Ammehoela

Door Arne De Winde, op Thu Jun 13 2024 22:00:00 GMT+0000

En de winnaars van de Vlaamse verkiezingen zijn … alle partijen, afgezien van Open VLD. Tevredenheid was het sentiment dat elke voorzitter voorwendde – zelfs die kerel met de snor. In werkelijkheid ziet Arne De Winde maar één grote winnaar. ‘De hele campagne lang waren zij het referentiepunt.’

In 2015 gaf Bart De Wever het befaamde gelivestreamde openingscollege politicologie bij professor Carl Devos aan de UGent. Het thema was toen migratie en identiteit (het lijkt wel de enige constante in het politieke discours van de laatste tien jaar). In een semiotische sequentie (01:00:00-01:07:00) stelt hij de objectiviteit en neutraliteit van de media ter discussie door mechanismen van framing bloot te leggen. De Wever betoogt dat de media een cruciale rol spelen in de zogenoemde opinieoorlog, doordat ze de grenzen vervagen tussen ‘feiten’ en ‘de interpretatie van feiten’, tussen ‘constructieve journalistiek’ en ‘constructie’. In die zin zijn ze volgens hem ‘actor in de versluiering’ geworden, permanent de perceptie sturend. Compleet in de war gebracht door al die (tegen)verhalen en perspectieven kan de kijker/lezer – aldus De Wever – enkel nog uitstoten: ‘Ammehoela!’ Welnu, dit semiotische denkkader vormt de ideale lens om enigszins te vatten wat er op 9 juni is gebeurd.

Afgezien van Open VLD hebben blijkbaar alle Vlaamse partijen de verkiezingen gewonnen. Het is een verdonkeremanen van het feit dat Vlaams Belang de grote winnaar is. Al leek zelfs haar eigen voorzitter dat niet helemaal zo te zien: wat parmantig stond Van Grieken afgelopen zondagavond tijdens het voorzittersdebat op VRT aan zijn desk, een hand aan de kin – om denken te mimicken –, een bokkend kind dat niet tegen zijn verlies kan.

Dat hij in de touwen leek te hangen, heeft alles te maken met de hyperfocus op ‘de’ peilingen: iedereen mat blijkbaar zijn resultaat af aan peilingen die er eigenlijk – zo werd tot in den treure herhaald – niet toe deden. Op Vlaams niveau gaat Vlaams Belang er maar liefst 4,2% op vooruit, maar blijft het onder de peilingen – en dus is de rest blij; CD&V zakt 2,4% maar de voorzitter ziet een te bestendigen opmars, want ‘twee jaar geleden stonden we ten dode opgeschreven’ – en dus moeten ze blij zijn; Groen haalt begot 7,3% maar dat was beter dan de prognoses waarin de partij flirtte met de kiesdrempel – en dus moeten ze blij zijn (terwijl de ‘groene grondstroom’ waarover de co-voorzitter het in zijn overwinningsspeech had niet meer dan een miserabel pisbeekje blijkt).

Mozaïek van screenshots uit 'De verkiezingsmarathon', (c) VRT

Zo opgepompt euforisch ging het er dus op de verkiezingsavond bij alle partijen (behalve eentje) aan toe. Het is een intrieste vertoning tegen beter weten in: 22,7% van de Vlamingen stemde regionaal op een extreemrechtse partij; in drie Vlaamse provincies is Vlaams Belang de grootste. Vlaams Belang is electoraal geworden wat ze inhoudelijk al was: een volkspartij. Dat kon je het best merken als je aan de slag was in een telbureau – zeker in de Denderstreek logen de stapels stembiljetten er niet om. Terwijl de bijzitters het vijf jaar geleden soms niet konden laten zich luidop te verontwaardigen over die ene gestaag aangroeiende stapel, hielden die zich nu welbewust (en zoals het hoort) op de vlakte. Nee, je kan Vlaams Belang-stemmers niet meer wegzetten als exoten of marginalen (zoals dat ooit bon ton was). Op Zwarte Zondag in 1991 stemde een op de tien voor Vlaams Blok; vandaag is dat een op de vier – en in de Denderstreek zelfs een op de drie.

