Alleen maar mooie dingen
Door Jordi Lammers, op Fri Jan 26 2024 23:00:00 GMT+0000Met Perfect Days eert regisseur Wim Wenders de kleine dingen. Met veel oog voor detail laat hij de schoonheid zien die rust in regelmaat en routine. Maar maakt het voorspelbare leventje van Wenders’ hoofdpersonage, een eenzame schoonmaker in Tokio, echt gelukkig? Of zegt dat wantrouwen vooral iets over onze eigen aannames over een ‘geslaagd’ leven?
Weinig ontstaansgeschiedenissen zijn zo wholesome als die van Perfect Days (2023), de nieuwe film van de inmiddels 78-jarige Wim Wenders. Benaderd door de marketingafdeling van Tokio om een serie korte documentaires over hun gloednieuwe toiletgebouwen te maken, vloog de Duitse regisseur naar de hoofdstad van Japan, waar hij zo bevangen werd door die architectonische kunstwerkjes dat hij het zonde vond om het bij een paar opnames te laten. Wat volgde was het idee voor een karakterschets van een zwijgzame schoonmaker die niets anders ambieert dan een dag die exact als de vorige verloopt.
Het resultaat, Perfect Days, laat zich gemakkelijk navertellen. Iedere dag ontwaakt Hirayama met het geluid van een buurvrouw die de stoep veegt en rijdt hij na het drinken van een koud blikje frisdrank naar het centrum van Tokio om de rest van de dag toiletten schoon te maken. Aan technologie doet hij niet. Hij luistert oude cassettes van The Rolling Stones, Patti Smith en Lou Reed, leest paperbacks voor het slapen en kijkt het liefst de hele dag naar de schaduw van een boompje dat zachtjes op en neer beweegt. Een simpel, analoog bestaan, dat kort wordt opgeschud als zijn nichtje na jaren afwezigheid weer voor zijn deur staat.
Films over mensen met een vredig leven – ik heb er een zwak voor. Paterson (2016) bijvoorbeeld – de film van Jim Jarmusch waarmee Perfect Days veel wordt vergeleken – verleidde me tot het idee om in de toekomst een buschauffeur te worden die in zijn vrije tijd gedichten schrijft. Dat zoiets waarschijnlijk niet gaat gebeuren, doet er niet toe. Het gaat om dat opgetilde gevoel, die mogelijkheid dat alles anders kan zijn. Als liefhebber van slice of life zou Perfect Days me dan ook meteen verliefd moeten maken. Toch duurde dat even. Het had iets te maken met de toiletgebouwtjes, die te mooi ogen om waar te zijn, iets met de frisdrankautomaat pal voor Hirayama’s huis waaruit de protagonist elke ochtend een koud blikje tovert. Ik werd er wantrouwig van. Een film met zulke heerlijke beelden toont misschien eerder de scherpe blik van een filmmaker met veel oog voor wonderlijke details dan het bestaan van een arme schoonmaker in een chaotische metropool. Tegelijkertijd maakt dit spanningsveld het verhaal zo boeiend. Want waarom zou zo’n man niet volkomen tevreden zijn? Wat zegt dat wantrouwen over mijn idee van een geslaagd leven?
Het gaat om dat opgetilde gevoel, die mogelijkheid dat alles anders kan zijn.
Wenders lijkt helemaal geen realistisch stadsportret te willen geven. Het gaat om die blik van Hirayama, de rest blijft buiten beschouwing. Er is bijvoorbeeld wel file, maar in plaats van uitlaatgassen krijgt de kijker een prachtig longshot van een eindeloze rij auto’s, omringd door de zachte lichten van een langzaam ontwakende stad. En er is wel armoede, maar nooit zoveel dat Hirayama daar onder gebukt gaat. Het volledige plaatje krijg je niet te zien. In plaats daarvan zoomt Wenders in op de details: een streep zonlicht op een bankje in het park, een ijskoud glas water na een werkdag, een jong plantje aan de rand van de weg. Mooie dingen, allemaal mooie dingen.

