Afrikaanse monarchen. Traditie en transformatie in een geglobaliseerde wereld
Door Baudouin Mena Sebu, op Wed Oct 23 2024 18:02:00 GMT+0000Afrikaanse vorsten vervullen een heel andere rol dan de koning of koningin in een westerse democratie. Naast spirituele brugfiguren zijn ze ook politieke en maatschappelijke actoren. Een vollediger beeld van hun functie en geschiedenis is belangrijk in het huidige debat over restitutie, schrijft Afrikanist Baudouin Mena Sebu.
Ons beeld over monarchieën is vaak gekleurd. Al dan niet bewust koppelen we het koningshuis aan de natiestaat. De koning(in) is afhankelijk van een democratisch verkozen parlement, dat beslist wat het koningshuis mag doen. De vorst heeft in die context vooral symbolische macht. De voornaamste taak van het koningshuis bestaat erin de natie te vertegenwoordigen en samenhorigheid te bevorderen. Het doet dat bijvoorbeeld met gelegenheidstoespraken, in het bijzonder op de nationale feestdag. Het volkslied weergalmt, er is een militair defilé, en een menigte scandeert: ‘Lang leve de koning(in)!’
Dat is natuurlijk een vereenvoudiging van de werkelijkheid, maar het schetst ons eurocentrische denkkader. We gebruiken dat model nog al te vaak om andere koninkrijken wereldwijd te begrijpen en te analyseren. Dat leidt tot vertekeningen, zeker wanneer het gaat om Afrikaanse monarchieën. Daar is een monarchie niet per definitie gekoppeld aan de natiestaat. Zo heeft het Afrikaanse continent veel meer vorsten dan natiestaten; in de Democratische Republiek Congo alleen al zijn er meer dan vijfhonderd monarchen, die niet per se de hele natie vertegenwoordigen. Ze representeren een deel van de bevolking dat hun gezag erkent. Op het Afrikaanse continent krijgen koningen en koninginnen bovendien andere benamingen dan op het Europese continent: ze heten er niet alleen kings en queens, maar ook traditionele autoriteiten, chiefs, chef coutumiers, sultans enz.
Kameroense monarchen in Parijs
In 2022 bezocht ik Sur la route des chefferies du Cameroun in het Parijse Musée du Quai Branly, een tijdelijke tentoonstelling die verandering trachtte te brengen in het eurocentrische perspectief op de monarchie. Dat de expo er met succes in slaagde om de (West-)Kameroense monarchieën aan een Europees doelpubliek te presenteren, was te danken aan de nauwe samenwerkingen tussen het museum, de Kameroense diaspora en de traditionele autoriteiten die de bevolking in Grassfields – de regio die centraal stond – vertegenwoordigden. Als bezoeker werd je ondergedompeld in zowel de zichtbare als onzichtbare werelden van West-Kameroense monarchieën: je zag de indrukwekkende koninklijke architectuur, artefacten, kleurrijke klederdrachten en andere cultuur- en gebruiksvoorwerpen die verwezen naar traditionele autoriteiten. Daarnaast waren er verhalen over zowel bovennatuurlijke geloofsovertuigingen als het bestaan van geheime genootschappen. Zo kwamen bezoekers in contact met het Kun’Gang-genootschap, waarvan de leden instaan voor de veiligheid van traditionele autoriteiten. Ze bieden niet enkel fysieke maar ook metafysische bescherming: ze doen een beroep op bovennatuurlijke krachten en staan regelmatig in contact met voorouderlijke geesten.
De grote diversiteit van Kameroense monarchieën is op het eerste gezicht verrassend – sommige monarchieën liggen op slechts honderd kilometer van elkaar.
