Beste Bart Peeters

Door Arne De Winde, op Thu Jan 19 2023 23:00:00 GMT+0000

Arne De Winde schrijft een brief naar Bart Peeters, notoir medestander in het overmatige enthousiasme. Hoe kan een mens zo 'reserveloos' en 'knaldrangerig' door het leven laveren? En staat het enthousiasme niet onder druk, als zijnde oppervlakkig, vermoeiend, opdringerig? Tijd voor een dissectie. En een reddingsactie.

Het is een broodjeaapverhaal in onze familie dat wij eigenlijk verre familie zijn. Jij moet dan een of andere achterneef van een overnonkel (of zo) van me zijn. Het zou ook kunnen dat ik als kind (en trouwe kijker van De Droomfabriek) van mijn grootvader zaliger te horen kreeg dat jij de zoon was van een kennis van hem. In dat laatste geval heb ik in een vlaag van betovering de wel zeker minder dan six degrees of separation geherinterpreteerd als takken in een stamboom. Navragen kan ik het niet meer en een stamboomonderzoek is misschien wat te tijdrovend voor ‘bezige bijtjes’ als wij. Alleszins, het is tijd om de al dan niet gefingeerde familiebanden aan te halen. Want, kozzen, ik heb je raad nodig in een netelige kwestie.

Enthousiasme is jouw ‘modus operandi’, zelfs jouw ‘modus vivendi’.

Het is haast niet te geloven hoe jij je vrij en vrank in al die verschillende culturele domeinen beweegt (muziek, radio en televisie, theater etc.), hoe je compromisloos net niet kiest tussen het alternatieve circuit en de entertainmentindustrie (of, ja, zeg maar showbizz), en hoe je op die manier een onvoorstelbaar veelzijdig oeuvre hebt uitgebouwd dat echt voor iedereen wel wat in petto heeft: van The Radios over The Clement Peerens Explosition tot Brood voor morgenvroeg, van Dag Sinterklaas over (‘het hamertje, het beiteltje en het zaagske’ van) Het Peulengaleis tot The Voice van Vlaanderen. Wie kan nu niet van Bart Peeters houden? Serieus?

Bart Peeters in Belgium's Got Talent (c) VTM

Welnu, ik moet eerlijk toegeven dat ik me soms geërgerd heb aan jou – en ik was zeker niet de enige, zoals ik uit soms wat denigrerende opmerkingen in mijn omgeving kon opmaken. Maar, zoals steeds, is irritatie een affect dat vooral veel verraadt over jezelf. In mijn geval was de oorzaak niet zozeer je ubiquitaire aanwezigheid op het televisiescherm (wat je zelf je ‘epitheton “overexposed”’ noemt), maar vooral je onaflatende enthousiasme. Altijd maar die fonkeloogjes, ook bij de minste scheet in een fles. In een Belpop-documentaire uit 2019 omschreef jouw eigen moeder je publieke optredens (in de beginjaren althans) als ‘gemaniëreerd’. Welnu, zo voelde ik het soms ook aan. Maar nu besef ik dat enthousiasme gewoon jouw ‘modus operandi’ of zelfs ‘modus vivendi’ is – en dat je gewoon niet anders kan en wil, en dus gewoon zo bent. Dat net ik dat niet besefte is absurd, want het is ook de manier waarop ik functioneer. De pot verwijt dus de ketel dat ie zwart ziet. Of nog straffer, hij verwijt hem zaken die hij zelf constant naar het hoofd geslingerd krijgt. Want, ja, inderdaad, het ‘model enthousiasme’ staat meer dan ooit onder druk, bij mij althans. Sta me toe alles (’t is te zeggen, alle bezwaren en twijfels) even op een rijtje te zetten.

Je wordt plotsklaps vervuld door iets of iemand buiten jezelf; enthousiasme is dus een ex-centrieke dynamiek.

