Beste Joachim,
Door Dominique Willaert, op Mon Aug 21 2017 22:00:00 GMT+0000Dominique Willaert (Victoria Deluxe) reageert op de brief van Joachim Ben Yakoub aan Tunde Adefioye. Hij betreurt dat de sector wordt ingedeeld in ‘strijders voor de goede zaak’ en ‘verraders’, een polarisering die weinig kansen opent tot dialoog en wederkerigheid. ‘Sterker nog: het vergroot de weerstand en het ongenoegen langs beide kanten van het spectrum.’ Hoe maken we van een debat een ge(s)laagde dialoog?
Toen m’n reactie op de opinie van Tunde over Theater Aan Zee in De Standaard werd gepubliceerd, ontving ik twee soorten reacties. Enerzijds reacties die aangaven dat ze mijn opinie als constructief en opbouwend ervoeren, anderzijds boze reacties met de boodschap dat m’n opiniestuk toxisch is en ik moet leren luisteren.
Er lijkt vandaag geen ander thema dat zoveel polarisering en verdeeldheid veroorzaakt. Zelf blijf ik ervan overtuigd dat dit noodzakelijke gesprek en debat deels binnen andere contouren moet worden gevoerd. Daarom probeer ik in te gaan en te reageren op je brief aan Tunde.
Voorbij de polarisering
Ik start graag met het citeren van een auteur die een misschien onverwacht perspectief binnen brengt in dit debat, maar die ikzelf prikkelend vind. Albert Murray, in 2013 op 97-jarige leeftijd overleden, was schrijver en blues-exegeet. In z’n werk The Omni-Americans: Black Experience & American Culture (1970) lezen we: ‘Ik wantrouw de idee dat het zwarte Amerikaanse leven enkel kan worden samengevat in de stopwoorden “slavernij” en “onderdrukking”. Daarvoor heb ik zelf een te hoge dunk van onze zwarte cultuur.’
Alhoewel Murray – geboren in Alabama – redenen te over had om zich te ontpoppen tot de meest woedende activist, koos hij voor een houding die hij zelf zo omschrijft: ‘Het oproepen van schuld en schuldgevoelens bij niet-zwarte Amerikanen is een methode, maar zelf geloof ik meer in het stimuleren van intelligente actie. Ik geloof niet in een “identity politics of grievance”. De intelligente actie zoek ik in romans, blues, jazz en bepaalde vormen van politiek.’
Ik verwijs naar het leven en werk van Albert Murray omdat me keer op keer opvalt hoe het debat in Vlaanderen en Nederland vaak start met het verketteren en essentialistisch benaderen van de ‘Andere’. Meestal wordt er een wij/zij-houding ontwikkeld die fundamenteel onrecht doet aan de complexe realiteit, en vooral: afbreuk doet aan de autonome (individuele) positie van elk subject. Mensen zijn niet alleen maar lid van ‘een gemeenschap’, ze zijn ook individuen met heel eigen, specifieke persoonlijkheids- en karaktereigenschappen. ‘De’ sector, ‘de’ kunstenaars met kleur, het zijn onvoldoende performante begrippen om dit noodzakelijke debat te voeren.
Je schrijft: ‘ZE zien het niet, ZE zien het niet.’ Wie zijn die ‘ZE’, Joachim? Heel wat ‘witte mensen’ in de sector zijn totaal geen geprivilegieerde mensen.
De frames en debatmodellen die vaak worden gehanteerd, zijn niet zelden die van een vijandige – en in staat van oorlog verkerende – gemeenschap. Hoe moet je een uitspraak als ‘Er staat een nieuwe generatie kritische kunstenaars van kleur klaar om het podium te bestormen, weliswaar op haar eigen voorwaarden’ anders interpreteren? Of wat met de uitspraak: ‘Het ontgaat de generatie die nu aan het roer staat volledig dat een nieuwe generatie kunstenaars van kleur en hun bruggenbouwers en architecten volop aan het bouwen zijn aan die andere dynamieken waar zij zo hopeloos naar op zoek zijn.’
