Beste Angélica Liddell

Door Willem de Wolf, op Thu Nov 25 2021 23:00:00 GMT+0000

Elke vrijdag pent een van onze vaste online correspondenten een brief. Willem de Wolf schrijft naar 'de Spaanse furie van het theater', Angélica Liddell. Die vergeleek in een interview de theatertechnici van NTGent met kanker. 'Meer dan een devote eenling bent u een stevige opportunist.'

Ik denk regelmatig terug aan uw interview met Filip Tielens in dS Weekblad van 9 oktober. Het interview waarin u vertelt waarom u tijdens een generale repetitie van uw voorstelling Liebestod de technici van NTGent heeft uitgescholden. U zegt daarover: ‘Ach, mijn relatie met technici is bijna altijd onmogelijk. Ik ervaar bij hen een gebrek aan respect en intelligentie. Ze nemen mijn werk niet serieus. Ze begrijpen het theater niet en ze houden er niet van. Het is een echte kanker!’.

Het merkwaardige aan de momenten waarop ik aan dat interview terugdenk, is dat ik mij dan vooral afvraag of u er zelf ook nog wel eens aan terugdenkt. En of u, als dat zo is, ook aan de door u uitgescholden technici terugdenkt. Misschien is het zelfs nog wat specifieker wat ik mij op die momenten afvraag. Ik vraag mij denk ik niet alleen af of u aan de door u uitgescholden technici terugdenkt, ik vraag mij vooral af of u zich wel eens afvraagt of die technici nog wel eens aan het voorval terugdenken en aan wat u over hen in dat interview zegt. Begrijpt u mij goed; ik ben niet nieuwsgierig naar wat zich daar precies in die repetitieruimte in Gent heeft afgespeeld. Ik ben lang genoeg in het theater werkzaam om te weten dat conflicten met technici mogelijk zijn en dat daar woorden bij kunnen vallen. Waar ik blijkbaar alsmaar weer vragen bij heb, is dat het er staat. Dat u en de journalist willen dat wij dat weten. Van u.

Uw kunstopvattingen zijn provocatief negentiende-eeuws, hiërarchisch, Wagneriaans, en staan vooral ten dienste van uw eigen individuele uitmuntendheid.

Ik veronderstel dat u het interview voor publicatie onder ogen heeft gehad, dat het u vertaald is doorgestuurd. Ik kreeg namelijk door het lezen van de rest van het artikel de indruk dat u er nogal op gespitst bent hoe de perceptie van uw werk, uw carrière en uw opvattingen is, hoe er in de openbaarheid over u wordt geschreven en gesproken. U zorgt er in ieder geval voor dat uw denkbeelden over kunst (en politiek) stevig zijn, spraakmakend en dat ze aankomen. Mocht u het interview niet hebben teruggelezen, dacht ik, dan is er zeker iemand in uw entourage die uw teksten nakijkt. Hoe dan ook, ik stel vast dat uw uitspraken niet zijn geschrapt. Niemand heeft Filip Tielens gezegd dat hij getuige is geweest van een onaangename interne aanvaring, maar dat de zaak inmiddels is opgelost en dat er geen noodzaak is om erover te publiceren. Evenmin lijkt het erop dat u zich heeft verontschuldigd, dat de uitspraken in het vuur van het moment moeten worden gezien, als een ongelukkige opwelling van overmoed, maar dat het voor de leefbaarheid in de kunsten misschien toch beter is als medewerkers en collega’s niet zo vernederend worden beschreven. Ook Tielens moet de afweging hebben gemaakt of zijn artikel met dit voorval moest openen. Ook hij heeft besloten het te laten staan: ‘Technici? Een echte kanker!’.

Het beeld dat u in het interview van uzelf lijkt te willen oproepen, is vooral dat van uw distantie tot de rest van het huidige kunstenveld. Uw kunstopvattingen zijn provocatief negentiende-eeuws, hiërarchisch, Wagneriaans, en staan voornamelijk ten dienste van uw eigen individuele uitmuntendheid, kreeg ik de indruk. U predikt de excellentie in de veronderstelling dat die u ook meteen excellent maakt. Uw talenten, pijnen en opofferingen presenteert u eerst en vooral als strikt persoonlijk, als allemaal alleen maar van u. In ieder geval denkt u niet in termen van samenwerking, lijkt het, van vermenging, van fluïditeit, maar in termen van particuliere prestaties, in termen van imago en ego, in termen van persoonlijkheid, in de termen van uw helden Baudelaire en Rimbaud wier hermetische l ‘art pour l ‘art in hun eigen tijd vernieuwend en sterk anti-establishment was, maar waarvan u en ik weten dat het hernemen van die ideeën in deze tijd andere betekenissen heeft. Dat ze nu eerder als anti-inclusief kunnen worden ervaren, als anti-horizontaal, als anti-woke zelfs.

