Beste kale gemeenschap

Door Thijs Lijster, op Fri Apr 19 2024 06:55:00 GMT+0000

Filosoof Thijs Lijster zag met lede ogen aan hoe Larry David na de slotaflevering van Curb Your Enthusiasm van de beeldbuis verdween: alweer een boegbeeld minder voor de kale gemeenschap. Ook de brede bevolking zou het gebrek aan kale knikkers in de populaire cultuur moeten betreuren. Want wie durft het anders aan hypocrisie of correctheid openlijk te doorprikken? ‘Stiekem wilden we allemaal Larry David zijn.’

Beste kale gemeenschap

Het was geen gemakkelijke maand voor ons (ik mag ‘ons’ zeggen), omdat we afscheid moesten nemen van een van onze boegbeelden, op televisie althans. Larry David, het brein achter de legendarische sitcom Seinfeld (1989-1998), heeft na twaalf seizoenen een punt, of liever, een uitroepteken gezet achter Curb Your Enthusiasm (2000-2024), de serie die op zijn eigen leven geïnspireerd is en waarin hij zelf de hoofdrol vertolkt.

David heeft sterk bijgedragen aan de bewustwording van de kale gemeenschap. In de derde aflevering van seizoen twee weigert hij een stel pubermeisjes halloweensnoep te geven omdat ze niet verkleed zijn, waarop ze wc-rollen door z’n tuin gooien en met spuitbussen ‘bald asshole’ op z’n voordeur kladden. ‘It’s a hate crime against the bald community’, aldus David tegen de politieagenten die hij de volgende ochtend inschakelt, al nemen die hem weinig serieus. ‘We’re a set, a group’, legt hij uit. Maar ik ben ook kaal, zegt een van de agenten (een persoon van kleur met een gladgeschoren hoofd). Waarop David antwoordt:

With all due respect, officer, you are not bald. You’ve chosen to shave your hair. That’s a look that you’re cultivating to be fashionable and we don’t really consider you to be part of the bald community, with all due respect.

Het is niet verrassend dat zijn aangifte niet in behandeling wordt genomen.

Nee, leden van de kale gemeenschap, u heeft het tegenwoordig niet gemakkelijk. Op televisie wordt u stelselmatig ondervertegenwoordigd ten opzichte van uw behaarde en bebaarde medemens. Hoeveel kale nieuwslezers kunt u opnoemen? Weermannen? Topmodellen? Acteurs? Talkshowhosts? (Na het vertrek van Humberto Tan van de Nederlandse buis is al onze hoop gevestigd op Arjen Lubachs wijkende haargrens.)

Uit mijn jeugd weet ik dat het ook anders kan. De jaren 1990 waren een goede tijd voor de kale gemeenschap. Er was – na de langharige seventies en de gekuifde eighties – volop kale popmuziek, met R.E.M., Live en The Smashing Pumpkins en natuurlijk de gabberhouse. Op televisie konden we elke zaterdag, na de weersvoorspelling door de kale Erwin Kroll, kijken naar de beste kapitein die de Starship Enterprise ooit gehad heeft: de even wijze als daadkrachtige Jean-Luc Picard, gespeeld door Patrick Stewart, die een geheel nieuwe betekenis gaf aan ‘to boldly go where no one has gone before’. In de bioscoop draaiden de spektakelstukken met kale actiehelden als Bruce Willis, Samuel L. Jackson en Vin Diesel. We hadden superhelden als X-Men, aangevoerd door de kale professor Xavier, gespeeld door, jawel, Patrick Stewart.

Misschien dat ik daardoor als twintiger nooit zo erg onder mijn uitdunnende haardos gebukt ging, of toch niet in de mate waarover ik las in een krantenartikel waarin diverse mannen getuigden over hun ‘angst voor de kapelaansband’. Tegenwoordig zijn de eerste haren in de kam dan ook al reden genoeg voor een haartransplantatie, wat voor ons zoiets is als conversietherapie voor de LGBTQIA+-gemeenschap. Veel broeders zijn al voor de verleiding gezwicht. