Beste idealistische gemeenschap
Door Frank Keizer, op Fri Dec 15 2017 08:00:00 GMT+0000Elke vrijdag schrijft een van onze vijf vaste online correspondenten een brief aan iemand. Deze week vindt Frank Keizer een duister aanknopingspunt voor het gevoel van gemis onder ons weifelende idealisme: de literaire beweging van de ‘New Narrative’.
Begin oktober ging ik naar San Francisco – Berkeley, om precies te zijn – voor een conferentie over ‘New Narrative’, een behoorlijk obscuur onderwerp. Voor wie niet al mijn brieven leest: in de late jaren zeventig en jaren tachtig kwam in San Francisco een groep schrijvers op die een brug wilde slaan tussen de literaire avant-gardes en de sociale bewegingen in de Bay Area, in dit geval de radicale homobeweging. In de woorden van Steve Abott, die de naam bedacht, was New Narrative ‘language conscious, but it arises out of specific social and political concerns of specific communities.’
Veel queer cultuur – en New Narrative is geen uitzondering – lijkt zich af te spelen rond een verlies
Het zelf en het verhaal, identiteit en gemeenschap - zaken die de heersende avant-garde van die tijd juist verdacht vond - kregen in New Narrative hun kritische en transformerende rol terug in het schrijven. De bekendste fellow traveler van New Narrative is waarschijnlijk Kathy Acker. Het is geen toeval dat zij nu, twintig jaar na haar dood, weer overal aanwezig lijkt, omdat ze leefde en schreef op het snijpunt van populaire cultuur, avant-garde en seksuele bevrijding.
De conferentie ging vooral over de erfenissen van New Narrative, wat suggereert dat zijn moment voorbij is. De titel van de conferentie mocht dan wel ‘Communal Presence’ zijn, wat overheerste waren de gesprekken over afwezigheid. Heel erg verwonderlijk is dat niet. Veel queer cultuur – en New Narrative is geen uitzondering – lijkt zich af te spelen rond een verlies, misschien zelfs een gevoel van falen.

In het geval van New Narrative is dat gevoel van verlies onlosmakelijk verbonden met de verwoestende AIDS-epidemie, het verval van de radicale agenda van seksuele bevrijding – afgewisseld met de opkomst van de meer conservatieve identiteitspolitiek – en de steeds strakkere grip die het neoliberalisme op de stad kreeg. Het zorgde ervoor dat het weefsel dat San Francisco was – met zijn promiscuïteit op seksueel, sociaal en artistiek gebied – langzaam verscheurd werd. De gemeenschappen die haar animeerden en elkaar eerder geraakt hadden, dreven uiteen. Je zou ook kunnen zeggen dat de stad gestratificeerd raakte: waar altijd wrijving en toevallige ontmoeting was, bleken nu grenzen getrokken.
Niet dat die grenzen er niet altijd waren geweest. Een van de andere manieren waarop afwezigheid figureerde tijdens de conferentie, en ook dat doet aan vandaag denken, was op het gebied van verschillen, solidariteit en onderdrukking tussen gemarginaliseerde groepen. Want al werd de stroming aanvankelijk gedomineerd door witte homomannen, ze groeide – uiteraard niet zonder strijd – uit tot een kruispunt van verschillende groepen, over grenzen van seksualiteit, ras en gender heen, om zich te verenigen in een politiek die we vandaag ‘intersectioneel’ zouden noemen.
Verlangen is er genoeg, maar we krijgen het niet georganiseerd.
Die obscuriteit van New Narrative gold ook net zo goed voor veel schrijvers die pas later betrokken raakten, toen het fenomeen al op een gerucht uit het verleden leek dat vooral rondgefluisterd werd. Wie er niet bij was in de jaren tachtig, zo vertelde dichter en essayist Rob Halpern op de conferentie, voelde zich op onzekere wijze verbonden met een rijke, maar overschaduwde geschiedenis van gemeenschappelijkheid. Men voelde het verlangen haar te herleven – te leven zelfs – maar moest die gemeenschap opnieuw uitvinden in een periode waarin radicale politiek en stormachtige poëticale discussies al waren gaan liggen.
Misschien is de relatieve onbekendheid van New Narrative wel precies waarom ze nu weer de kop opsteekt, met een golf van herontdekking en gestage canonisering). Als een soort geest. New Narrative-schrijvers lezen voelt immers alsof je over een donkere kloof heen wordt getild naar een moment in de geschiedenis waarop alles anders leek, maar vooral toch de toekomst. Vandaag is die toekomst een toekomst zonder toekomst geworden, toen was die toekomst nog een belofte. Behalve een gemis kun je daarin ook een exces ervaren van gevoel en betekenis, die het heden weer uit z’n knellende impasse kan laten stromen.

Tijdens die drie conferentiedagen dacht ik veel na over mijn eigen geschiedenis. Voor iemand als ik die vol vage verlangens zit rond ‘schrijven’, ‘gemeenschap’ en ‘politiek’ is New Narrative misschien wel een model. Geen geïdealiseerd model, want gemeenschap is geen idealiseerbaar product van een literaire tekst, maar wel de uitkomst van een strijd, hoe obscuur en kwetsbaar ook. En misschien zelfs niet eens een uitkomst, maar gewoon de conditie van ons geploeter. Verlangen is er genoeg, maar we krijgen het niet georganiseerd.
De jaren negentig staan voor mij voor de uitdoving van sociaal en politiek verlangen
En er speelt ook iets wat ik maar amnesie noem. Net als voor de jongere generatie schrijvers van New Narrative staan de jaren negentig voor mij voor de uitdoving van sociaal en politiek verlangen. Niet zozeer bij mijzelf, daarvoor ben ik te jong. Het is meer het knagende gevoel dat ik een leegte heb geërfd. En dat in die leegte ergens (maar waar?) de bron ligt voor mijn afgestompte geschiedenis, mijn investering (of is het overinvestering?) in radicale seksuele culturen, en het hakkelend op gang komende discours over privilege en identiteit binnen mijn linkse gemeenschap.
Vaak moest ik denken aan wat slavernijonderzoeker Nancy Jouwe eens vertelde in poëziehuis Perdu in Amsterdam, over hoe de energie van het activisme van de zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen uit de jaren tachtig in Nederland in de jaren negentig weglekte in instituties of ondergronds ging.
Dat is nu gelukkig aan het veranderen. Nog steeds blijft het een fragiel archief, maar de jaren negentig lijken inmiddels steeds meer een slaperig interregnum, tenminste voor wie zich zo’n roes kon veroorloven. We kunnen het ons vandaag niet meer veroorloven.