Assen van vergankelijkheid, 2010–2023
Door Pieter Vermeulen, op Fri Sep 01 2023 04:00:00 GMT+0000In haar honderdste nummer activeert rekto:verso een archief van twintig jaar kunstkritiek. Pieter Vermeulen reageert op één pagina uit Steffie Desmets bespreking van de film The Road (2010), verschenen in nr. 40 uit 2010. De verfilming van Cormac McCartys illusieloze boek past volgens Vermeulen niet meer bij een klimaatveranderende wereld: 'die wereld is veel weirder en potsierlijker en vreemdsoortiger dan de apocalyptische wereld die klimaatfictie ons de afgelopen twintig jaar heeft getoond.'
‘De as van de vergane wereld waait door de leegte’: de zin vat de bedrukkende vibe samen van The Road, een verfilming uit 2009 van een boek van Cormac McCarthy. Het boek vertelt het verhaal van een vader en een zoon die tegen beter weten in door een dode wereld wandelen op weg naar geen toekomst. De film legt daar een deprimerende grayscale-filter bovenop waardoor de hele planeet donker, stil, en koud wordt. Alleen as blijft over. De rest is leeg.
McCarthy’s illusieloze en apocalyptische verbeelding vatte zeventien jaar geleden de sfeer van toenemende bezorgdheid over een klimaatveranderende wereld. Alleen doem leek gepast voor een wereld die zou opdrogen tot een woestijn die geen menselijk leven meer verdroeg. Toen ik het boek in 2006 las, paste die sfeer mij als gegoten; ik was jong en er zat een zekere cool in het emotieloos aanvaarden van de onvermijdelijkheid van het allerergste.
‘De as van de vergane wereld waait door de leegte’: in 2023 lees ik die zin helemaal anders. De wereld niet als een plaats waarin alleen de asse van de dood en de vergankelijkheid rest, maar als een planeet die onvoorspelbaar rond haar as (als in: ‘axis’) door het heelal tolt. Dat beeld is een stuk frivoler en grotesker, een stuk onnozeler ook. Dat wil ook zeggen: bevrijd van de dodelijke ernst en volgehouden humorloosheid van McCarthy’s boek. Zeventien jaar later lijkt dat soort monochrome doem ook gewoon niet zo goed bij een klimaatveranderende wereld te passen; die wereld is veel weirder en potsierlijker en vreemdsoortiger dan de apocalyptische wereld die klimaatfictie ons de afgelopen twintig jaar heeft getoond. Het is een ontregelde wereld waarin klimaatactivisten tomatensoep gooien naar de ‘Zonnebloemen’ van Van Gogh; waarin de artificiële intelligentie die de klimaatcrisis zou moeten gaan oplossen vooral uitblinkt in het genereren van beelden van de paus in een pufferjack; waarin stijgende temperaturen hagedissen van geslacht doen veranderen, berggeiten doen krimpen, en coquí-kikkers luider doen kwaken. De toestand van die wereld is evenzeer hopeloos als fundamenteel onserieus.
Ik schrijf dit vier dagen nadat McCarthy is gestorven. Uit de necrologieën komt een vreemde en eigenzinnige figuur naar voren – iemand die liever arm was en elke dag bonen at (en zijn vrouw verplichtte mee te eten) dan betaalde lezingen te geven; iemand die zich thuis voelde in het Santa Fe Institute, een dure denktank waar hij met wetenschappers ouwehoerde over complexe systemen en de oorsprong van het heelal; iemand die in zijn roman Suttree (1979) een heel leger aan freaks en misfits opvoert en een centrale plaats geeft aan een personage dat compulsief seks heeft met fruit. Ik zoek op Goodreads naar een gepast McCarthy-citaat – de eerste hit is ‘Somebody has been fuckin my watermelons. Cormac McCarthy, Suttree’. En ik bedenk dat dat eigenlijk gewoon een veel betere epitaaf voor deze vergane wereld is.

Steffie Desmet, ‘De verpletterende leegte van het heelal’, nr. 40, 2010, p. 13.
Bekijk deze recto en verso, en andere archiefstukken en reacties uit het honderdste nummer ook hier.