Beste Gaea Schoeters,
Door Sven Gatz, op Tue Jun 19 2018 22:00:00 GMT+0000Cultuurminister Sven Gatz reageert op de open brief waarin auteur Gaea Schoeters hem aansprak op zijn stilzwijgen na het bericht dat de Belg wil dat er minder belastinggeld naar cultuur gaat. 'Ik kan de cultuursector in de ogen kijken. Met liefde.'
Hartelijk dank voor uw lange brief! Hij geeft me de gelegenheid u uitvoerig te antwoorden. Om te beginnen betreur ik dat u mijn reactie gemist hebt toen het nieuws bekend raakte dat de Belg minder belastinggeld naar cultuur wil zien gaan. Ik had daar nochtans wel op gereageerd, via sociale media als Twitter en Facebook en ook via het bij de modale Vlaming erg populaire televisieprogramma Gert Late Night.
Tussen haakjes: wat me aan die enquête meer verbaasd heeft dan het gegeven dat de Belg minder belastinggeld over heeft voor cultuur, is de vaststelling dat er in werkelijkheid twee maal zoveel middelen gaan naar de sociale zekerheid dan de Belg denkt.
U vergelijkt appelen met peren.
Maar goed. In dit antwoord wil ik even gebruik maken van de gelegenheid om u, zij het niet zo omstandig als in mijn boek Bekentenissen van een Cultuurbarbaar, met enkele cijfers en gegevens duidelijk te maken dat de toestand van de Vlaamse cultuur allerminst van die aard is om haar publieke behoeder te herdopen tot het ministerie van Schaamte en Verontschuldiging.
Vooraleer een Vlaamse stand van zaken te geven, wil ik enkele kanttekeningen plaatsen bij uw selectieve vergelijkingen met Duitsland en Nederland. Zo stelt u dat Nederland haast 18 euro per inwoner besteedt aan musea, tegenover 2,5 euro per inwoner in Vlaanderen. U vergelijkt appelen met peren.
Het Vlaamse cijfer ken ik, het komt uit een nota van het Museumoverleg. Maar dat cijfer bevat niet de bijdragen van de steden en gemeenten, bij ons om historische redenen zwaardere financiers van de musea op hun grondgebied dan de Vlaamse overheid.
Over Duitsland geeft u aan dat de middelen voor Cultuur zonet met maar liefst 23 % werden opgetrokken. De waarheid is dat die stijging van het cultuurbudget net de besparingen die Duitse steden en gemeenten in cultuur hebben doorgevoerd, diende te verzachten, zo vertelde mijn ambtsgenote uit Noordrijn-Westfalen me onlangs.
Bovendien mag u ook niet vergeten dat Duitsland een veel bredere tewerkstellingspolitiek aanhoudt in cultuurorganisaties. De tewerkstelling in Duitse cultuurorganisaties is vaak drie keer zo groot als in vergelijkbare organisaties bij ons. Dat komt omdat Duitse vakorganisaties zoals de metaalvakbond sterk staan bij het technisch personeel in bijvoorbeeld theatergezelschappen.
Toen ik mijn Duitse collega in Düsseldorf sprak, zei ze me dat het nog best pittig zou worden om de nieuwe middelen bij de kunstenaars zelf terecht te doen komen. Waarmee ik maar wil zeggen dat het niet zo evident is om vergelijkingen te maken over de cultuurbestedingen van staten.
Ik vecht voor cultuur, maar ik zit in een regering die welzijn of scholen ook belangrijk vindt.
Het klopt dat ik in het begin van de regeerperiode een besparing heb doorgevoerd in de cultuursector. Of die zo zwaar was als u laat uitschijnen, namelijk dat vele onafhankelijke en kleine makers met veelbelovende projecten werden doodgeknepen en dat alleen de grote huizen nog producties blijven maken, betwist ik ten stelligste.
Elke sector, van justitite tot het leger, van het onderwijs tot media heeft moeten besparen. Op het moment dat er bespaard moet worden, vind ik niet dat cultuur die dans moet ontspringen omdat cultuur nu eenmaal cultuur is. Niet elk artistiek project dat over de lat van een commissie geraakt, moet per definitie een toelage krijgen. Ik vecht voor cultuur, maar ik zit in een regering die welzijn of scholen ook belangrijk vindt.