Het vergelijken van theatertechnici met dodelijke ziektes moet waarschijnlijk als een verweer worden gezien tegen ‘deze idiote tijden met hun drang naar morele properheid’.

Dit laatste is overigens niet mijn eigen willekeurige interpretatie. U doet nergens in het interview geheimzinnig over hoe u over de actuele emancipatiebewegingen denkt. Het vergelijken van theatertechnici met dodelijke ziektes moet waarschijnlijk ook als een verweer worden gezien tegen ‘deze idiote tijden met hun drang naar morele properheid’, zoals u ze betitelt. Wat een moedwillig eenzijdig politiek fanatisme overigens om deze tijden, waarin opvattingen zo duidelijk en zo gigantisch uit elkaar liggen, toch nog moreel proper te willen blijven noemen. U wilt ons een beeld van uw eenzame, bloederig offerende, diepreligieuze kunstbezetenheid voorspiegelen en omdat u er niet helemaal op vertrouwt dat u in uw zogenaamde afgeslotenheid nog voldoende zal worden opgemerkt, helpt u uw bezetenheid een handje en schreeuwt u uw obsessies met pijn en eenzaamheid van de daken. En het is vooral dat bombast dat mij hielp denken dat u het helemaal niet bent; een devote eenling. Maar eerder ondanks al uw internationale erkenning toch wat wrokkig en vooral ook een stevige opportunist.

Een opportunist, omdat ik de veronderstelling met u aandurf dat u goed op de hoogte bent van het feit dat er in de kunstwereld, ondanks de veranderde, horizontalere tijden, nog altijd grote waardering bestaat voor uw soort individuele sublimiteit, voor het over-romantische beeld van de geniale kunstenaar. U speelt handig in op het ‘eigenlijk’ dat er nog steeds bij veel kunstcritici, schouwburg- en festivaldirecteuren onder de oppervlakte leeft. Het ‘eigenlijk’ dat maakt dat op het moment dat er coöperatie, dekolonisatie, inclusiviteit en meerstemmigheid wordt geschreven, er nog altijd excellentie, status, onderscheid en persoonlijk succes wordt gedacht. Ik heb het over het ‘eigenlijk’ van het vasthouden aan de eigen codex, aan de eigen referenties, de eigen kunstenstudies, de eigen diepgewortelde preoccupaties met wat een werkelijk intense kunstervaring is. Het ‘eigenlijk’ van de verworven macht, statuur en smaak die niet mogen verdampen ten faveure van een ongrijpbare intersectionele revolte. In dit ‘eigenlijk’ bevindt zich het uitzitten van de huidige hervormingen, van het ‘hopen dat het niet zo’n vaart zal lopen’, van de cosmetische diversifiëring van besturen, teams en programma’s.

Milo Rau heeft zijn pr-afdeling niet de opdracht gegeven iets aan die quote te veranderen. Zodat het er gewoon staat: Onze medewerkers? Een echte kanker! Eigenlijk!

Er staat nog een curieuze zin over het voorval tijdens die repetitie in het interview, die de gewrongenheid van onze huidige kunstbazen illustreert: ‘Artistiek leider Milo Rau’, staat er, ‘die Liddell uitnodigde bij NTGent, snelt naar beneden om te bemiddelen. Pas na een lang kwartier, waarin de aanwezige journalisten elkaar ongemakkelijk aankijken, keert Liddell terug op scène om verder te spelen.’ U was bij die bemiddelingspoging van Rau aanwezig, mevrouw Liddell. U kunt ons verklappen of hij zijn eigen personeel, aangespoord door de term good governance die hij zojuist in zijn dossieraanvraag had opgetekend, toen te vuur en te zwaard heeft verdedigd. Ik weet het niet zeker, maar ik ben bang dat dat hele ‘eigenlijk’ ervoor heeft gezorgd dat hij dat niet heeft gedaan. In ieder geval heeft hij zijn pr-afdeling niet de opdracht gegeven iets aan die quote te veranderen. Zodat het er uiteindelijk gewoon staat: Onze medewerkers? Een echte kanker! Eigenlijk!

Beste groet,
Willem de Wolf

P.S. Ik ben nog niet klaar met dit onderwerp, merk ik. Ook omdat ik het allemaal toch niet zo zeker weet. In ieder geval minder zeker dan ik doe vermoeden, besef ik nu bij herlezing. Met name die (schijnbare) tegenstelling tussen kunst als allerindividueelste expressie en kunst als brede, inclusieve co-operatie is ingewikkelder dan ik hier schets. Ik denk dat ik u nog een brief moet schrijven, mevrouw Liddell. Over vijf weken krijg ik weer ruimte op deze plek en kom ik graag bij u op dit onderwerp terug.