Beste Alfred Schaffer

Door Dean Bowen, op Thu Dec 31 2020 23:00:00 GMT+0000

Elke vrijdag pent een van onze vijf vaste online correspondenten een brief. Deze week schrijft Dean Bowen na een jaar waarin de wereld rondom zijn as tolde, een nieuwjaarsbrief aan Alfred Schaffer, de Nederlandse dichter die in 2021 de P.C. Hooft-prijs krijgt. ‘Wie zich durft over te geven aan de poëzie, weet dat de wenteling niet hoeft te leiden tot ontheemding.'

De wereld tolt rond haar as en hoeft geen empathie voor ons te voelen. We tuimelen een nieuw jaar in waarbij de enige zekerheid, de donderwolken aan de horizon lijken te zijn. Ik probeer het cynisme af te wenden, maar mijn gebrek aan naïviteit staat mij niet toe meer hoopvol te zijn over 2021 dan het jaar waar we, kleerscheuren en al, zojuist uit ontsnappen. Ik vrees voor wat het effect van de onzekerheden waarmee mijn medemensen te kampen hebben zal zijn. Ik vrees voor het anti-intellectualisme. Voor de robuustheid van onze organisatie bij het wegvallen van alle vertrouwen in de systemen die ons dienen te instantiëren. Nieuwe jaren, nieuwe cycli, nieuw begin. Het is allemaal arbitrair en dat is oké.

Ik probeer het cynisme af te wenden, maar mijn gebrek aan naïviteit staat mij niet toe meer hoopvol te zijn over 2021 dan het jaar waar we, kleerscheuren en al, zojuist uit ontsnappen.

Dit alles gezegd hebbende kijk ik terug op een bijzonder jaar. Een jaar waarin ik zag dat er ook dingen te vieren waren. Ik werd hieraan herinnerd toen ik naar de laatste aflevering van het VPRO-programma Mondo keek, waarin bevriend schrijver Joost Oomen, die een ongekende parel voor de nieuwe Nederlandse literatuur schreef, een pleidooi maakte voor het bejubelen. Dingen als de duizenden mensen op straat voor de BLM-protesten. De geboorte van mijn nichtje. De publicatie van mijn tweede boekje. De erkenning die vriend en broeder, Elten Kiene, ontving van het Prins Bernhard Cultuurfonds voor zijn werk. Maar ook de nieuwe boeken van Simone Atangana Bekono en Raoul de Jong. De academische publicaties rond het slavernijverleden (en daarmee ook het heden) van de steden Amsterdam en Rotterdam. De strijdlust van Lillith Mag, KOZP, Black Queer & Trans Resistance en alle andere organisaties en platforms die ik hier niet allemaal kan noemen.

De wereld tolt rond haar as en is rommelig. Een nieuw jaar zal niet anders zijn. Iedereen zoekt hun heil in wat zich aandient als noodzaak. Voor mij zal dit altijd in de kunsten zijn. Specifieker nog, zal het de poëzie zijn. Want wie zich durft over te geven aan de poëzie, weet dat de wenteling, de duizeling, niet hoeft te leiden tot ontheemding. Maar dat ze kan leiden tot een comfortabel soort dwaling in ons onvermogen volledig te vatten wie, wat en waarom we zijn wat we zijn.

Wie zich durft over te geven aan de poëzie, weet dat de wenteling, de duizeling niet hoeft te leiden tot ontheemding.

Ik had een zalvende afronding van het jaar al in juli opgegeven. Toen al vermoedde ik dat ook dit net begonnen jaar op eenzelfde manier als het vorige, een compleet waanzinnig zou worden. Slachtoffers blijven vallen. Ik denk dat we niet mogen onderschatten hoe lang de effecten van deze pandemie gevoeld zullen worden. Toch wist een kruimeltje goed nieuws mij in december te doen glimlachen van oor tot oor. Zo las ik in de kranten, tien dagen voor eerste kerstdag, dat jou de P.C. Hooft-prijs 2021 was toegekend. En het is hierom dat ik je deze eerste brief van het nieuwe jaar wilde doen toekomen.