De locaties maken de film zo perfect. Na het schoonmaken van een toiletgebouw wandelt Hirayama binnen een paar seconden van een drukke straathoek naar een trap die hem naar een afgelegen park leidt. Kijk, zegt Wenders, overal om je heen ligt het geluk voor het rapen. Je hoeft er alleen maar even naartoe te lopen.
Het is knap hoe Perfect Days ondanks deze romantische weergave van een analoog leven geen boomer-film met een hoog vroeger-was-alles-beter-gehalte wordt. Er zijn daarvoor immers genoeg risico’s: een protagonist die elke avond een boek leest en niet weet wat Spotify is, een soundtrack met liedjes uit de jaren 1970 en 1980 die je al in honderd andere films hebt gehoord. De verwijzing naar vroeger zit hem alleen al in dat nostalgische 4-3 formaat – een ode aan de Japanse grootmeester Yasujirō Ozu – waarmee Wenders meteen een kijkaanwijzing geeft: je hoeft de wereld niet in breedbeeld te aanschouwen, soms is dat wat al aan je voeten ligt veel interessanter. Dat het toch niet belerend overkomt, heeft te maken met de focus op Hirayama. Zijn geluk, zijn rust, daar draait het om.
Het is knap hoe Perfect Days ondanks de romantische weergave van een analoog leven geen boomer-film met een hoog vroeger-was-alles-beter-gehalte wordt.
Bovendien speelt Perfect Days slim in op het verlangen naar slow living dat ook een nieuwe generatie bereikt. Als Hirayama’s nichtje een dag mee gaat schoonmaken, wil ze, geïnspireerd door haar oom, ook alleen nog maar analoge foto’s maken, en als een vriendinnetje van zijn collega voor het eerst naar een cassette van Patti Smith luistert, kust ze hem van enthousiasme op zijn wang. Deze personages voelen diezelfde verlossing die ik als kijker had. Je hoeft helemaal niet zo’n digitaal leven te leiden. Er is een uitweg.
Verlangen dus, daar draait het om. Verlangen naar rust, verlangen naar regelmaat, verlangen naar schoonheid. Met zijn alledaagse beelden en geluiden van vogels, krekels en ritselende bomen weet Wenders dit als geen ander over te brengen. Opent Hirayama zijn raam na een regenachtige nacht, dan ruik je haast de frisse lucht die naar binnen waait; en laat hij zich na een lange werkdag in een stomend bad zakken, dan voel je hoe het water zijn huid verwarmt. Door al dat zintuiglijke genot maakt Hirayama, ondanks het gebrek aan een vriendenkring, meer contact met zijn leefomgeving dan zijn collega die voortdurend op zijn mobieltje kijkt. Hij is helemaal niet alleen; de wereld heeft genoeg te bieden. Perfect Days had in al zijn zintuiglijkheid ook een manga van Jiro Taniguchi kunnen zijn, de Japanse stiptekenaar die in zijn slice of life-klassieker The Walking Man (1992) een personage opvoert dat niets anders doet dan een beetje door de stad wandelen, rondkijken en genieten, soms bezweet door het warme weer, dan weer nat van de regen, maar altijd met de glimlach van iemand die het leven neemt zoals het komt. Jaloersmakend is het. Zo’n zorgeloos bestaan, wie wil dat niet? Toch bekroop me bij beide werken het gevoel dat de personages ook een heleboel aspecten van het leven missen. Doelloos rondlopen, iedere dag hetzelfde doen – is dat allemaal niet ook een beetje oppervlakkig? Natuurlijk zit er schoonheid in routine, maar zit geluk hem niet net in de dingen die onbeheersbaar zijn? Ja, is net contact met anderen, hoe onvoorspelbaar ook, niet wat het leven dynamiek geeft? Het wonder dat geen dag zich herhaalt?
