Beste flexitariër
Door Anoek Nuyens, op Thu Dec 07 2017 23:00:00 GMT+0000Elke vrijdag schrijft een van onze vijf vaste online correspondenten een brief aan iemand. Deze week heeft Anoek Nuyens de mond vol van flexitariërs. Aan de ene kant ziet ze immers steeds vaker betrokken burgers opduiken, aan de andere kant merkt ze dat hypocrisie de publieke norm lijkt te worden.
Laat ik een beetje minderen met vlees. Dat heb je op een moment gedacht. Misschien onder invloed van je partner. Misschien wilde je afvallen – iemand vertelde mij laatst dat ze een vleesloos dieet volgde omdat ze zo drie kilo kon kwijtraken in een maand tijd. Ideaal dus als je trouwjurk bijvoorbeeld ineens niet meer past. Maar misschien heb je helemaal geen overgewicht en ben je gestopt vanwege klimaatverandering. Of misschien zag je, net als ik, de documentaire Cowspiracy en werd het steeds moeilijker een biefstuk of gehaktbal door je strot te voelen glijden.
Je bent niet de enige die het steeds ouderwetser vindt om iedere dag vlees te eten.
Wel, je bent niet de enige die het steeds ouderwetser vindt om iedere dag vlees te eten. Uit onderzoek blijkt dat bijna 80% van de Nederlanders minimaal een dag per week geen vlees eet. En maar liefst 55% van die groep eet de helft van de week geen vlees. Ook in Vlaanderen stijgt het aantal flexitariërs en wordt de roep om een duurzaam leven steeds groter.
Ik moet eerlijk bekennen dat ik aanvankelijk best wantrouwig was tegenover die hele flexitariërbeweging. Ik kon me gewoon niet voorstellen dat het zou werken. Zouden mensen dan bitterballen gaan tellen op een feestje? Of een soort vleeskalender bijhouden? Bovendien begreep ik niet wanneer je jezelf een flexitariër mocht noemen. De één vond zichzelf al flexitariër door tijdens de lunch het vleesbeleg te laten staan, de ander sprak over minimaal drie avonden per week geen vlees.
In onze kantine was het verboden vlees te verkopen.
Aan de andere kant: wat was het alternatief? Een gereguleerd vleesbeleid vanuit de overheid? Bij mij op de middelbare school gold een streng, antroposofisch vleesbeleid. In onze kantine was het verboden vlees te verkopen. Mijn ouders kregen op ouderavonden bovendien te horen dat ze thuis beter ook geen vlees konden serveren. Sowieso was alles wat lekker was niet aanwezig in onze kantine, behalve dan de kano’s en de bokkenpootjes die na lobbywerk van een aantal klassenvertegenwoordigers uiteindelijk werden toegestaan.
Een aantal van ons had daar wel iets op bedacht. In de pauze ging een groepje stiekem naar de supermarkt om BiFi-worstjes te kopen die dan op het schoolplein werden uitgedeeld en verhandeld. En toen we wat ouder werden en er op een dag een snackbar naast de supermarkt verscheen, stond daar iedere pauze steevast een rij voor frikadellen.
Misschien is het dus allemaal zo gek nog niet, die flexitariër en zijn zachte revolutie.
Misschien is het dus allemaal zo gek nog niet, die flexitariër en zijn zachte revolutie. Ik vroeg me weleens af of mijn oud-leraren ook tot dat inzicht gekomen waren. Misschien was er inmiddels af en toe vlees in de kantine verkrijgbaar en had de supermarkt zijn BiFi-worstjes wegens tegenvallende verkoopcijfers uit het assortiment verwijderd.
Aan al die hoopvolle gedachten kwam echter abrupt een eind toen ik afgelopen maand in de krant las dat de vleesconsumptie in Nederland afgelopen jaar niet afnam, maar juist toenam!
Ik weet nog steeds niet of ik hier nu om moet lachen of huilen. Het is triest, pijnlijk en absurd tegelijkertijd. Dat tachtig procent van de Nederlanders zegt minder vlees te eten, terwijl de vleesconsumptie tegelijkertijd toeneemt.
Volgens sociaalpsycholoog Beatrijs Ritsema denken flexitariërs dat ze goed bezig zijn, maar vergissen ze zich. Voor een deel komt dat volgens Ritsema doordat veel mensen bij het woord ‘vlees’ denken aan grote, rode biefstukken, spareribs, hele kippen, orgaanvlees – waar ze dan af en toe nee tegen zeggen, en wordt vergeten dat gehaktballetjes, knakworsten en vleeskroketten ook onder vlees vallen.
Hypocrisie lijkt wel de publieke norm te worden.
Of is er nog iets anders aan de hand? Hypocrisie lijkt wel de publieke norm te worden. Steeds vaker zie ik betrokken burgers die aan ene kant de mond vol hebben over een betere, duurzame wereld en het tegengaan van klimaatverandering, maar aan de andere kant wel vlees en vis eten en overal naartoe vliegen – volgens klimaatexperts de twee grootste boosdoeners voor het milieu.
Ikzelf trouwens ook. En het erge is dat ik merk dat ik er zo makkelijk mee wegkom. Nee, zeggen mensen dan, jouw taak als theatermaker is om te agenderen. Om mensen wakker te schudden. Om ze aan het denken te zetten over het klimaat. Of, ook een vaak gehoorde reactie, dat het gewoonweg onmogelijk is geen vuile handen te hebben. Omdat alles met alles verbonden is en je niet uit dat web van complexiteit kan stappen. Hoezeer je ook je best doet.
Begrijp me niet verkeerd: ik verlang bepaald niet terug naar mijn antroposofische schooltijd, met al zijn dogma’s en regeltjes. Maar nu lijkt het wel alsof we doorschieten naar de andere kant. Iedere poging wordt schouderophalend onthaald of van tafel geschoven. Zo ook het Handvest voor een actieve medewerking van de podiumkunsten aan een transitie naar rechtvaardige duurzaamheid dat de Vlaamse theatermaker Benjamin Verdonck in 2012 lanceerde, waarin hij pleitte voor een bewuste omgang met voedsel, brandstof en papier, en de podiumkunstensector vroeg om één seizoen lang het handvest na te leven.
Ik denk er nog weleens aan. Aan waarom het toen eigenlijk niet gelukt is. Waarom de ganse sector toen niet massaal de schouders eronder heeft gezet. Waarom zoveel mensen en instituten er wel als de kippen bij waren om met mooie brieven en chique argumenten uit te leggen waarom zij niet meededen.
Misschien moeten we het als kunst- en cultuursector opnieuw uitproberen? We zouden kunnen beginnen met – zoals Verdonck voorstelt – de veggiedag te vervangen door de enige vleesdag van de week.
Ik ben alvast in mijn eentje begonnen zodat ik mezelf voortaan zonder schroom als flexitariër kan voorstellen.