke inrichting. Voordat Le Plan de Traitement des Foyers de Travailleurs Migrants werd uitgerold, bestonden foyers uitsluitend uit collectieve ruimtes: slaapzalen, gemeenschappelijke sanitaire voorzieningen, kantines en ontmoetingsruimtes. In 2008 werd de collectieve foyer-dortoir (een ‘slaapzaalfoyer’) in Fillettes vervangen door een systeem van leefgroepen (unités de vie). Aan de ingang van de foyer bleven enkele collectieve ruimtes bestaan, zoals het ‘restaurant social et solidair’ en een gebeds- of polyvalente ruimte. De toegang tot die ruimtes, die ter beschikking staan van de bewoners, wordt echter gereguleerd door de gerant van de foyer, die de sleutels bewaart en vanuit zijn bureau via camera’s alle gemeenschappelijke delen in de gaten houdt. Zelfs in de weinige collectieve ruimtes die overblijven, is er op die manier een voortdurende individuele surveillance. Ook de slaapkamers in Fillettes werden geïndividualiseerd; iedere bewoner beschikt nu over eigen sanitair. Per leefgroep van elf slaapkamers is er één gemeenschappelijke keuken voorzien.
De toegang tot de collectieve ruimtes wordt gereguleerd door de gerant. Er is voortdurend controle.
De veel recentere renovatie in Lorraine trekt die individualisering nog verder door. Je kunt er amper nog spreken van collectief wonen. De bewoners leven in aparte studio’s. De enige uitzondering op de doelstelling van het nationaal plan is de gemeenschappelijke polyvalente ruimte (in gebruik als een gebedszaal) op het gelijkvloers.

Een foyer zou geen foyer zijn als er geen kantine – vandaag een ‘restaurant social et solidaire’ – was. ‘De keuken is het hart van het huis’, en dat geldt zeker voor de foyers, of althans tot vóór de recente transformatie ervan. Bewoners van de eerste foyers uit de jaren 1970 hadden een solidair maaltijdsysteem, la cantine du foyer. Een uitgeruste keuken en eetzaal werden voorzien door de huisvestingsmaatschappij, een team van koks (voornamelijk West-Afrikaanse vrouwen) werd door de bewoners aangesteld en bereidde West-Afrikaanse maaltijden. Vervolgens werden die maaltijden voor een lage prijs aan bewoners maar ook aan de bredere gemeenschap aangeboden. Met de opbrengst werden onder andere scholen en andere gemeenschapsgebouwen gerealiseerd in het dorp waarvan de bewoners afkomstig waren. Een ander systeem voor het bereiden van collectieve maaltijden in deze vroege foyers was koken per beurtrol, gefinancierd door een ‘groepspot’, waarbij het vaak de jongsten van de gemeenschap waren die die taak op zich namen.
In Fillettes bestaan vandaag nog steeds gemeenschappelijke keukens. Het beurtrolsysteem leeft voort. In Lorraine, daarentegen, beschikken de bewoners sinds de renovatie slechts over een kleine kitchenette. Het is er niet langer mogelijk om grote maaltijden voor groepen (per gemeenschap of familie) klaar te maken. Bovendien is er geen ruimte voorzien om de maaltijd samen te nuttigen: de kleine afmetingen van de studio’s laten het niet toe om samen te komen.
Volgens de Franse overheid waren de kantines uiterst onhygiënisch. Maar volgens de bewoners greep ze in omdat er winst werd gemaakt die naar het thuisland wegvloeide.
Het nationaal plan uit 1997 richtte zich duidelijk op de kantines die door de bewoners ontwikkeld werden in de jaren 1970. Volgens de Franse overheid waren de kantines uiterst onhygiënisch en werkten mensen er in slechte omstandigheden. De bewoners zelf denken daar anders over. Volgens hen greep de overheid in omdat er winst werd gemaakt die naar het thuisland wegvloeide.
De relatie tussen de kantine, de foyer en de buurt veranderde ingrijpend. Hoewel de vroege kantines ook bezocht konden worden door een breder publiek, moesten ze in de eerste plaats voorzien in maaltijden voor de bewoners zelf. In de nieuwe ‘sociaal-solidaire’ restaurants lijkt het publieke karakter net de focus te zijn. In Fillettes valt dat nog mee, en is de vroegere functie nog voelbaar. De ingang van het restaurant bereik je via de foyer: je komt binnen langs een gesloten zijdeur. Bovendien is de gevel van het restaurant volledig gesloten aan de straatkant. Net als vroeger is mond-tot-mondreclame de manier om te weten waar je een lekkere ‘mafé’ (een typisch West-Afrikaans gerecht op basis van pindasaus) kan verkrijgen.
In Lorraine is de situatie compleet anders. Het gebouw geeft langs de ene kant uit op de drukbezochte Rue de Crimée, langs de andere kant ligt het aan een weinig bezochte straat (Rue de Lorraine), die ik als ‘straat van achterkanten’ lees. Er zijn twee aparte ingangen. De toegang tot de foyer is sinds de transformatie te vinden in de Rue de Lorraine; het restaurant kreeg een zichtbare toegang en een zeer doorlaatbare façade op de Rue de Crimée. De bewoners zelf hebben geen rechtstreekse toegang tot het restaurant; dat was voorheen wel het geval. De kantines komen dus volledig los te staan van de foyers en hun bewoners. Hoewel de maaltijd een collectieve culturele waarde inhoudt, leidde het nationaal plan tot een vereenzaming bij het nuttigen van de maaltijd.
De bewoners houden hun herinneringen aan de ‘foyers-dortoirs’ levendig en trachten de ruimtelijke conditionering te omzeilen. Zo verandert de stemming na de werkuren van de gerant volledig. De inkomhal wordt dan een ontmoetingsruimte met een uitgelaten, conviviale sfeer. Kleinhandelaars vatten er post en mensen slaan praatjes met elkaar. Ook de individuele studio’s – door een van de geïnterviewden sardineblikjes genoemd – worden maximaal benut om toch gasten te kunnen ontvangen. ’s Nachts wordt af en toe een extra matras van onder een bed gehaald – of toch zolang het vaste slaapkamermeubilair dat toelaat.
Deze tekst maakt deel uit van het dossier De cultuur van sociale hoogbouw, samengesteld door Simon Allemeersch en Neslihan Dogan. De tekst is gebaseerd op de masterscriptie De afbouw van het collectieve foyer-model voor West-Afrikaanse gastarbeiders in Parijs. Een ruimtelijke analyse, Esmée Maluta, onder begeleiding van Luce Beeckmans (KULeuven) en Johan Lagae (UGent), augustus 2023.

This article was published in the context of Come Together, a project funded by the European Union.