Bovendien wil ik hier zelf ook eens de vergelijking maken met Nederland: de besparingen in het Nederlands cultuurweefsel waren van een heel andere, veel zwaardere orde. Men kan niet in eenzelfde betoog Nederland een voorbeeld noemen en het wat verder als doembeeld voorhouden.
De heropbouw is begonnen met nieuwe investeringen in de kunsten, ook voor jonge kunstenaars en kleinere organisaties.
Ik heb erover gewaakt om hier milder en omzichtiger te snoeien, om later weer te laten bloeien. En die belofte heb ik nadien ook gehouden. De heropbouw is begonnen met nieuwe investeringen in de kunsten, ook voor jonge kunstenaars en kleinere organisaties. In de projectenpot bijvoorbeeld, die bij het begin van de regeerperiode zes miljoen euro bevatte, zit vandaag opnieuw meer dan tien miljoen euro.
De voorbije jaren heb ik ook sterk ingezet op verschillende nieuwe initiatieven om de financiering van cultuur minder afhankelijk te maken van subsidies, die echter - en dat beklemtoon ik - nodig blijven en niet afgebouwd mogen worden. Subsidies bijven voor heel veel disciplines in mijn sector een absolute noodzaak voor starters of voor vernieuwers die grenzen opzoeken, discussies en debat op gang brengen, ons onszelf in vraag doen stellen. Daarom spreek ik over aanvullende financiering, boven op de subsidies.
Alda Greoli, mijn collega in de Franse Gemeenschap, en ikzelf hebben in het kader van die zoektocht naar nieuwe middelen van de federale regering bekomen dat de tax shelter voor de film werd uitgebreid tot de podiumkunsten.
Uit de eerste resultaten blijkt dit een succes te worden: de prognoses voor het eerste jaar voorspellen een toename van 38 miljoen euro private middelen die naar onze podiumkunsten stromen. De vrees dat de kleinere organisaties daarbij niet aan de bak kunnen komen, blijkt ongegrond.
Met de tax shelter voor podiumkunsten halen we geld op voor cultuur waar het zit, bij de ‘rijken’.
Ook met andere initiatieven dan de tax shelter voor podiumkunsten halen we middelen op die we anders niet aan cultuur zouden kunnen besteden. Finaal halen we daarmee ook geld op voor cultuur waar het zit, bij de ‘rijken’.
Maar de kleinere en kwetsbare initiatieven zullen ook meer publieke middelen krijgen na de overname van de provinciale bevoegdheden voor cultuur. Dit is een warme overdracht, waarbij er meer geld dan vroeger naar lokale en bovenlokale culturele initiatieven gaat.
Wat de erfgoedinstellingen betreft, geef ik u gelijk dat we daar voor een grote inhaaloperatie staan. We hebben beslist om voorlopig, naast het MuHKA en het KMSKA, geen erkenning te geven aan de zeven musea die zich kandidaat hadden gesteld om erkend te worden als een cultureel erfgoedinstelling.
Onze musea zitten in een groeiproces waarin we hen willen begeleiden. Dat groeiproces moet ook gepaard gaan met nieuwe investeringen, op terreinen als collectiebeleid, infrastructuur, digitaal beleid en publiekswerking. Dit is een collectieve verantwoordelijkheid: van de musea zelf, maar ook van alle betrokken overheden.
Samen kunnen we die grote historische achterstand ombuigen en ik heb me zelf al geëngageerd om die noodzakelijke financiële inhaalbeweging te helpen maken. Maar het is niet zo dat de musea zonder meer zullen krijgen wat ze vragen. Dat is voor geen enkele sector zo. De subsidies worden eerst grondig geadviseerd door de bevoegde commissies.
We hebben deze regeerperiode meer dan honderd miljoen euro ter beschikking voor investeringen in culturele infrastructuur.
Voor het sociaal-cultureel werk kunnen we fier zijn op het vernieuwde decretaal kader. We geven meer ruimte aan de kleinere bewegingen en meer middelen aan de etnisch-culturele federaties en we creëerden voor deze cultuursector voor het eerst ook een projectenpot.