De eigen zelfverklaarde gemeenschap (van kunstenaars met kleur) wordt afgezet tegen ‘de sector’, ‘de familietafel van de podiumkunsten’, ‘de goedbedoelende linkerzijde’, ‘meester-slaaf’,... Je schrijft: ‘ZE zien het niet, ZE zien het niet.’ Wie zijn die ‘ZE’, Joachim? Heel wat ‘witte mensen’ in de sector zijn totaal geen geprivilegieerde mensen. Vaak zijn het zelf arbeiderskinderen, die soms niet eens een klassieke kunstopleiding konden genieten en zelf aan de weg timmeren.
De eigen gemeenschap (wij) wordt opgehemeld en de andere – de sector (zij die het niet willen zien, de zogenaamd witte sector) – wordt tot vijand verklaard. De sector wordt ingedeeld in ‘goeien’ en ‘slechten’, in ‘strijders voor de goede zaak’ en ‘verraders’. Die vaststelling blijft m’n voornaamste punt van kritiek op dit soort discours: het ontwikkelt heel weinig kansen tot dialoog en wederkerigheid. Sterker nog: het vergroot de weerstand en het ongenoegen langs beide kanten van het spectrum.
Als je het in jouw reactie bijvoorbeeld over de witheid van de structuur van mijn denken hebt, dan vraag ik mij oprecht af waaruit je de ‘witheid’ van de structuur van mijn denken afleidt? Welke criteria en analysemethodes hanteer je? Is dat iets wat je afleidt uit feitelijke uitspraken, uit analyses van de culturele praktijk, uit wat ik schrijf en publiceer, of gaat het om subjectieve interpretaties?
Grijswaarden
Vijfentwintig jaar praktijkervaring in het culturele werkveld hebben me geleerd dat de structuren van het denken alleen al onder de ‘autochtone’ (Belgische, Europese) burgers heel sterk van elkaar verschillen. Er zijn burgers waarmee wij werken en samenleven die heimwee hebben naar de homogene natiestaat, terwijl andere autochtone burgers worstelen met het koloniale verleden van ons land, de geopolitiek van het Westen en als eersten de handen uit de mouwen steken om vluchtelingen en getraumatiseerde oorlogsslachtoffers gastvrij te onthalen en strijd te leveren voor gelijke rechten.
De structuur van het denken van mensen is iets wat zich op individueel niveau situeert en afhankelijk is van ontzettend veel factoren (gender, klasse, leeftijd, geografische factoren, opleidingsgraad) en bovendien voortdurend evolueert. Laat ons blijven kijken naar de dynamische aspecten die verbonden zijn aan identiteit, en mensen vooral ook steunen in de evolutie die ze afleggen.
Bovendien kunnen de kunstenaars met ‘kleur’ niet als een homogene groep met dezelfde idealen, wensen en doelen worden beschouwd. Mensen, kunstenaars, programmatoren met ‘kleur’ zitten soms zelf op machts- of geprivilegieerde posities tot ongenoegen van hun collega’s. Wellicht merkt Tunde dat ook binnen de KVS op. En hopelijk mag ook dat onderwerp van gesprek en dialoog worden.
Wanneer je het in je reactie hebt over ‘de nieuwe generatie kritische kunstenaars van kleur die klaar staan om het podium te bestormen, weliswaar op hun eigen voorwaarden,’ dan wil ik erop wijzen dat het symbolisch, cultureel en economisch profiel van deze kunstenaars met kleur even divers is als alle verschillende profielen binnen de gevestigde sector. Waarmee ik opnieuw wil duiden dat een essentialistische opdeling tussen ‘witte’ en ‘gekleurde’ mensen en structuren weinig vruchtbaar is.

In de vele reacties op deze discussie (onder andere op Facebook) valt me keer op keer op dat heel wat mensen die zich terecht willen verbinden met de antiracistische strijd het hebben over een festival en over voorstellingen waar ze zelf niet op aanwezig waren. Zelf pleit ik ervoor om met meer kennis van zaken en met een grotere voorzichtigheid over elkaars werk te spreken. Zelf beschouw ik het podiumlandschap niet als een sector die uit verschillende culturele ‘kampen’ bestaat.
Velen die in deze discussie reageerden hebben het over een festival en over voorstellingen waar ze zelf niet op aanwezig waren.