De expo gaf bezoekers een goed beeld van de grote diversiteit van Kameroense monarchieën. Die diversiteit binnen één regio is op het eerste gezicht misschien verrassend – sommige monarchieën liggen op slechts honderd kilometer van elkaar. De focus op hun verschillen vormde een tegenwicht tegen het simplistische beeld dat we vaak van Afrikaanse traditionele autoriteiten hebben: monarchen zijn daarbij ofwel de ‘echte’ vertegenwoordigers van traditie, waarbij ze gereduceerd worden tot het verleden, ofwel collaborateurs die dansen naar de pijpen van een (post)koloniaal bestuur.
Een koloniale constructie?
Die eendimensionale blik heeft haar wortels in het Europese koloniale verleden. Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw bezetten Europese mogendheden het Afrikaanse continent op gewelddadige wijze. De bezetting ging gepaard met een racistische beeldvorming waarbij Afrika gereduceerd werd tot een continent zonder voorgeschiedenis. Wat Afrikanen vóór de komst van Europeanen deden, bleef gewoonlijk buiten beschouwing. Weinig tot geen aandacht werd besteed aan Afrikaanse monarchieën of andere bestuursvormen, hoewel die een belangrijke rol speelden.
Die koninkrijken hadden een eigen sociopolitieke structuur, stonden vaak in contact met andere regio’s en voerden regelmatig handel tot ver buiten hun grenzen. In West-Afrika bestond van de dertiende tot de zeventiende eeuw het Mali-koninkrijk, dat bekendheid genoot in heel de Sahelregio en zelfs tot in het Midden-Oosten. Veel soortgelijke Afrikaanse monarchieën bleven bestaan tot aan de vooravond van de Europese kolonisatie. Koloniale mogendheden debatteerden hevig over de toekomst van de Afrikaanse koninkrijken. De Fransen pleitten voor hun afschaffing om assimilatie te faciliteren. De Engelsen en Duitsers verdedigden dan weer hun voortbestaan. Niet uit respect voor eeuwenoude tradities, maar omdat ze de bestaande sociopolitieke structuren wilden integreren in het koloniale project. Daarachter ging zeker ook een financiële overweging schuil. Om het profijt te maximaliseren, wilde men zo veel mogelijk besparen door zo weinig mogelijk Europeanen naar Afrika te sturen en steeds meer taken te delegeren aan Afrikanen. Het werd hun taak om het koloniale beleid uit te voeren tegen een mager loon of met een uitbetaling in natura.
Door de inbedding van Afrikaanse koninkrijken in de koloniale bestuursvormen konden ze blijven bestaan. Maar die continuïteit leidde tot het ‘bevriezen’ van Afrikaanse culturen in de beeldvorming van Europeanen. Afrikanen werden gradueel ontdaan van hun rijke voorgeschiedenissen, die vanaf dan tot het ‘verleden’ behoorden. In veel academische teksten van die tijd, die doorspekt waren met discriminerende en racistische denkbeelden, ging men de Afrikaanse traditie voorstellen als onveranderlijk. Die voorstelling stond in schril contrast met termen als ‘moderniteit’, ‘vooruitgang’ en ‘toekomst’, die de Europese geschiedenis definieerden.
Traditionele Afrikaanse autoriteiten die zich schikten naar de nieuwe machthebbers konden hun onderdanen dus verder besturen in een opgelegd administratief territorium en met goedkeuring van de kolonisator. Toch botsten westerse ambtenaren vaak op verzet. Sommige traditionele autoriteiten weigerden hun onderdanen te onderwerpen aan extreme dwangarbeid. De Amerikaanse historicus David Newbury beschrijft in The Land Beyond the Mists (2009) hoe dat eraan toeging in het Grote Merengebied in Midden-Afrika. Wanneer de dwangarbeid te extreem werd, verplaatsten sommige traditionele autoriteiten een hele bevolking naar een andere regio zonder medeweten van het koloniale bestuur.
