Als een blaadje dat van een boom op de grond is gedwarreld

Door Evelyne Coussens, op Mon Mar 16 2020 23:00:00 GMT+0000

Mag het echte sterven een plaats krijgen op een podium als reproduceerbaar spektakel? In Requiem pour L. van choreograaf en regisseur Alain Platel, wordt over die vraag nauwelijks getheoretiseerd. In het gelijknamige boek schetst Platel tussen de lijnen een beeld van de ontregelende verknoping van een mens met zijn werk én de dunne grens tussen moraal en ethiek.

We weten intuïtief dat het sterven tot het leven behoort, al worden we daar doorgaans niet graag aan herinnerd. Alain Platel en componist Fabrizio Cassol duwen ons in 2018 met de theatervoorstelling Requiem pour L. nog eens met de neus op de feiten. In de voorstelling wordt honderd minuten lang het sterven van L., een oude kennis van Platel, in beeld gebracht.

Op de voorgrond zingt en danst een groep van veertien performers ter ere van haar – Cassol heeft van de klassieke dodenmis een bewerking gemaakt die tradities en culturen van over de hele wereld door elkaar gooit. Op het beeldscherm achteraan, in sober zwart-wit, zien we hoe L., liefdevol omringd door haar naasten, wordt geëuthanaseerd. Avond aan avond.

“Naar Requiem pour L. brengt elkeen zijn eigen doden mee.”

Requiem pour L. is een voorstelling zonder klassieke choreografie. Dat betekent niet dat er niet wordt gedanst, integendeel – de lichamen van zangers en muzikanten worden voortgestuwd door de vitale compositie van Fabrizio Cassol. Voorts is de setting sereen. Het beeld vult de achterwand maar is statisch. Met halfgesloten ogen leunt L. achteruit in een kussen met aandoenlijk bloemmotief; ze bevochtigt de lippen, wrijft zich in de ogen. Af en toe verschijnt er een hand in beeld, die zachtjes haar bovenarm streelt.

Al zijn hele tournee lang, nu bijna drie jaar, maakt Requiem pour L. extreem heftige publieksreacties los. “Naar Requiem pour L. brengt elkeen zijn eigen doden mee,” zo schrijft Platel in zijn boek, dat in 2019 bij uitgeverij EPO verscheen en de geschiedenis van deze productie schetst.

Dat boek is franjeloos, op het documentaire af. Het is duidelijk geboren uit Platels nood om lang na de première in Berlijn nog te dealen met dit creatieproces dat, zo geeft hij zelf aan, er behoorlijk diep heeft ingehakt. Het is grosso modo chronologisch opgebouwd uit herinneringen, dagboekachtige notities, mails, brieven, reconstructies van gesprekken en situaties, maar met ruimte voor uitweidingen en sprongen terug in de tijd.

Platel neemt ons in zijn zoektocht naar het begrijpen van de dood mee naar zijn vroegste jeugd.

Platel zelf is de verteller die zijn gedachten, gesprekken, twijfels en beslissingen met ons deelt, vanaf zijn eerste ontmoeting met de ongeneeslijk zieke L. in mei 2017 tot de vele reacties die hij op de voorstelling krijgt, lang na L.’s dood. Of neen; eigenlijk gaat Platel nog verder terug. In zijn zoektocht naar het ‘begrijpen’ van de dood – en van de wens tot sterven – neemt hij ons mee naar zijn familiegeschiedenis en zijn vroegste jeugd.

Nieuwsgierig naar het andere

In die zin is Requiem pour L. ook een zijdelingse autobiografie, met dien verstande dat de intieme verhalen uit Platels geschiedenis niet worden ingezet in functie van zijn portret, maar van het portret van zijn praktijk – en die blijkt voortdurend in wording.

De autobiografische passages tonen hoe alles wat Platel al van kindsbeen af (en zelfs via de verhalen van vorige generaties) heeft gezien, gedaan en gelezen hem heeft gevormd, hoe alle ontmoetingen, alle observaties, alle wandelingen met de hond, hoe alle muziekstukken en kunstwerken, alle kleine en grote ervaringen in de trechter gaan en uitmonden, niet in waarheden, zekerheden of dogma’s, maar in nieuwe gesprekken, vragen en ontmoetingen. In een keten van steeds muterende inzichten.

Platel vertelt gretig over zijn ontmoetingen met mensen, dieren, de natuur, kunstwerken, het verleden, de geschiedenis,…

Dat klinkt wellicht banaal – evolueert elke kunstenaar niet in relatie tot zijn context? –, maar in Platels geval lijkt het aangaan van relaties an sich het basisfundament van zijn oeuvre, veeleer dan theoretische, filosofische, politieke of esthetische concepten. In het boek zijn zo’n concepten nauwelijks te bespeuren. Des te gretiger vertelt de verteller over zijn ontmoetingen met mensen, dieren, de natuur, kunstwerken, het verleden, de geschiedenis, …

Hij doet dat op een bijna naïeve toon, maar dwars door dat web aan kleine en grote gebeurtenissen rijst voor de lezer een vermoeden van Platels omgang met de wereld. Een omgang die niet gevat dient te worden in grote woorden of statements, omdat het naast poëtica ook gewoon mode de vie is. Als vanzelfsprekend staat in die modus de nieuwsgierigheid naar de ander/het andere centraal.