In het letterenbeleid maakte ik in het Vlaams Fonds ruimte voor non-fictiebeurzen. Momenteel loopt er in samenwerking met de sector een langverwachte campagne ter promotie van het boek en de boekhandel. De kortingbonnen voor boeken die er deel van uitmaken, waren in amper enkele dagen de deur uit.
In dat andere fonds, het Vlaams Audiovisueel Fonds, zette ik meer middelen in voor audiovisuele producties en creëerden we een Gamefonds.
Verder hebben we ook een stevige stijging van de infrastructuursubsidies tot stand gebracht. Het budget voor infrastructuursubsidies in cultuur is gestegen van 10,8 miljoen euro in 2015 tot 34,7 miljoen in 2018, met eenmalig zelfs een uitschieter van 44,7 miljoen in 2017.
We hebben deze regeerperiode dus meer dan honderd miljoen euro ter beschikking voor investeringen in culturele infrastructuur. Daarmee renoveren we, meestal samen met lokale overheden en andere partners, grote en kleine theaters en musea. Het KMSKA, maar ook volkstheater De Roma in Antwerpen. De Opera, maar ook kinder- en jeugdtheater de Kopergietery in Gent of het Concertgebouw van Brugge en erfgoeddepot Rato in Mechelen.
Ik ben als minister van Cultuur de vanzelfsprekende bondgenoot van de kunstenaars, maar ik sta ook aan de zijde van het publiek.
Geachte Gaea, u rijgt in uw brief verder nog enkele mythes en vooroordelen aan elkaar over het beleid en mijn impact daarop. Zo vindt u dat ik het vooral heb over publieksverbreding, alsof ik behept ben met de wens om het besteden van cultuurmiddelen te verantwoorden met cijfers over het publieksbereik. Dat is niet juist.
Natuurlijk besteed ik aandacht aan publieksverbreding. Ik mik net op méér participatie aan cultuur, op meer diversiteit in cultuur, zowel bij de artiesten en creatievelingen als bij het publiek. Draagvlak creëren voor cultuur, dat is toch de essentie van cultuurspreiding?
Ik ben als minister van Cultuur de vanzelfsprekende bondgenoot van de kunstenaars. Maar ik sta ook aan de zijde van het publiek. Het een kan nu eenmaal niet zonder het ander. En als het even kan, wil ik zowel culturele actor als de toeschouwer plezieren.
Zoals met de nieuwe Museumpas: het publiek krijgt met één kaart onbeperkt toegang tot een massa musea, die dankzij de verkoop van de Museumpassen ook meer inkomsten verwerven. Voor mij zijn artistieke kwaliteit en publieksverbreding geen vijanden.
Tenslotte staan er nog volgende onjuistheden in uw brief: dat in de kleine CC’s alleen stand up-comedy te zien is, is een mythe. We monitoren de evolutie van de verschillende kunstendisciplines in de CC’s en over de jaren heen evolueren die verhoudingen niet zoveel.
Ik geef toe dat het ideale cultuur-landschap nog niet in Vlaanderen te vinden is, maar ik werk gestaag verder.
Dat er in het cultuurbeleid te weinig ruimte is voor experimenten klopt evenmin. Het tegendeel is waar: experimenten worden net steeds belangrijker. Het is in het nieuwe decreet bovenlokaal cultuurbeleid zelfs een specifieke functie.
En op de koffie bij minister Crevits gaan, doe ik graag. Als er één minister is met wie ik intensief samenwerk om onderwijs en cultuur dichter bij elkaar te brengen, is het zij wel.
U hoeft mij er niet van te overtuigen dat men cultuur best met de paplepel meegeeft. Tussen haakjes: de praktijk van de Kunstendag voor Kinderen, een organisatie van mijn eigen departement waaraan ik mijn volste medewerking verleen, leert dat veel ouders cultuur net leren smaken omdat ze er dankzij hun kinderen makkelijker mee in aanraking komen.
Beste Gaea, ik erken dat ik nog veel werk aan de winkel heb. Ik geef toe dat het ideale cultuurlandschap nog niet in Vlaanderen te vinden is. Ik beken dat ik niet overal en altijd in mijn opzet slaag. Maar ik werk gestaag verder en kan de cultuursector in de ogen kijken. Met liefde.
U genegen,
Sven
PS. Mijn karma stelt het wel.