Beste François De Smet

Door Harold Polis, op Thu May 13 2021 18:00:00 GMT+0000

Elke vrijdag pent een van onze zes vaste online correspondenten een brief. Harold Polis richt zich tot François De Smet, filosoof, voorzitter van de Franstalige politieke partij DéFI en auteur van het boek Deus Casino. 'Uw eloquente pleidooi voor de vrijheid en tegen absolute waarheden verdient meer weerklank.'

Bij toeval ontdekte ik in de lente van vorig jaar uw laatste boek, Deus Casino. Dat zal wel een andere François De Smet zijn dan de voorzitter van DéFI François De Smet, dacht ik. De Smet staat in de toptien van de meest courante Belgische achternamen. Om nog te zwijgen van alle afgeleiden van ‘Smet’. Zelfs Johnny Hallyday was eigenlijk een Smet (Jean-Philippe). Kortom, in dat genealogische doolhof ging ik me niet wagen. Tot ik via de podcast van Les chemins de la philosophie, een programma van France Culture, uitgesteld aan het luisteren was naar een interview met … een Belgische filosoof-politicus genaamd François De Smet, auteur van een boek over religie en samenleving: Deus Casino. Ik was blij verrast door het gesprek en nadien door het inspirerende boek – en met deze brief wil ik Nederlandstalige lezers voor u ronselen.

U ziet een conflict ontstaan tussen mensen die religie als spel alleen maar ernstig nemen en mensen die beseffen dat ze aan het spelen zijn.

U beschrijft in Deus Casino religie als een spel waarmee mensen betekenis geven aan hun daden en hun lot. Terecht verwijst u daarbij naar Johan Huizinga’s Homo Ludens. Met ontspanning heeft spelen in dat boek uit 1938 uiteraard niets te maken. De ernstig spelende mens zorgt ervoor dat cultuur ontstaat, stelt Huizinga. In de draaikolk van de jaren dertig van de vorige eeuw probeerde hij een onderscheid te maken tussen verschillende vormen van spelen. Je kon volgens hem immers ook vals spelen: als je afdwaalde in adolescentie, eigenwaan of ‘de wijsheid van de jongensclub’. Op die manier gleed je weg in ‘puerilisme’. Huizinga vond die onnozelheid een teken des tijds en rekende er ook het fascisme toe. Hij schaarde zich eigenlijk achter het dystopische beeld over de toekomst van Europa dat de Zwitserse historicus Jacob Burckhardt eind negentiende eeuw had uitgewerkt. Naarmate de samenleving complexer werd, zag Burckhardt de behoefte aan radicale verkleutering toenemen. Anders dan Burckhardt hecht u meer belang aan de unieke resultaten van de exacte wetenschap, zodat u tot andere conclusies komt. U ziet ook een conflict ontstaan, maar dan tussen mensen die religie als spel uitsluitend ernstig nemen en mensen die beseffen dat ze aan het spelen zijn.

U vat Deus Casino op als een terechte oefening in het herdenken van onze seculariteit, die zwaar onder druk wordt gezet door allerhande extremisten en dogmatici. Het beheren en verdedigen van onze grondwet en van onze seculiere instellingen is een verantwoordelijkheid die ons allen verbindt, of je nu vrijzinnig of gelovig bent, of helemaal niets. De Europese culture war die vrijzinnigen en christenen tot diep in de twintigste eeuw intens heeft beziggehouden, is echter geen model voor de toekomst. Daarom zou het goed zijn ook ruimte te laten om de seculiere staat te verdedigen vanuit het christendom, zoals onder andere Jean-Luc Marion doet. Een opvallende beoefenaar van die methode is de Italiaanse filosoof en voormalig Europees parlementslid Gianni Vattimo. Om zich beter te kunnen verzetten tegen politiek en religieus extremisme, neemt hij Nietzsche en diens perspectivisme als uitgangspunt. Vattimo benadert het christendom als een religie van secularisatie, desacralisering en ontheiliging. De vrijheid en broederschap die onze democratie kenmerken, hebben we dankzij de christelijke boodschap verworven, tegen de macht van de kerk in. De missie van het christendom is volgens Vattimo net het keihard doorzetten van de seculariteit.

God is niet verdwenen. Net omdat de ideeën van Heidegger en Nietzsche doorwerkten bij postmoderne denkers, kwam God langs de achterdeur weer binnen.

