Beste Isabelle Stengers
Door Harold Polis, op Thu Jul 15 2021 17:30:00 GMT+0000Elke vrijdag pent een van onze zes vaste online correspondenten een brief. Harold Polis schrijft naar de Belgische filosofe Isabelle Stengers, over PFOS, Oosterweel en de eeuwige zoektocht naar een 'sens commun': 'Een consensus betekent voor u niet het nemen van een beslissing die in steen wordt gebeiteld. Het gaat om het proces waarbij je samen betekenis geeft aan publieke goederen.'
Volgens u zijn we aanbeland in een periode van (ecologische) catastrofes. Om die nieuwe barbarij te breken, beroept u zich op creativiteit en een globale aanpak. Uw visie wordt gevoed door een langdurige bewondering voor de procesfilosofie van de Britse wiskundige Alfred North Whitehead (1861-1947). U hebt er als Belgische filosofe een internationale renommee mee opgebouwd. Het verklaart ook de ondertitel van uw meest recente boek Réactiver le sens commun: Lecture de Whitehead en temps de débâcle (Les empêcheurs de penser en rond, 2020). Het is een grondig ingekorte herwerking van een eerder verschenen studie over Whitehead.
Réactiver le sens commun bevat het relaas van een levenslange intellectuele achtervolging. Mijn dilettantisme is niet te vergelijken met uw eruditie, maar ik deel de fascinatie voor Whitehead volkomen. Whitehead heb ik leren kennen dankzij een bevlogen leraar godsdienst. Ik was zeventien en begreep voor het eerst dat het verschil tussen lichaam en geest geen natuurwet was. De rationele opdeling die Descartes maakt tussen de res cogitans (kort door de bocht: de geest) en de res extensa (de materie) is onhoudbaar. Whitehead plaatst daar de wederzijdse beïnvloeding van dingen, mensen en ideeën tegenover. De relatie tussen dingen bepaalt mee hun betekenis en waarde. Bovendien stolt die betekenis nooit. Ze verandert door de dynamiek die elke relatie tekent.
We worden aangemoedigd om gauw op ons paard te zitten: de boze ruiters van de Apocalyps vormen de grootste sportclub van het land.
In de loop der jaren ben ik blijven lezen in het onuitputtelijke Process and Reality, een bundeling van lezingen die Whitehead in 1929 uitbracht. Het is een van de meest verbazingwekkende boeken die ik ken: een niet-filosoof verwoordt intuïties en stelt vragen die voorbij het dualisme reiken. Whitehead vond dat hij leefde in een beschaving die ten onder ging. De slachtpartij van de Eerste Wereldoorlog bevestigde dat beeld. Hij deelde de drang naar tabula rasa met zovelen van zijn generatie, van André Breton en Paul van Ostaijen tot Martin Heidegger en Karl Barth. Terwijl dada vernieling predikte, werkte Whitehead doodleuk een nieuwe kosmologie uit, een totaalbeeld van de structuur en de evolutie van het universum. Voor minder deed hij het niet.
Het toeval wil dat ik net begonnen was in Réactiver le sens commun, uw meest recente boek, toen het PFOS-schandaal rond de 3M-fabriek in Zwijndrecht losbarstte. Het was alsof je op straat liep en je heel even door de gordijnen heen naar de werkelijkheid achter onze wereld kon kijken. Overal, tot in kippeneieren toe, doken er forever chemicals op. In een tijd waarin mensen hun smetvrees toedekken met eufemismen en letterwoorden, werd PFOS meteen ervaren als een metafoor voor de grote verloedering van alles: van grondwater en genen tot overheid en bestuur. Tout pourri! Omdat ons publieke debat niet zoveel ruimte laat voor nuance, wordt zo’n metafoor meteen een hyperbool. We worden aangemoedigd om gauw op ons paard te zitten (en er ook hoog op te zitten): de boze ruiters van de Apocalyps vormen de grootste sportclub van het land. Geheel conform de verwachtingen werd PFOS binnen de kortste keren een zaak van schreeuwers, schurken en specialisten.