Verwantschap openbaart zich op vele manieren. Veel van die manieren dienen nergens geëxpliciteerd te worden om toch betekenisvol te zijn. Zo heb ik het plezier gehad je enkele keren te mogen ontmoeten maar veel meer nog heb ik het plezier gehad me sinds het begin van dit nieuwe millennium te mogen verhouden tot je uitbreidende oeuvre waarin ikzelf een veelvoud van rollen mocht aannemen. Die van student bijvoorbeeld. Of deelgenoot en liefhebber. Van mens, dier en ding. Ik weet nog goed hoe ik met klamme handen, nu bijna drie jaar geleden, een korte bespreking van je las over de toen net genomineerde bundels voor de C. Buddingh’-prijs, waaronder de mijne. Hoe dankbaar ik was voor je lezing van mijn werk. Ik voelde me gezien. Wellicht begrepen. Het betekende veel. Generositeit is een te bejubelen kwaliteit.

Generositeit is een te bejubelen kwaliteit.

De wereld tolt rond haar as en ik weet de weg weer naar je schrijven te vinden. Ik voel me volledig ontoereikend in mijn kennis om iets inhoudelijks met betrekking tot jouw oeuvre de wereld in te slingeren. Ik voed me liever met de concentratie, de secuur geformuleerde regels. Ik ben veel minder op zoek naar hoe je doet wat je doet. Veel meer naar waarom het mét mij doet wat het doet. Welke plek mag affect hebben in eender welke analyse van je werk? Ik heb eens in een interview gezegd (en sindsdien is het een lijfspreuk geworden die ik, waar ik dan ook ben, met liefde met anderen deel), dat ik op zoek ben naar heksenspreuken in de poëzie. Daarmee bedoel ik dat er na het ervaren van dit stukje taal ofwel iets fundamenteel aan de wereld veranderd is, waardoor ik nooit meer op dezelfde manier naar de wereld kan kijken. Of waarbij er iets fundamenteel aan mijzelf veranderd waardoor ik nooit meer op dezelfde manier naar mijzelf kan kijken.

En ik vind het in je regels. Het is poëzie die me doet wankelen. Die me impliceert in de vragen. Die luidop afvraagt en me toestemming geeft het antwoord zelf ook niet in de vingers te hoeven hebben. Poëzie die mijn eigen schrijven van alternatieve ijkpunten voorziet. Die me toont dat een van de magische kwaliteiten van dít werk is dat als we ons blijven committeren, we alsmaar kunnen blijven groeien. Het toont me een route die ikzelf niet zal volgen. Allemaal hebben we te waden door onze eigen moerassen. Maar van de jouwe leer ik de validiteit van het meanderen. Het toelaten van steeds weer nieuwe resonanties om het veelvoud van de stemmen die in ons en daarmee in het werk kunnen huizen te voeden.

Ik schrijf deze brief omdat ik mezelf eraan wil herinneren dat verwantschap vele gedaanten kent.

De wereld tolt rond en ik schrijf deze brief om een nieuw jaar in te luiden. Ik schrijf deze brief om je te bedanken. Om te zeggen dat de prijs je meer dan gegund is. Ik schrijf deze brief om iedereen die ook maar de moeite doet dit stukje taal te lezen aan te sporen je te lezen. Om überhaupt meer te lezen en dan vooral poëzie. Ik schrijf deze brief omdat ik mezelf eraan wil herinneren dat verwantschap vele gedaanten kent.

In mijn debuutbundel schreef ik een gedicht bestaande uit een regel. Of eigenlijk is het een gedicht waar ik de rest van mijn leven aan zal blijven schrijven. Door de enormiteit van wat het poogt te doen kon ik slechts een enkele regel ervan opnemen in het boek. Het zal voor altijd een onaf gedicht blijven.

.canon
Ik herhaal hun namen, zodat ze niet uit monden gewassen worden.

Eigenlijk is dit gedicht een poging tot een alternatieve canonisering. Een canonisering van schrijvers van kleur in de Nederlandse letteren, waarbij ik elke maand nog nieuwe namen toevoeg. Het is een lijst schrijvers die medeverantwoordelijk zijn voor het bestaan van mijn eigen schrijverschap. Het is een poging om te zeggen: ‘Ik zie jullie.’ Zoals ik me ook door jou gezien zag.

Beste Alfred, ik herhaal je naam zodat deze niet uit monden gewassen wordt.

Ik zie je. En aan het begin van een nieuw jaar vind ik dat een troostende gedachte.

Dean