De theepot waarmee Bertrand Russell de onfalsifieerbare stellingen van religies heeft ontkracht, staat symbool voor een hele groep van denkers die God hebben geschrapt. Toch is God niet verdwenen. Net omdat de ideeën van Heidegger en Nietzsche doorwerkten bij postmoderne denkers, kwam God langs de achterdeur weer binnen, maar uiteraard niet als een soort antropomorfe superheld die boven de mensen zweeft. Concepten als ‘de tweede naïviteit’ van Paul Ricoeur gaan daarover: opnieuw denken over God nadat de kritiek van het atheïsme is verwerkt. Die fenomenologische en hermeneutische aanpak levert behoorlijk interessante resultaten op, net omdat ze de kans biedt om onze begrippen ten gronde te herzien. Het strafste voorbeeld dat ik ken, komt van de Ierse filosoof Richard Kearney. De titel van zijn belangrijkste boek is veelzeggend: Anatheïsm. Returning to God after God (2009). Kearney probeert, voorbij dogma’s en instituten, het beginpunt van religies te reconstrueren (openheid voor anderen en de intuïtie dat er iets ‘meer’ is), nog voor je een opdeling krijgt tussen gelovigen en ongelovigen. Anatheïsme is dan een God-na-God-moment, wat bij Kearney de vorm aanneemt van een creatief niet-weten – waarvoor hij overigens zwaar leunt op de literaire traditie, van Virginia Woolf tot James Joyce.

Touched by His Noodly Appendage van Arne Niklas Jansson toont het Vliegend Spaghettimonster

De Kerk van het Vliegende Spaghettimonster is onze hedendaagse ‘theepot van Russell’. U laat die kerk een hoofdrol spelen in uw Deus Casino: ze daagt immers alle juridische en filosofische inzichten over de waarde van religie uit. Her en der zijn er de afgelopen jaren rechtszaken gevoerd om gelijke rechten af te dwingen voor die nieuwe kerk, waarvan de leden met een vergiet op hun hoofd rondlopen. De grootste uitdaging, zo merkt u terecht op, is dat de Pastafarische kerk de waarachtigheid van officiële religies radicaal in vraag stelt – en eigenlijk van elke georganiseerde overtuiging. Je kan onmogelijk meten of een Pastafarische gelovige het wel of niet oprecht meent, of satire bedrijft. Net zomin kan je beweren dat volgelingen van een erkende godsdienst vanzelf een diepgelovige inborst hebben. En wat dan met christenen die de georganiseerde kerk de rug hebben toegekeerd, met afvallige moslims, ietsisten of atheïsten: zijn zij dan soms niet in staat om ergens waarachtig in te geloven?

In de diverse samenleving moeten bedrijven en overheden rekening houden met de levensbeschouwing van hun werknemers en klanten. Dus ook als zij volgelingen zijn van de Kerk van het Vliegende Spaghettimonster?

Het rechtvaardigheidsgevoel en de naastenliefde van een anonieme (on)gelovige zijn even belangrijk als die van de bisschop van Rome. Als er geen absolute waarheden bestaan, dan heeft het geloof dat we hechten aan een inzicht of een waarde altijd beperkingen. Die bescheidenheid heeft de eerder vermelde Gianni Vattimo het zwakke denken genoemd. Hij zweert de dogma’s van de traditionele metafysica af en omarmt Nietzsche: er is geen absolute waarheid, alleen maar interpretatie. Bovendien bestaat er een onderscheid tussen foi (geloof) en croyance (geloofsovertuiging), zoals onder meer Kierkegaard beschreef in zijn Stadia op de levensweg. Die twee hoeven niet samen te gaan, want anders zouden kerken, synagogen en moskeeën leeg blijven door een acuut gebrek aan perfecte gelovigen. Als je de Franse protestantse socioloog Jacques Ellul moet ‘geloven’, dan zijn de christenen er het ergste aan toe. Ellul stelde dat het christendom eigenlijk nog moet beginnen, omdat de Bergrede zo radicaal is dat alleen Christus die opdracht heeft uitgevoerd. Kortom, elke discussie over geloof moet ook voorwaardelijk en relativerend kunnen zijn. En de cultureel-antropologische impact die een religie op een samenleving heeft, is in geen geval te reduceren tot godsbewijzen.