Er is zoveel tijd, geld en energie in Oosterweel gestopt dat het project sluipenderwijs onfeilbaar is geworden.
De enige vraag die er in dit opzicht volgens mij echt toe doet, is hoe we natuur en samenleving re-integreren. Zonder adequate consensus blijven we projecten en regels opstellen die tekortschieten zodra we ze uitvoeren. Oosterweel is daar, tegen alle verwachtingen in, een voorbeeld van. Ondanks alle lovenswaardige inzet, de jarenlange voorbereidende deliberaties en een omvangrijke technische planning zal het resultaat nooit volledig beantwoorden aan de toekomstige eisen van de Antwerpse agglomeratie. Onder meer omdat we de toekomst domweg niet kunnen voorspellen. Anders hadden al die slimme technocraten, ambtenaren en ingenieurs het PFOS-schandaal geruisloos kunnen voorkomen of incalculeren. Helaas, de zwarte zwaan streek wel degelijk neer.
In Réactiver le sens commun voert u de demon van Laplace op, de ultieme ontkenning van de vrije wil. In dat gedachte-experiment beschreef de wiskundige Pierre-Simon Laplace een fictief personage dat de precieze beweging van elk atoom kent, zodat hij de toekomst kan berekenen. Een batterij argumenten, van de kwantummechanica tot de chaostheorie, bewijzen het tegendeel. Om aan te tonen dat de toekomst contingent en onvoorspelbaar is (om van het heden nog te zwijgen), volstaat het om aan ons struikelende bestaan te denken. Exacte wetenschappers worden echter opgeleid om de wetenschappelijk geopenbaarde werkelijkheid belangrijker te vinden dan de menselijke ervaring. Dat is het punt in het boek waarop u zich als een onderkoelde minnaar van Kant ontpopt. Er is voor u geen splitsing mogelijk tussen de fundamenten van het universum (onzichtbaar voor mensenogen, maar kenbaar voor wetenschap) en de indrukken van onze zintuigen waarmee we die fundamenten proberen te begrijpen. U wilt zoveel mogelijk ontsnappen aan de greep van abstracties. Niet omdat u ontkent dat 2+2=4, maar wel om te vermijden dat we beginnen te denken als automaten.
De plek waar we wonen is zo dichtbevolkt, overbevraagd en geïndustrialiseerd dat een laconieke houding voor de hand ligt: onleefbaarheid hoort erbij, zoals blauw water bij de Middellandse Zee.
Er is zoveel tijd, geld en energie in Oosterweel gestopt dat het project sluipenderwijs onfeilbaar is geworden. Omdat er zoveel is gedebatteerd en onderhandeld over alternatieven is er geen alternatief meer mogelijk. De discussie is afgesloten. Oosterweel is een abstractie die zich onttrekt aan de vermaledijde politiek, aan de burgers en aan de feiten. Geheel in de geest van onze tijd is Oosterweel zelfcorrigerend padafhankelijk geworden: we moeten er wat minder over nadenken en ons wat meer schikken naar het ‘transformationele’ masterplan. Los van de stadhuistaal die Oosterweel mooier voorstelt dan het is, blijft het ook een tijdelijke en gedeeltelijke oplossing van een aantal acute dilemma’s. Niemand wil dat de haven van Antwerpen sluit of verlies lijdt. Niemand wil uit Antwerpen weg omdat de lucht slecht is. Niemand wil de eindeloze sliert vrachtverkeer in zijn achtertuin. Niemand wil alleen opdraaien voor de rekening. De plek waar we wonen is zo dichtbevolkt, overbevraagd en geïndustrialiseerd dat een laconieke houding voor de hand ligt: onleefbaarheid hoort erbij, zoals blauw water bij de Middellandse Zee. Het tempo waarmee het kapitalisme wordt vergroend en de Europese energietransitie zich aan het voltrekken is, doet de vraag rijzen of Oosterweel wel ambitieus genoeg is. En waarom hebben we het afgelopen decennium geen adequater milieu- en energiebeleid ontwikkeld?
Volgens u kan het niet de bedoeling zijn om vanuit een abstracte machtspositie in de plaats van mensen te denken, maar wel om hen zoveel mogelijk in hun waarde te laten.