Natuurlijk is ook N-VA een niet-ingebeelde winnaar, maar de partij maakt zich beter geen illusies. De enige reden dat N-VA de grootste blijft is dat zij de grootste heeft. Op de vraag wat Bart De Wever betekent voor de partij, antwoordde Zuhal Demir treffend: ‘Hij is alles voor de partij.’ Meesterlijk wist De Wever de framingmechanismen, die hij in zijn openingscollege semiotisch ontleedde, naar zijn hand te zetten. Hij doorzag als geen ander het mediatieke spel dat zich ontvouwde.

Voor Het Conclaaf mocht elke partij een kandidaat afvaardigen. Niemand leek te beseffen dat de winnaar van deze schertsshow ook de winnaar van de verkiezingen zou worden.

In de media werd politiek gereduceerd van een ideeënstrijd tot een strijd van – steeds weer dezelfde – personen. Laat je dat als partijvoorzitter gebeuren, dan weet je op voorhand dat je verloren bent. Het lijkt wel alsof je Stan Van Samang en Jelle Cleymans naar een auditie met Robert De Niro stuurt voor een rol als maffiabaas in een Hollywoodkaskraker en denkt: wie weet. BDW is the elephant in the room, die iedereen vertrappelt – zelfs als hij zwijgt. Elke kleine geste, elke oogbalrol, elke zucht, elk achtergrondgefluister: het wordt gezien, het wordt gehoord – en het destabiliseert en ondermijnt de ander. Hij is misschien niet de slimste van de klas, maar weet wel zo over te komen – en dus is hij ook daadwerkelijk de slimste van de klas. Dat verklaarde hij ook zonder gêne in de VTM-studio’s op verkiezingsavond, met de schijnbescheiden aanvulling: ‘Nobody likes a smartass’. Maar dat was dus de tactiek: die immer spitante en sarcastische betweter van een klasgenoot zijn. De BDW van De Slimste Mens was helemaal terug. Hij kwam (van ’t Schoon Verdiep), hij zag (wat neerbuigend in het rond) en hij overwon.

Wat N-VA uiteindelijk de overwinning opleverde, was een flagrante verschraling. Het doorgedreven personalisme leidde ertoe dat steeds dezelfde kopstukken in de spotlights stonden. Elke partij werd gereduceerd tot een enkele figuur, wat bij het voorzittersdebat tot vragen in de huiskamers leidde als: ‘Wie is die gast met die snor?’ en ‘Wat? Is dat de voorzitter van de liberalen?’ En als een partij twee figuren uitspeelde, dan moet een van hen uiteindelijk toch wijken (‘tandem’, my ass): zo moest interimmer Melissa Depraetere twee dagen na de verkiezingen alweer de plaat poetsen voor haar ‘mateke’, Conclaaf-deelnemer Conner Rousseau.

Terwijl de bijzitters het vijf jaar geleden soms niet konden laten zich luidop te verontwaardigen over die ene gestaag aangroeiende stapel, hielden die zich nu welbewust (en zoals het hoort natuurlijk) op de vlakte.

Voor dat politieke spelprogramma mocht elke partij één kandidaat afvaardigen. Niemand leek te beseffen dat de winnaar van deze schertsshow ook de winnaar van de verkiezingen zou worden. Kort voordat op de verkiezingsavond het voorzittersdebat van start ging op VRT, zond VTM een intimistisch solo-interview uit met Bart De Wever, dat zeker vijf minuten draaide rond zijn ‘spraakmakende’ deelname aan Het Conclaaf. Als debaters maar blijven zeggen dat ze eigenlijk niets te zeggen hebben (behalve dan dat ze nog een kebab gaan eten of een pintje drinken) en dat er enkel maar ‘tijd opgevuld’ (Sammy Mahdi) wordt, dan moet je niet verwonderd zijn dat kijkers collectief wegzappen – zoals ze dat ook eerder al deden. Drie dagen voor de verkiezingen stemden we massaal af (er was nu eenmaal geen stante pede bingemogelijkheid) op de bijna twee maanden daarvoor opgenomen slotaflevering van Het Conclaaf. Alsof de politieke gebeurtenissen van de laatste weken (na opname van Het Conclaaf) er niet meer toe deden. Sterker nog: de politieke actualiteit in de aanloop naar de verkiezingen werd juist bepaald door de saillante voorvallen en uitspraken in Het Conclaaf. Met al dat complexloze geciteer over de zendergrenzen heen leek Het Conclaaf wel het ondenkbare verwezenlijkt te hebben: een pax media.