Die historische dimensie staat niet centraal in uw boek. Het gaat er u om de uitzonderingspositie van religies in vraag te stellen. U maakt in Deus Casino duidelijk dat u de weg van de redelijke accommodatie te onherbergzaam vindt. Charles Taylor had dat pad geëffend, onder andere door eind jaren 80 zijn ideeën over neutraliteit heel concreet uit te diepen in een Canadese overheidscommissie die maatschappelijke verzoening wilde bevorderen. In de diverse samenleving moeten bedrijven en overheden rekening houden met de levensbeschouwing van hun werknemers en klanten. Dus ook als zij volgelingen zijn van de Kerk van het Vliegende Spaghettimonster? Redelijke accommodatie en andere goedbedoelde vormen van zwakke levensbeschouwelijke neutraliteit kunnen in het slechtste geval leiden tot het uitvergroten van particuliere groepsbelangen, ten nadele van de rechten van individuele burgers.

Om het algemeen belang te dienen, moeten we ook in staat zijn om onze overtuigingen of ons geloof thuis te laten.

Eerder dan te zoeken naar een evenwicht tussen afzonderlijke groepen kiest u voor het brede perspectief. Sinds Darwin is het op geen enkele manier meer mogelijk om letterlijk te geloven dat de natuur door God is geschapen. U gaat nog een stap verder door de NOMA-theorie van Stephen Jay Gould te ontkrachten. Die laatste plaatst geloof en wetenschap naast elkaar, in twee ‘niet-overlappende magisteria’. Het is een theorie die een luide echo bevat van het ordeningsdenken van Blaise Pascal dat de meeste mensen wel kennen van diens aforismen: ‘Le cœur a ses raisons que la raison ne connaît point.’ U toont overtuigend aan dat onze wetenschappelijke kennis de ruimte voor het klassieke godsbeeld onooglijk klein maakt. Omdat het bestaan van God niet te bewijzen valt, redeneert Pascal dat we moeten gokken dat hij wel degelijk bestaat. Het is de enige keuze die ons iets kan opleveren.

De winstkansen van die gok zijn sinds de zeventiende eeuw fel geslonken. Dat neemt niet weg dat mensen blijven geloven. Het geloof, als individuele of collectieve ervaring, is helemaal niet uit de samenleving aan het verdwijnen, maar neemt wel een andere vorm aan, al was het maar omdat de religieuze kennis verdampt en Europa ontkerstent. U geeft het geloof een plaats op de ‘cognitieve marktplaats’, een begrip van de Franse socioloog Gérald Bronner: de samenleving is een plek waar allerhande ideeën, theorieën en overtuigingen worden uitgewisseld. Het is voor een overheid onbegonnen werk om al die verschillen redelijk te accommoderen. We doen er dus beter aan om het profane zo duidelijk mogelijk van het goddelijke te scheiden, en vrijheid te organiseren op basis van grondrechten en gezamenlijke afspraken. Om het algemeen belang te dienen, moeten we ook in staat zijn om onze overtuigingen of ons geloof thuis te laten.

De afgelopen jaren probeerden ook Laurette Onkelinckx en Patrick Dewael de laïcité in te schrijven in de grondwet.

Eerder dan te streven naar een zwakke neutrale overheid pleit u voor een overheid die voluit universele grondrechten verdedigt – en die mogen voor u nauwer aansluiten bij de Franse laïcité. Dat is de reden waarom u als federaal kamerlid, samen met uw DéFI-collega Sophie Rohonyi, in november van vorig jaar een wetsvoorstel indiende om artikel 7bis van de Belgische grondwet als volgt te veranderen: ‘Bij de uitoefening van hun respectieve bevoegdheden verbinden de Federale Staat, de gemeenschappen en de gewesten zich ertoe de doelstelling te eerbiedigen dat België een Staat is waar de laïciteit geldt en die in elk domein van het overheidsbeleid de voorrang van het burgerlijk recht op elke religieus voorschrift waarborgt.’ In de tekst van het wetsvoorstel schrijft u dat het de plicht is van de staat om alle overtuigingen te beschermen, maar dat die opdracht alleen geldt ‘indien die overtuigingen onze meest fundamentele burgerlijke wetten eerbiedigen’. Er zijn de afgelopen jaren nog voorstellen ingediend om de laïcité in te schrijven in de grondwet, onder andere door Richard Miller, Laurette Onkelinckx en Patrick Dewael.