Alain Platel © Chris Van der Burght

Neem nu de verwarring die Platel overvalt wanneer er kritische vragen komen rond het vermeend neokoloniale aspect van Requiem pour L. – of het wel kan dat een groep overwegend zwarte, mannelijke performers een ode brengt aan een witte vrouw. De choreograaf raakt in het boek niet verder dan het beschrijven van zijn onvermogen om op deze vraag een zinnig antwoord te formuleren.

Wie hem tot op dat punt is gevolgd begrijpt waarom: een verdediging zou enkel kunnen bestaan uit het omstandig uitleggen van zijn persoon en praktijk. Platel denkt immers niet in opposities, niet in termen van witte of zwarte performers, dansers of muzikanten, westerse of niet-westerse muziek. De vraag refereert aan een binariteit die hij, wellicht net omwille van zijn geprivilegieerde positie, in de praktijk al lang gepasseerd is. Métissage – van culturen, tradities, disciplines – vormde het hart van zijn werk lang voor ‘dekolonisatie’ een begrip werd.

Van moraal naar ethiek

Op dezelfde, bijna terloopse (maar niet achteloze) manier behandelt het boek Requiem pour L. de olifant die de kamer vult: de morele discussie over de vraag of het geoorloofd is het sterven op deze manier op te voeren, als een te herhalen kunstwerk. Van bij het begin van het boek is Platel zich bewust van het risico. ‘Dit is obsceen’, denkt hij, wanneer hij in mei 2017 in zijn auto zit, op weg naar zijn eerste afspraak met L. Maar hoewel de kwestie bigger than life brandt doorheen de driehonderd pagina’s, mondt ze nergens uit in filosofische of politieke stellingnames.

Opnieuw is het in de gesprekken met L., met de familie van L., met huisarts Marc Cosyns, met alle medewerkers van les ballets C de la B, met zijn vrouw Isnelle en met alle vrienden en verwanten dat zich voor Platel gaandeweg een ‘juiste’ manier van handelen openbaart. Dat handelen is geen statisch gegeven maar een beweeglijk proces. Het is het leven zelf dat op ieder moment voorschrijft wat er moet gebeuren.

Wie ethisch wil leven dient zich, hoe paradoxaal het ook klinkt, juist te ontdoen van de betrokkenheid bij één partij.

Op een onnadrukkelijke, organische manier ziet de lezer zo hoe Platel de oversteek maakt van een persoonlijke moraal naar een meer onthechte ethiek. In haar essay Wereldvreemdheid maakt filosofe Patricia De Maertelaere een helder onderscheid tussen beide op basis van het begrip ‘identificatie’. Moreel handelen, zo schrijft ze, berust op gelijkenis: je voelt je verbonden met degene die op je lijkt (de bedelende vrouw met kind raakt bij uitstek de langslopende moeder) en dus gaat je medelijden uit naar deze ene ‘ander’.

Wie echter ethisch wil leven dient zich, hoe paradoxaal het ook klinkt, juist te ontdoen van de betrokkenheid bij één partij, om het totaalplaatje in ogenschouw te nemen, en vanuit die bredere (maar onpersoonlijke) empathie niet te doen ‘wat (volgens jou) goed is’ maar wel ‘wat (gezien de omstandigheden) passend is’.

Een kunstwerk dat het spektakel wil overstijgen kan moeilijk gegrond zijn in persoonlijke moraal.

Het leidt tot de gedachte dat een kunstwerk dat de anekdotiek/het spektakel wil overstijgen maar moeilijk kan gegrond zijn in zo’n persoonlijke moraal. In Requiem pour L. lezen we tussen de lijnen door hoe het onderwerp van Platels denken en handelen zachtjes verschuift, van de figuur van L. (en Platels persoonlijke betrokkenheid bij haar en haar familie) naar een breder perspectief: het sterven an sich, dat van ons allemaal.

De concrete artistieke creatie vangt aan wanneer Platel loskomt van de vraag hoe hijzelf juist kan handelen ten aanzien van L.. Ook de ploeg maakt die switch. Sommige performers zijn sterk religieus – de idee van een zelfgekozen einde is voor hen geen evident gegeven. Maar ze overstijgen de persoonlijke moraal – wat zij zelf goed of fout vinden – omdat ze zien dat het passend is om dit voor L. te doen.

Het is de afstand die het perspectief opentrekt en de voorstelling ‘toegankelijk’ maakt.

Het is juist die afstand die het perspectief opentrekt en de voorstelling ‘toegankelijk’ maakt, niet alleen voor de medewerkers maar ook voor het publiek. Platel en zijn ploeg maken van Requiem pour L. een ethisch kunstwerk door zich te onthouden van een al te dwingende identificatie met de casus van L., en de keuze om te sterven in beeld te brengen als een gegeven waarop verschillende perspectieven mogelijk zijn.

Die emotionele terughoudendheid is geen blijk van ongevoeligheid, integendeel, het wijst juist op een extreem grote betrokkenheid – bij de mens als geheel, als worstelend en stervend wezen. Het boek over Requiem pour L. toont zonder ook maar een zweem van defensiviteit hoe zo’n aanpak de morele discussie overbodig maakt.