Daartegenover had je traditionele autoriteiten die hun macht net bestendigden via het koloniale bestuur. Ze genoten mee van de taksen en vergaarden zo meer rijkdom. Dat leidde in de jaren 1950 tot veel kritiek in antikoloniale kringen. Traditionele autoriteiten werden beschouwd als collaborateurs die uit waren op geld en macht. Postkoloniale academici zoals Mahmood Mamdani beschreven hen later als ‘gedecentraliseerde despoten’: Afrikaanse traditionele autoriteiten als verlengstukken van het Europese koloniale beleid die geweld tegen hun eigen bevolking gebruikten. Hoewel hun collaboratie met het koloniale bestuur niet in dank werd afgenomen, slaagden veel monarchen erin om hun macht ook in het postkoloniale Afrika te behouden dankzij hun sacrale status en hun snelle aanpassing in een geglobaliseerde wereld – van het gebruik van sociale media tot internationale mobiliteit om te netwerken.
Sacrale figuren
Afrikaanse monarchen bekleedden een spirituele functie in hun samenleving. Ze dienden hun bevolking te beschermen in goede en slechte tijden. Die bescherming bekwamen ze bij voorouderlijke geesten in de onzichtbare wereld. Via de natuur, krachtbeelden of andere magische voorwerpen legden traditionele autoriteiten contact en fungeerden ze als brugfiguur. Traditionele autoriteiten konden via offers en rituelen ook raad krijgen, gevaren opsporen of de natuur controleren. Hun interventie kon leiden tot een succesvolle oogst of hevige regenval na maanden van droogte. De macht die de monarchen kregen van hun voorouders konden ze herverdelen onder hun onderdanen, bijvoorbeeld aan het hogergenoemde Kun’Gang-genootschap.
Monarchen dienden hun bevolking te beschermen in goede en slechte tijden. Die bescherming bekwamen ze bij voorouderlijke geesten in de onzichtbare wereld.
Dat rituelen de basis vormden voor macht, wisten kolonisten ook. Koloniale ambtenaren en missionarissen namen rituele objecten in beslag om de macht van traditionele autoriteiten in te perken en Afrikanen zo te ontwortelen van hun culturele denkkaders. In het begin gooiden ze de objecten op de brandstapel, maar later stuurden ze die op naar het moederland. Ze werden in Europese musea geëtaleerd als koloniale pronkstukken of als oorlogsbuit. Een van die objecten is een krachtbeeld van een Congolese koning, chef Ne Kuko, dat terechtkwam in de collectie van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika. Het beeld werd aan het einde van de negentiende eeuw geroofd door de Belgische handelaar Alexandre Delcommune tijdens een brutale strafexpeditie in Boma. Het werd verschillende keren teruggevraagd door chef Ne Kuko zelf, zijn nabestaanden en de Zaïrese overheid. Hun verzoek tot restitutie kreeg echter nooit gehoor.

De koloniale overheersing betekende niet het einde van sacrale rituelen. Traditionele autoriteiten blijven ook vandaag belangrijke brugfiguren tussen de zichtbare en onzichtbare wereld. Er worden nieuwe sacrale objecten gemaakt; andere voorwerpen worden geherinterpreteerd en in andere contexten ingezet. In haar doctoraatsonderzoek aan de UGent toont Sophie Komujuni aan hoe rituelen een belangrijke rol speelden om mensen te verzoenen na hevige conflicten in Noord-Oeganda. Sinds de jaren 1970 werd de regio geteisterd door rebellengroepen, ontvoeringen en vluchtelingencrisissen. Het leidde tot een collectief trauma dat men met rituelen probeerde te helen. Komujuni geeft het voorbeeld van het Mato Oput-ritueel. Aanvankelijk werd dat ingezet om verzoening te brengen tussen verschillende gemeenschappen of familieleden na een moord(poging). De twee partijen kwamen samen en ondergingen verschillende reinigingsrituelen over een lange periode. Het ritueel werd geleid door ouderen die verbonden waren aan het koningshuis. Lange tijd was de rol van de vorsten in dat proces beperkt, maar dat veranderde met de massale instroom van internationale ngo’s in Noord-Oeganda sinds de jaren 2000. Zij gingen Mato Oput promoten en commercialiseren. Ngo-medewerkers betaalden traditionele leiders voor de uitvoering van het ritueel. Ze waren ervan overtuigd dat Mato Oput het collectieve trauma in de regio kon bezweren. Vanuit dat oogmerk gingen ze het ook inzetten bij andere cases dan moordpogingen. Het ritueel werd ook beperkt in de tijd: voortaan konden verschillende partijen alle reinigingsrituelen op één dag ondergaan. Die transformatie benoemt Komujuni als een neotraditioneel gebruik.