We hebben uiteraard een heel eigen Belgische geschiedenis waarin katholieken en liberalen de scheiding tussen kerk en staat samen hebben geregeld tijdens het Nationaal Congres van 1830 – anders dan in Frankrijk. Onder het begrip kerk wordt dan niet alleen de katholieke kerk verstaan, maar ook andere erediensten en niet-confessionele levensbeschouwingen. De grondwet van 1831 regelde de verhouding tussen kerk en staat zeer degelijk. Wij erkennen erediensten en betalen hun bedieners. Onze invulling van godsdienstvrijheid heeft dus een licht paradoxale kant. Frankrijk heeft een veel strakkere scheiding doorgevoerd met de fameuze wet van 1905, omdat het conflict tussen de Franse staat en de katholieke kerk dat eraan voorafging veel heviger was en er een grotere urgentie bestond om de samenleving te pacificeren. De Franse laïcité is altijd veel strijdbaarder geweest, maar ook eenduidiger. Naarmate de plaats van de islam in Europa tot grotere vragen leidde, nam ook de heftigheid van het debat over de laïcité toe.

Het is niet omdat de impact van de katholieke kerk als instituut zo goed als verdwenen is, dat de hele samenleving plots strijdend vrijzinnig is geworden of dat bio-ethische debatten netjes afgesloten zijn.

Dit is verre van een puur intern Frans debat. Vele Europese landen, België incluis, doen dunnetjes de Franse discussie na. Behalve Duitsland, waar de overheid kerkbelasting int en volop samenwerkt met georganiseerde geloofsgroepen. In elk geval is het voor ons belangrijk om het Franse debat goed te begrijpen, omdat we daar het meest bij aansluiten. Zelf vind ik het essentieel om een open gesprek te blijven voeren over de verhouding tussen kerk en staat. Op die manier leren we benoemen hoe de samenleving verandert (of net niet) en kunnen we pragmatische hervormingen voorbereiden. Het is niet omdat de impact van de katholieke kerk als instituut zo goed als verdwenen is, dat de hele samenleving plots strijdend vrijzinnig is geworden of dat bio-ethische debatten netjes afgesloten zijn. Integendeel, die debatten lopen volop door, er komen er steeds nieuwe bij en oude ethische coalities vormen geen garantie voor toekomstige standpunten.

Naar mijn gevoel is het onvermijdelijk dat we in ons land op termijn opschuiven naar een andere, nog afstandelijker invulling van de verhouding tussen kerk en staat. Aanpassingen van de grondwet moeten de bestaande toestand wel concreet verbeteren en moeten een oplossingsgerichte wijsheid bevatten die heel lang meegaat. Het huidige debat hierover bevat meer emotie dan consensus. In dat opzicht blijft het voor mij onduidelijk of de grondwetswijziging die u voorstelt een verschil zou maken. Ik ben er wel van overtuigd dat het net de universele interpretatie van grondrechten is die het mogelijk maakt om welvaart en vrijheid in ons land en in Europa te garanderen. Het is volgens mij ook de meest efficiënte strategie om een antwoord te bieden op identiteitspolitiek, demagogie en puerilisme.

Het is jammer dat uw wetsvoorstel weinig aandacht heeft gekregen in de Vlaamse media, laat staan dat Deus Casino is opgepikt.

Daarom is het heel jammer dat uw wetsvoorstel weinig aandacht heeft gekregen in de Vlaamse media, laat staan dat Deus Casino is opgepikt – of een van uw vorige boeken. Ik vind dat u als Franstalige sociale liberaal uw plaats in het publieke debat dubbel en dik verdient – en niet alleen omdat u de enige Belgische politicus bent die door Adèle Van Reeth wordt geïnterviewd en boeken publiceert bij Puf op de Boulevard du Montparnasse in Parijs (hoewel dat toch ook respect verdient). Om te beginnen verdient uw eloquente pleidooi voor de vrijheid en tegen absolute waarheden meer weerklank. Over de staatshervorming moeten we het dan de volgende keer hebben.

Met vriendelijke groet,
Harold Polis