Perfect Days had in al zijn zintuiglijkheid ook een manga van Jiro Taniguchi kunnen zijn, die in The Walking Man (1992) een personage opvoert dat niets anders doet dan een beetje door de stad wandelen, rondkijken en genieten.
Dit spanningsveld tussen een stabiel en een spontaan leven doet me denken aan het werk van Hong Sang-soo, de Zuid-Koreaanse regisseur die in zijn trage films over vriendschap, liefde of familiebanden nauwelijks zijn best doet om de kijker bij de les te houden. Zijn films zijn het best te omschrijven als niemendalletjes, al klinkt dat wellicht veel negatiever dan ik bedoel, aangezien het juist zijn kracht is om je zonder visueel vuurwerk, bijzondere dialogen of spectaculaire plottwisten betrokken te maken bij het lief en leed van zijn personages die vrienden bezoeken, een broodje in het park eten of koffie drinken met collega’s. In The Woman Who Ran (2020) bezoekt een vrouw drie oude vriendinnen terwijl haar man op businesstrip is. Op de bank bij een van die vrouwen vraagt een vriendin haar of ze nog veel contact met anderen heeft. ‘Nee’, zegt ze. ‘Ik wil zo weinig mogelijk mensen zien, want wanneer ik iemand zie, zeg ik dingen die ik niet wil zeggen en doe ik dingen die ik niet wil doen. En daar word ik dan weer verdrietig van.’
Deze angst voor verbinding zit ook in Hirayama, zij het weggedrukt door de routines waarmee hij zijn dag opvult. Het komt pas aan de oppervlakte wanneer zijn zus op de stoep staat om zijn nichtje op te halen en hij zich geconfronteerd ziet met het voor de kijker onbekende verleden waar hij van weg is gerend. Vanaf dat moment gaat het met Hirayama bergafwaarts. Hij begint weer te roken en te drinken en zijn onbezorgdheid maakt plaats voor stress. Deze verandering komt treffend tot uiting in de manier waarop hij naar de dakloze man kijkt die altijd in het park danst. Aanvankelijk glimlachte hij om die aparte bewegingen, nu betrekt zijn gezicht bij het zien van die gekke man die moederziel alleen om zijn as draait. Plotseling lijkt hij het allemaal te missen – een partner, vrienden, aanrakingen, seks. Hij vlucht naar een viaduct met een paar biertjes en een pakje sigaretten en komt daar een man tegen die nog maar een paar maanden te leven heeft. Ze raken aan de praat, kuchen bij een sigaret die toch best heftig blijkt te zijn en vragen zich af of een schaduw donkerder wordt als er een andere voor schuift. Aangemoedigd door de alcohol doen ze een test. Hirayama gaat voor de andere man staan, bukt zich en bekijkt het resultaat. Duidelijk donkerder, vindt Hirayama, maar de andere man ziet geen verschil. Wat volgt is een potje schaduwtikkertje, waarbij Hirayama en de man als twee kleine kinderen achter elkaar aan rennen tot ze hijgend en lachend tegenover elkaar staan – een zeldzaam intiem moment in een film waarin personages voortdurend afstand houden.
De angst voor verbinding zit ook in Hirayama, zij het weggedrukt door de routines waarmee hij zijn dag opvult.
In veel andere films zou het een sleutelscène zijn, een moment waarna de protagonist een ommezwaai maakt en toch weer een familielid of vriend bezoekt. Bij Perfect Days gebeurt dat niet. De volgende ochtend wordt Hirayama namelijk weer net als anders uit zijn slaap gehaald door het geveeg van zijn buurvrouw en breekt er opnieuw een dag vol herhalingen aan: de zucht als hij naar buiten loopt, het koude blikje in de auto, de cassettes. Het evenwicht is hersteld. De dag kan weer beginnen.