Die neotraditionele rituelen vonden ook hun weg naar Europa. In 2022 beschuldigde de Guinees-Franse profvoetballer Mathias Pogba zijn broer (tevens profvoetballer) Paul Pogba van hekserij. Paul Pogba zou zich beroepen op Afrikaanse sacrale rituelen – verbonden met traditionele autoriteiten, marabouts en waarzeggers – om succes te boeken op het veld en om de carrière van zijn tegenstanders negatief te beïnvloeden, zoals die van zijn ploeggenoot Kylian Mbappé. Pogba’s zaak kreeg in Frankrijk aandacht van populaire programma's als Touche pas à mon poste! en op zenders als TV5MONDE.
Vorst in een geglobaliseerde wereld
Sinds de jaren 1990 zien we een hernieuwde interesse voor Afrikaanse monarchen op het Afrikaanse continent. Die interesse kwam er gedeeltelijk door westerse ngo’s en overheidsinstellingen. Die hadden weinig vertrouwen in Afrikaanse overheden. In hun zoektocht naar nieuwe partners benaderden ze Afrikaanse vorsten. Zij genoten al een zekere autoriteit in rurale gebieden en stonden dicht bij de plaatselijke bevolking. In ontwikkelingsprojecten fungeerden traditionele autoriteiten dan als tussenpersonen die meestal het praktische gedeelte voor hun rekening namen, soms in ruil voor gigantische bedragen. In een onderzoek toont Monika Rózalska hoe de Nigeriaanse vorst Otumfuo Osei Tutu 4,5 miljoen Amerikaanse dollar kreeg van de Wereldbank voor de implementatie van een educatief project in zijn regio. Veel monarchen gingen zich ontwikkelingsprojecten toe-eigenen en pleitten voor de implementatie ervan op lokaal, provinciaal, nationaal en zelfs internationaal niveau. Zo zoekt de Congolese vorst Mwenda-Bantu sinds zijn machtsovername in 1997 naar (inter)nationale financiering om de levenskwaliteit van zijn onderdanen te verbeteren.
Vorsten hebben een plaats gevonden in de samenleving als docenten, dokters, advocaten, ondernemers, landbouwingenieurs enz.
Tegenwoordig hebben de Afrikaanse vorsten ook andere functies. Olusegun Obasanjo vervulde een politieke functie toen hij als Nigeriaans president het land bestuurde tussen 1999 en 2007. Buiten de politiek hebben vorsten een plaats gevonden in de samenleving als docenten, dokters, advocaten, ondernemers, landbouwingenieurs enz. Royale identiteit geven ze nog altijd een centrale plek in hun leven. Zo ontvangen ze mensen op audiëntie en dragen ze traditionele klederdracht of gebruiksvoorwerpen tijdens speciale gelegenheden.
Traditionele autoriteiten vertegenwoordigen hun bevolking en hun rijke geschiedenis voor, tijdens en na de kolonisatie. Ze hebben een sacrale functie en staan in voor het behoud én de transformatie van tradities in een geglobaliseerde wereld. Op verschillende manieren komt Europa met hun tradities in contact – via een tentoonstelling of het voetbal. Ook in de context van de huidige restitutiedebatten zullen Afrikaanse vorsten een plek opeisen. Om hen daarin hun rechtmatige plaats te laten innemen is een vernieuwd, diverser en correcter beeld van 'monarchie' een absolute voorwaarde.

This article was published in the context of Come Together, a project funded by the European Union.