Beste curator
Door Laura Herman, op Wed May 08 2024 09:40:00 GMT+0000Het is moeilijk om de Biënnale van Venetië niet af te rekenen op haar vergeefse pogingen maatschappijkritiek te verenigen met consumptie en plezier. Laura Herman richt zich tot de figuur van de curator, en herinnert die eraan dat de Biënnale ook een andere kant heeft. ‘Wanneer je dan eindelijk je eigen frustraties, schaamte en schuldgevoelens achter je laat, begin je te zien wat er wel is, buiten jezelf om.’
Beste curator
Lijkt niet elke eerste keer op een vaporetto een moment lang een immersieve ervaring, alsof het het bewustzijn dwingt zich scherp te stellen, zich aan te passen aan een omgeving die nauwelijks geloofwaardig is? Het is inmiddels wellicht al jaren geleden dat je voor het eerst de pruttelende dieselmotor van het vaartuig in aantocht hoorde, een geluid dat je doorheen de jaren met een steeds grotere vanzelfsprekendheid ging herkennen als de vertrouwde klankband van Venetië.
Bij de halte van Piazzale Roma wacht je in een rumoerige menigte van ongeduldige concullega’s op een volgende waterbus. Inschepen is een moeizame strijd waarbij hoffelijkheid een nodeloos vertragende factor is. De boot zigzagt van steiger naar steiger, beweegt langs en onder de met winkelstalletjes overladen Rialtobrug. Achter elke bocht van de Canal Grande doemt een ansicht op van palazzi, kerken en pakhuizen, waar talloze musea, galeries en privécollecties huizen. Nergens anders vind je zoveel pompeuze praal op zo’n minuscule oppervlakte als in deze onwerkelijke lagunestad, al lijken de gebouwen, gestut door alpendennenhout, soms uren uit elkaar te liggen: de omslachtige waterroutes maken het allesbehalve eenvoudig om ergens te geraken. Wonen er ook gewone mensen in deze stad, vraag je je steeds opnieuw af.
Nergens anders vind je zoveel pompeuze praal op zo’n minuscule oppervlakte als in deze onwerkelijke lagunestad. Wonen er ook gewone mensen in deze stad, vraag je je steeds opnieuw af.
Aan de ingang van de Giardini troept een massa kunstprofessionals samen, accreditaties wapperend in de hand. Het lijkt wel een klasreünie: vrolijk weerzien, maar elkaar vanuit de ooghoeken monsterend op ouderdomsverschijnselen. Venetië wordt ‘werken, werken, werken’, zo proclameer je vol trots en dedain, on- en offline, wat natuurlijk helemaal niet waar is: het wordt de tweejaarlijkse fanfare van Spritz en Prada. Je kan collega-kunstprofessionals makkelijk herkennen aan hun uitgekiende vestimentaire keuzes. Een soort die gehuld is in extravert minimalisme en vaak veel zwart: een groep met een voorliefde voor het kleurenspectrum van de nacht, maar die hier, onder de Venetiaanse zon, dreigt samen te smelten tot één donkere, homogene mensenmassa.
Want meer nog dan het kijken zelf staat het bekeken worden centraal. De focus die overdag op de kunst ligt, verschuift ’s avonds naar aanwezig proberen te zijn op de exclusieve feestjes op geheime locaties, waar je je in het gezelschap van wildvreemden en beroemdheden kan laven aan liters prosecco. In het limbo tussen het sluiten van de biënnale en het begin van het feestgedruis, is het een kwestie de oren gespitst te houden om op te vangen waar mogelijk de meest legendarische feesten zullen plaatsvinden en wie over de gastenlijsten gaat. Het lukt je net niet om jezelf binnen te werken op de rave die Rick Owens op Lido organiseert voor de verjaardag van Michèle Lamy, maar je stelt je tevreden met de feestboot van topgalerie Mendes Wood DM: die vertrekt om één uur ’s nachts en meert terug aan om vier.
Venetië wordt ‘werken, werken, werken’, zo proclameer je vol trots en dedain, wat natuurlijk helemaal niet waar is.
De volgende ochtend begin je met een zwaar hoofd de tocht door de Giardini, de Franse tuin die Napoleon tot groot ongenoegen van de Italianen in Castello heeft laten aanleggen. Hier staan de landenpaviljoens, negenentwintig in totaal. Het park is een gedateerde afspiegeling van geopolitieke machtsverhoudingen, dat weet en zegt ondertussen iedereen, maar nog steeds geen land dat zijn plek (permanent) wil opgeven. De sfeer zit er niet echt in dit jaar. En dat ligt niet alleen aan je houten kop. Aan het Duits paviljoen begint de persconferentie over de tentoonstelling van Israëlisch kunstenaar Yael Bartana. Vanop veilige afstand observeer je afkeurend hoe figuren in uniform activisten van de Art Not Genocide Alliance verdrijven, terwijl de Duitse delegatie haastig hun flyers van de grond opraapt. Verderop constateer je dat het Israëlisch paviljoen op slot blijft. Er hangt een briefje aan de deur: het ‘fertiliteitspaviljoen’ van Ruth Patir blijft dicht tot er een staakt-het-vuren en een vrijlating van de gijzelaars komt. Achter glas speelt haar video Motherland vrolijk door.