De ware inzet van het programma was: wie doorstaat de test van de montage – en dus de framing – het best? In dat verknipte universum van oneliners, moppen en ‘scènes’ viel Van Grieken compleet door de mand: een gladde aal werd plots een houten Klaas. Petra De Sutter onthield zich van het infantiele gekrakeel. En Alexander De Croo, die wilde vooral als positivo overkomen – wat niet werkt in een soap, die draait om conflict (en dus besliste hij later in een wanhoopspoging om de mogelijkheid van een Vivaldi II resoluut uit te sluiten en zich zo impliciet tegen zijn eigen regering te keren – een faliekante zet in de perceptiestrijd). Hij had daarenboven als premier duidelijk ook andere dingen aan zijn hoofd dan drie dagen opgesloten te zitten in een kasteel met aanstellers die van de banaalste uitspraak of handeling een politiek beladen act maken. Hij vertrok na anderhalve dag op buitenlandse missie, werd vervangen door derderangsspeler Tom Ongena – en het was game over voor Open VLD.

De N-VA maakt zich beter geen illusies. De enige reden dat de partij de grootste blijft is dat zij de grootste heeft: Bart De Wever.

Het was daar, in Het Conclaaf, dat Bart De Wever zich opwierp als staatsman, en op meesterlijke wijze all-in speelde: het zal ‘ik’ zijn – of de ondergang. De catastrofe van een Vivaldi II of de extreemrechtse zondvloed: maakt niet uit; ik ben het enige alternatief – dat was de boodschap, en die kwam aan. Steeds weer bezwoer hij de zogenaamde crisis van het leiderschap in de westerse samenleving en dat in dubbele zin: hij riep ze op om ze te verdrijven. Zag je het dan niet? Hij was het, de verloren gewaande, alom gerespecteerde leider die terug op het toneel verscheen. De Wevers messiascomplex uitte zich onomwonden in zijn uitspraak in De Standaard, ‘ik ben de enige die ik vertrouw (om premier te worden)’. Om dat allesverblindende imago (ook van zelfopoffering, want BDW zou zelfs nederdalen uit het Schoon Verdiep om de staat te redden) op te bouwen, moest en zou iedereen wijken: (haast) geen Stikstof Zuhal, geen Boxershort Ben, geen Franke Theo, geen Sterke Jan (wie zeg je?) …

Alle andere partijen hebben het spel meegespeeld omdat ze al te naïef dachten het zo te kunnen winnen – met (min of meer) één figuur. We geloven natuurlijk wel dat die andere kopstukken samen met al hun zogenoemde militanten van deur tot deur, en van markt tot markt zijn gegaan, maar in de mediamarkt zagen we ze niet. Tot de verkiezingsmarathonuitzendingen gevuld dienden te worden en plots Hilde Crevits, Frank Vandenbroucke, Jan Jambon en consorten vanonder hun steen werden gesleurd.

Of we het nu willen (weten) of niet, de ware ‘kracht van verandering’ gaat uit van Vlaams Belang.

Gekoppeld aan die personalistische schraalheid was er ook een thematische kaalte. Slechts drie thema’s leken ertoe te doen: migratie, koopkracht en defensie. Nauwelijks iets over onderwijs, klimaat, zorg en welzijn, cultuur … Met geen woord repte De Wever over dat vermaledijde woke-isme, waar hij een jaar voordien nog een heel boek aan meende te moeten wijden. Plots stond Van Grieken helemaal alleen in de loopgraven van de cultuuroorlog, die BDW – al in 2015 – mee had uitgeroepen. En dus hebben alle partijen zich ook op thematisch vlak laten ringeloren, want door enkel op heikele kwesties op het federale niveau te focussen, kon N-VA zich positioneren als oppositiepartij – terwijl ze op Vlaams niveau al twintig (!) jaar onafgebroken meeregeert.

Of we het nu willen (weten) of niet, de ware ‘kracht van verandering’ gaat uit van Vlaams Belang, die het politieke discours naar rechts heeft versleept en de hele campagne lang angst heeft gezaaid, niet alleen voor de ander, maar vooral voor zichzelf. Zij waren het referentiepunt. Zij zijn de reden dat iedereen (behalve Open VLD dan) viert, of doet alsof tenminste (zelfs een of andere kerel met een snor).