De heel erg grote verschillen binnen het werkveld situeren zich op heel diverse assen: de institutionalisering van een deel van het werkveld, de sterke impact van het managementsdenken, de verstrengeling met partijpolitieke strekkingen, de alsmaar toenemende werkdruk, of bijvoorbeeld het Mattheuseffect: grotere spelers worden sterker, kleinere gezelschappen en van projectsubsidies afhankelijke kunstenaars knokken om te overleven en leven meestal in heel bestaansonzekere omstandigheden, los van hun etnisch-culturele afkomst.
Ik hoop dat we met zoveel mogelijk mensen uit het kunstenveld kunnen ingaan op je slotvraag: ‘hoe het komt dat we nog steeds met dezelfde problemen zitten die twintig jaar of langer geleden al bestreden werden, maar vooral: wat wij daar nu samen aan kunnen doen, over onze generatieverschillen heen?’ Misschien moeten we het niet enkel hebben over ‘de problemen’ die we met behoorlijk wat mensen al twintig jaar aan het bestrijden zijn. De zoektocht naar een inclusieve, intergenerationele samenleving en kunstensector mag en kan best ook eens stilstaan bij wat er naast de problemen wél aan het lukken is.
Ik ben niet diegene die aan anderen de voorwaarden wil opleggen voor welk gesprek dan ook. Wel heb ik tot eigen scha en schande geleerd dat het moralistisch bejegenen van de gesprekspartner, met name het hanteren van een denk- en analysekader waarin begrippen als ‘schaamte’, ‘schuld’, ‘spelbederver’, ‘vader- of moedermoorden’ centraal staan, het gesprek meestal bezwaart en bemoeilijkt. Ik hoop dat de verwijten plaats kunnen maken voor een gelaagde zoektocht, zonder mensen op te splitsen in ‘goeien’ of ‘slechten’. Je oproep om inclusief en op gelijke voet met elkaar in gesprek te gaan, nemen we maar beter ernstig en beperken we niet tot één groep. Zelf stel ik voor om op zoek te gaan naar de nuances en ook naar wat spelers, makers, huizen en recensenten om met elkaar te verbinden.
Misschien moeten we het niet enkel hebben over ‘de problemen’ en eens stilstaan bij wat er wél aan het lukken is.
Ten slotte: gedurende heel wat jaren labelde ik bepaalde spelers die deel uitmaken van de sociaalartistieke praktijk van Victoria Deluxe, vaak in categoriale en soms stereotyperende termen. Ik had het over: ‘allochtone jongeren’, ‘vluchtelingen’, ‘maatschappelijk kwetsbare burgers’… Zelf voelde ik telkens hoe dit wrong en schuurde. Dikwijls stelde ik mij de vraag hoe ik zou willen dat anderen mij zouden omschrijven. Toen Ciska Hoet een diepgravend essay schreef over het project YOUnited9000 en daarin heel pittige vragen ontwikkelde, hebben we stilgestaan bij enkele van onze ‘evidenties’. Veel van de jongeren antwoordden toen: ‘Wij beschouwen onszelf niet als migrant, allochtoon of vluchteling en willen ook niet als ‘minderheid’ benoemd worden. Wij voelen ons vooral “jongeren, pubers en Gentenaars”. Wij zijn niet zoveel anders dan jullie, of liever: wij hebben niet de indruk dat jullie zoveel anders zijn dan ons. We voelen dat ook jullie een zo sterk mogelijke voorstelling willen maken, en om daarin te lukken hebben we iedereen nodig.’
De zoektocht die we met Victoria Deluxe ontwikkelen, is hoe we meer diverse perspectieven op de wereld kunnen ontwikkelen, door meer diverse mensen een stem te geven in de vorm van een voorstelling, toonmoment, publicatie. En om misverstanden te vermijden: we ervaren steeds vaker dat mensen die mogelijkheden zelf grijpen en steeds vaker de auteur en regisseur van hun eigen voorstelling of leven worden, wat ons verheugt. Want in essentie zoeken we jaar na jaar hoe we de bestaande machtsrelaties kunnen veranderen, waarbij we heel erg bereid zijn om ruimte te maken voor de nieuwe verhalenvertellers.