Misnoegd struin je verder naar de ingang van het centrale paviljoen, waar een neoninstallatie van het internationale collectief Claire Fontaine hangt. Het werk herneemt zestig keer de woorden 'Foreigners Everywhere', telkens in de taal van een van de leden van het collectief. Aan dit werk ontleende de Braziliaanse curator Adriano Pedrosa de titel van de hoofdtentoonstelling – een presentatie waarin donkere kleurenpaletten en organische vormen thema's als ontheemding, queer identiteit en koloniale erfenissen moeten evoceren.
Het park is een gedateerde afspiegeling van geopolitieke machtsverhoudingen, dat weet en zegt iedereen, maar nog steeds geen land dat zijn plek wil opgeven.
De tentoonstelling verenigt 332 praktijken, maar veel tijd om aandachtig te kijken is er niet. ’s Middags heb je een meeting in Il Paradiso Perduto, met wie hou je strategisch voor jezelf. Je beklaagt je erover dat je hier hebt afgesproken. Het is een eindje stappen en de wachtrijen aan de ranzige toiletten zijn ellenlang. Jullie bestellen een pasta cacio e pepe en een fles wijn. Dit verloren paradijs staat erom bekend het gerecht op meesterlijke wijze te serveren en het kapitaliseert vaardig op de burgerlijke behoefte van kunstprofessionals om te dwepen met een eenmalige uitstap naar de lokale volksaard (al is deze pasta helemaal geen Venetiaanse specialiteit maar een Romeinse klassieker).
Na de lunch wandel je terug langs de noordelijke kades van de stad, waar de luxejachten aangemeerd liggen. Nieuw dit jaar is een imposante catamaran die wordt gepresenteerd als ‘museumschip dat een culturele odyssee onderneemt op de Middellandse Zee’, met grote zeilen ontworpen door de onvermijdelijke Laure Prouvost. De boodschap, in lijn met het thema van Pedrosa's tentoonstelling, is universeel: kunst kent geen grenzen (let wel, wordt meegegeven: the catamaran is currently not wheelchair accessible). De groteske afmetingen van de boten bederven het uitzicht op de lagune, maar wat doet het ertoe? Niemand komt naar dit deel van de stad voor het uitzicht, en het protest van de moegestreden lokale bevolking wordt met succes genegeerd, of hoogstens gesust: deze keer met een toeristenbelasting. Wat zou Venetië ook zijn zonder de biënnale? Het Bokrijk van het zuiden?
Waar ben je in godsnaam mee bezig, beste curator? Je kinderen zitten verweesd thuis met een achtergebleven ouder. En je hebt ze net via een WhatsApp call verteld dat je het hier maar niets vindt, dat je liever thuis was geweest. Maar je zal ook op de volgende editie aanwezig zijn, toch? Meer nog, je bent hier in oktober al terug.
Het is verleidelijk om cynisch te worden over de kunstwereld en op die manier handig rond haar complexiteit heen te fietsen.
Het is verleidelijk om cynisch te worden over de kunstwereld, en op die manier handig rond haar complexiteit heen te fietsen. De Biënnale van Venetië, gehouden in een stad die langzaam wegzinkt, heeft zich altijd al in een spreidstand bevonden van onverenigbare tegenstellingen, waar maatschappijkritiek, consumptie en plezier zich alsnog met elkaar proberen te verzoenen. Ondanks al die tegenstellingen blijft het een mythische plek, een plaats van verlangen.
Wanneer je dan eindelijk toch loslaat, en je eigen frustraties, schaamte en schuldgevoelens achter je laat, begin je te zien wat er wel is, buiten jezelf om. Op talloze plekken, vooral buiten de centrale zones, word je ondergedompeld in presentaties die energie geven door hun niet-gratuite verontwaardiging over de status quo. Van het Nigeriaanse en het South West Bank-paviljoen tot een film van Christian Nyampeta waarin een groep dertigers uit New York discussieert over kunst, activisme en alledaagse irritaties, met de dreiging van een derde wereldoorlog op de achtergrond. Wanneer je de expo When Solidarity Is Not a Metaphor van Nataša Petrešin-Bachelez binnenwandelt, herken je niemand minder dan de legendarische kunstenaar, slamdichter en muzikant Saul Williams, die zich in een panelgesprek woedend uitlaat over het stuitende gebrek aan wereldwijde solidariteit. Het snijdt door merg en been. Rick Owens ben je plots snel vergeten.
Met groet
Laura