Enthousiasme is overdreven. Enthousiasme is altijd té, het is onbeheerst en impulsief. De essentie van enthousiasme is net dat het buiten-issig is, om het woord te gebruiken dat Multatuli in 1868 introduceerde. Je wordt plotsklaps vervuld door iets of iemand buiten jezelf (oorspronkelijk was dat God); het is dus een ex-centrieke dynamiek. Net daardoor heeft enthousiasme ook altijd wel iets theatraals. Wanneer ik bijvoorbeeld dit jaar lesgaf over Roland Barthes en zijn Mythologieën, betrapte ik mezelf erop me totaal te verliezen in diens weergaloze observaties over het fenomeen biefstuk-friet (niet toevallig omdat Barthes’ schriftuur zelf volgens mij voortkomt uit een intens enthousiasme), om plots opgeschrikt uit de verweesde blikken van mijn studenten te kunnen aflezen: Doe eens gewoon, gast. Mogelijk was het een projectie, maar plots voelde ik me blootgesteld als een protserige poseur. Die ietwat holle blikken deden me ook beseffen:

Bart Peeters in Belgium's Got Talent (c) VTM

Enthousiasme is vermoeiend. Mensen met een enthousiaste grondhouding zoals jij en ik zijn vervelend, omdat ze van hun omgeving een gelijkaardig soort positieve energie verwachten. Je moet als het ware met ze meegaan, wil je het niet awkward (voor hen) maken. En tegelijk stel ik vast dat mensen het steeds moeilijker hebben om ‘mee te gaan’. Een algehele vermoeidheid lijkt onze samenleving, en zeker jonge mensen, in haar greep te houden; het lijkt wel alsof we onszelf knaldrangerig hadden opgepompt voor het grootse post-COVID-tijdperk, om dan vast te stellen dat we toch vooral op waren. Zeker in zo’n fragiel tijdsgewricht is het dwingende karakter van een enthousiasteling problematisch, meer zelfs:

Hoe langer hoe meer stel ik me als trekkend en sleurend lid van enkele collectieven de vraag of ik als enthousiasteling niet gewoon een rücksichtslose dwingeland ben.

Enthousiasme is agressief. Van enthousiasme zegt men dan wel dat het ‘aanstekelijk’ is, maar de virale ondertoon van dat begrip roept ook een toxische atmosfeer op. Net zoals het religieuze fanatisme, waarmee enthousiasme historisch gezien vaak vereenzelvigd werd, heeft het iets opdringerigs. Spontaan denk ik aan redactieraden van rekto:verso, waarin iemand een idee laat vallen: het is gewoonweg briljant, zeg je, je voelt het, je ziet het, je gaat erop in en erop door, het is gewoonweg briljant, zeg je nog eens, want ook de anderen (en zeker diegene die het idee opwierp zelf) mogen dit niet laten schieten – sorry, dit is, we moeten eerlijk zijn, symptomatisch voor een toxisch bekeringscomplex (dat meestal ook uitdraait op een desillusie – wat ook je verdiende loon is, want natuurlijk ben je veel te ver gegaan in je geestdrift over wat misschien gewoon een sporadisch gedropte losse flodder was). Hoe langer hoe meer stel ik me als trekkend en sleurend lid van enkele collectieven dan ook de vraag of ik als enthousiasteling niet gewoon een rücksichtslose dwingeland ben. Of een ratelende Ranter, een kwakende Quaker (de historische prototypes van het kwalijke enthousiasme, zeg maar)? Die vraag wordt des te benauwender wanneer leden van zo’n collectief toevoegen:

Enthousiasme is een privilege. Het zou een voorrecht zijn van personen die het zich kunnen permitteren. In zekere zin gaat enthousiasme, zeker wanneer het om vrijwillige engagementen gaat, in tegen de logica van fair pay en fair practice. Het heeft altijd iets reserveloos – gewoonweg omdat enthousiastelingen zo rotsvast geloven in een project dat ze alles, maar dan ook alles, doen wat nodig is, en desnoods veel meer. Zo kreeg ik vorig jaar bij een tijdschrift te horen – net zoals me dat ook ooit als jobstudent bij de Dienst Monumenten en Landschappen van de Vlaamse overheid overkwam – dat mijn overmatige vrijwilligersengagement het streven naar evenredige werklastverdeling, professionalisering, fair pay en mentaal welzijn toch wat in het gedrang bracht, en ja, dat was zeker niet geheel onterecht. In die zin werd me soms ook al verweten aan competitievervalsing of een verstoring van de sector te doen, met al dat gratis enthousiasme. Kortom,

Ook op jou, Bart, plakken ze het bespottelijke label ‘spring-in-‘t-veld’, of nog erger ‘ADHD-konijn’.

Enthousiasme is chaotisch. Het is zeker zo dat het de orde der dingen verstoort, of zoals de Britse literatuurwetenschapper David Herd het formuleert: ‘(it) breaches apparatus’ (of omgekeerd gesteld: ‘bureaucracy kills enthusiasm’). Het heeft iets deregulerends en onvoorspelbaars. Ook op jou, Bart, plakken ze in die zin (en dat zelfs in die hagiografische Belpop-documentaire) het bespottelijke label ‘spring-in-‘t-veld’, of nog erger ‘ADHD-konijn’. In het academische veld waarschuwde een lieve collega me al pakweg vijftien jaar geleden met de gevleugelde woorden: ‘Pas toch eens op, je doet aan profielvervaging’. En gelijk had ze, want zeker is dat die hyperkinetische modus beleidsmakers en systeembeheerders met recht en reden nerveus maakt. Het maakt ze zenuwachtig, omdat:

Enthousiasme is inefficiënt. Het gaat altijd gepaard met het investeren van tijd en energie in een denk-, werk- en/of maakproces waarin je helemaal gelooft maar dat niet geheel zonder risico is (en misschien ben je wel precies daarom zo enthousiast over een plan of een ingeving). De stem van de pragmatiek klinkt dan zo – en dit is daadwerkelijk een citaat –: ‘Ik bewonder jouw enthousiasme en ben er soms een beetje jaloers op, maar…’. Zo’n ‘maar’ van je baas hakt er bij enthousiastelingen als ons wel in, Bart, vooral ook omdat ze duidelijk aangeeft:

Hoe kan men in godsnaam enthousiast zijn, als de wereld in brand staat?

Enthousiasme is naïef. ‘Kinderlijk enthousiast’ is niet voor niets een vaste frase. Enthousiasme wordt gekoppeld aan een instinctieve, intuïtieve en dus infantiele onbedachtzaamheid, wars van elke praktische realiteitszin. Tegelijk – en ik weet niet hoe dat bij jou zit – behoor ik nu tot een leeftijdscategorie (40+) waarin aan naïviteit vaak geen geloof meer gehecht wordt en waarin die veeleer een dekmantel voor demonische strategische plannetjes lijkt (wat net ingaat tegen de niet-strategische grondinstelling van het enthousiasme). Daarom wordt enthousiasme soms ook als geforceerd, ongeloofwaardig en dus zelfs suspect gezien. Die perceptie is vooral ook gestoeld op de idee:

Albumcover 'De kat zat op de krant' (2021)

Enthousiasme is wereldvreemd. Want hoe kan men in godsnaam enthousiast zijn, als de wereld in brand staat? Als we van de ene crisis in de andere duikelen? Als er weinig schoons en waars en goeds is om ons aan op te trekken? Is enthousiasme dan geen dansen op de rand van de vulkaan? Is het wel opportuun bezig te zijn met je ‘brood voor morgenvroeg’, terwijl ‘de planeet verpulvert / tot een zielig hoopje grijs’? Dus ja, misschien is enthousiasme gewoon niet meer van deze tijd, is het een relict van onbezorgdere decennia. En daarbij, zeker in zo’n context:

Enthousiasme is gewoon ook zelfdestructief. Het heeft een manische dimensie – een doorgaan tegen beter weten in. Het is dus niet alleen vermoeiend voor anderen, maar vooral ook voor jezelf. De steekvlam van het enthousiasme heeft iets versmorends. Het is een verbrandingsmotor die ook altijd opnieuw gevoed moet en wil worden. En dat sluit dan weer aan bij de schimpscheut die misschien wel het hardst aankomt bij mensen zoals jij en ik:

Enthousiasme overkomt je. En dus, als enthousiasme een conditie is, kunnen we er misschien maar beter de grote waarde van inzien.

Enthousiasme is oppervlakkig. Het zou oppervlakkig zijn omdat het volatiel en punctueel is. Het is misschien wel intens, maar het is niet diepgravend – zo lijkt het althans. Want diepgang vergt een zekere traagheid en gestaagheid. Daarenboven mist het kritische distantie: wie enthousiast is voelt een fervente sympathie voor een idee, een ding, een werk, een persoon. En pas naderhand neemt de enthousiasteling afstand. Een praktijkvoorbeeld: enkele dagen terug was ik lid van een tussentijdse masterjury in de beeldende kunsten op Sint-Lucas in Gent. We gingen bij een studente langs die in haar beeldend onderzoek naar onze inname van de publieke ruimte een werfsituatie (Heras-hekken met spandoeken en een knullig bankje ervoor incluis) zo realistisch had nagebouwd dat we compleet om de tuin waren geleid. Hoewel dat enigszins ingaat tegen de geplogenheden van een jury, kon ik niet anders dan vooraleer te feedbacken, te discussiëren en de visie van anderen af te wachten gewoon zeggen: Dit is fantastisch! Ik kon niet anders dan terugdenken aan een situatie die de Franse auteur Germaine de Staël schetst (in een boek waarover ik je straks meer vertel):

'On connaît l'histoire de cet homme qui commença par louer avec transport une actrice qu'il venait d'entendre; il aperçut un sourire sur les lèvres des assistants, il modifia son éloge; l'opiniâtre sourire ne cessa point, et la crainte de la moquerie finit par lui faire dire: Ma foi! la pauvre diablesse a fait ce qu'elle a pu.'

Ook mijn collega's konden een monkellachje niet onderdrukken – al werd ik voor mijn uitspatting zeker niet op de vingers getikt, ook niet door de waarnemer die op het correcte verloop van de evaluatieprocedure moet toezien. Maar het is een spontaniteit die ingaat tegen een beredeneerde totstandkoming van een oordeel. En soms, ja (maar zeker niet in dit geval!), kan het dan ook gebeuren dat je fout zit, dat je initiële enthousiasme je misleid heeft, dat je jezelf beter had moeten beheersen.

(c) HBO

Al deze bezwaren en bedenkingen lijken dezelfde boodschap uit te dragen: CURB YOUR ENTHUSIASM! Inbinden, Bart, dimmen. Maar het punt is net: dat gaat gewoonweg niet. Enthousiasme overkomt je. En dus, als enthousiasme een conditie is, kunnen we er misschien maar beter de grote waarde van inzien – en daartoe raad ik je aan om De l’Allemagne (1813) van de Franse auteur Germaine de Staël (1766-1817) te lezen. De hoofdstukken die ze aan enthousiasme wijdt (en die – toegegeven – wel wat in pathetisch genialiteitsjargon gedrenkt zijn), rehabiliteren enthousiasme als een productieve en creatieve kracht. Tegen een mechanistisch en bereglementeerd efficiëntiedenken in staat het open voor het andere en het onverwachte. Het is volgens haar een openheid die zelfzuchtigheid tenietdoet. Ze is immers gebaseerd op waarachtige, niet ingecalculeerde en dus risicovolle inter-esse, het onverhoeds gegrepen worden door iets buiten jezelf – en ja, dat kunnen ook bij haar echt ‘alle dingen’ zijn, dus ook de kleine, schijnbaar onbenullige:

'Croient-ils connaître la terre, croient-ils avoir voyagé, ceux qui ne sont pas doués d'une imagination enthousiaste? leur coeur bat-il pour l'écho de montagnes? l'air du midi les a-t-il enivrés de sa suave langueur? comprennent-ils la diversité des pays, l'accent et le caractère des idiomes étrangers? les chants populaires et les danses nationales leur découvrent-ils les moeurs et le génie d'une contrée? suffit-il d'une seule sensation pour réveiller en eux une foule de souvenirs?'

Portret van Germaine de Staël in Corinne au Cap Misène, door Elisabeth-Louise Vigée-Lebrun (1809), Musée d'Art et d'Histoire de Genève

In die zin is enthousiasme voor de Staël allesbehalve oppervlakkig, integendeel. Het veronderstelt een bereidheid tot een meer fundamentele, directe en persoonlijke connectie en omgang met de dingen. Voor haar is het net een attitude van ontvankelijkheid die vereist is om zowel kunst te maken alsook ze te appreciëren. Enthousiasme bevrijdt ons uit het korset van ons zelf en brengt ons zo ook in contact met anderen. Dit sluit ook aan bij David Herds argument dat enthousiasme vooral draait om ‘communicability, circulation and transmission’:

‘To be in the mental state known as enthusiasm is to be ready to receive words, intimations and ideas, but it is also to be in a state to pass them on. The enthusiast, thus understood, is a circulator of thoughts, a person who keeps ideas and values moving.’

Welnu, Bart, jou zie ik als een dergelijke genereuze ‘circulator’, die graag (mee)deelt. En natuurlijk is dat vermoeiend, niet het minst ook voor jezelf – maar het is ook verslavend. Het is een vlucht uit – Germaine de Staëls woorden – ‘trage middelmatigheid’ en ‘eentonigheid’. En dus ‘ga je’, hoe splijtend je twijfels en hoe afgrondelijk je onzekerheid ook mogen zijn, ‘gewoon weer door met het enthousiasme van een klein kind’, zoals een bandlid het in Belpop verwoordde. Want, ja, Germaine wist het al:

'On peut le dire avec confiance, l'enthousiasme est de tous les sentiments celui qui donne le plus de bonheur, le seul qui en donne véritablement, le seul qui sache nous faire supporter la destinée humaine, dans toutes les situations où le sort peut nous placer.'

Intussen is deze brief zelf uitgedraaid op een krampachtige poging om enthousiasme als modus te redden.

Maar, hoeveel troost, geluk en plezier enthousiasme ook verschaft, Bart, we moeten ons behoeden voor de overdaad, zodat de kwaliteit van die gelukzaligheid bewaard blijft. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan, da’s zeker waar. Maar hoe moeilijk ook, enige tempering is soms geboden. Want anders denken en zeggen ze weer over jou, zoals ze dat ook over mij doen: ‘Niemand kan altijd enthousiast zijn over alles. Bart wel’ (Belpop). Nefast is dat.

Intussen is deze brief zelf uitgedraaid op een krampachtige poging om enthousiasme als modus te redden, nu die terecht ter discussie wordt gesteld. Tegelijk moeten we de dingen ook wat in cultuurhistorisch perspectief plaatsen: enthousiasme ging altijd al (denk aan Plato, Thomas More en David Hume) gepaard met twijfel en zelftwijfel. En wat die turbulente geschiedenis leert vat Germaine de Staël in een wat overenthousiast alles-of-niets-devies: ‘l'enthousiasme est inaltérable'.

Maar weet je wat, Bart (want ik kan hier maar blijven doordraven), we hebben het er nog over op een of ander familiefeest.

Alle goeds,
Arne