Een consensus betekent voor u niet het bepalen van een gemiddelde of het nemen van een beslissing die in steen wordt gebeiteld. Dat is het tegendeel van wat u ‘sens commun’ noemt. Het gaat om het proces waarbij je samen betekenis geeft aan publieke goederen en aan de ‘commons’, dat lastig te vertalen begrip. Wat betekenen die publieke goederen, infrastructuur en commons voor ons? Hoe gaan we ermee om? Die vragen vormen ook de kern van de burgerbewegingen die Oosterweel hebben begeleid. Gered is een beter woord, want de aanvankelijke Oosterweelplannen werden zonder veel overleg geponeerd, waardoor er een cascade van procedures op gang kwam. Burgerparticipatie is essentieel, maar het blijft onduidelijk of meer burgerparticipatie ook tot betere beslissingen leidt. We hebben nog geen uitgewerkte visie op de relatie die politiek en burgerparticipatie kunnen ontwikkelen. U schrijft uitgebreid over de noodzaak om rekening te houden met de toekomstige ecologische gevolgen van de beslissingen die we vandaag nemen. De door u voorgestelde re-integratie van natuur en samenleving gaat nog een heel eind verder dan de bestaande regelgeving. U pleit ervoor om de kring van belanghebbenden zo breed mogelijk te maken en om immanent te denken. Het kan met andere woorden niet de bedoeling zijn om vanuit een abstracte machtspositie volledig in de plaats van mensen te denken, maar wel om hen zoveel mogelijk in hun waarde te laten. Uzelf beperkt het debat ook niet tot het menselijke standpunt. De natuur zit dus mee aan tafel.
Ik ken weinig mensen die zo intens als u de nietzscheaanse vrolijke wetenschap bedrijven en alles in vraag stellen, tot en met het vragen stellen zelf.
Ik ben er op basis van Réactiver le sens commun niet zeker van dat u onverdeeld gelukkig bent met de juridisering van het ecologische debat, zoals die een vorm krijgt in de klimaatzaken die wereldwijd worden aangespannen tegen overheden. De manier waarop u het verband ziet tussen de wereld en het gebruik dat mensen ervan maken, overstijgt het pleidooi in een rechtbank. Als filosofe bent u geobsedeerd door het bevragen van de autoriteit van wetenschappelijk gezag. Wetenschappelijke vooruitgang stuwt onze wereld vooruit, schraagt ons beleid, ons mensbeeld, onze manier van leven. Maar ondanks al dat meetbare gezag gaat u objectiviteit, rationaliteit en waarheid met de voorhamer te lijf. Ik ken weinig mensen die zo intens als u de nietzscheaanse vrolijke wetenschap bedrijven en alles in vraag stellen, tot en met het vragen stellen zelf. Voor u is een wetenschappelijk inzicht in de eerste plaats een gelukt experiment, niet zozeer een wet of een model. Daarom betreurt u het overwicht van de fysica op andere wetenschappelijke disciplines. Het is alsof waarheid, in verband met welk onderwerp dan ook, alleen de vorm van een natuurwetenschappelijke wet kan aannemen.
Het probleem is dat de zeventiende-eeuwse wetten van Newton perfect werken voor bewegende spullen, zoals ruimteraketten of peperdure Tesla’s, maar minder voor organisatiepsychologie, het hervormen van de arbeidsmarkt of het afvlakken van socio-economische ongelijkheid. U stelt een ecologie van wetenschappelijke praktijken voor die waarde hecht aan diverse vormen van kennis, aan de manier waarop kennis zich ontwikkelt, aan de beperkingen en verplichtingen waar wetenschappelijke kennis ons mee confronteert, en aan de interactie van wetenschap met de samenleving. Die verhouding hebt u samengebald in het begrip ‘cosmopolitics’.
Uw meerdelige werk over ‘cosmopolitics’ is in het Frans en het Engels verschenen, maar helaas niet in het Nederlands. Moge daar snel verandering in komen. Dat geldt overigens ook voor het werk van onze geliefde Whitehead.
Met vriendelijke groet,
Harold Polis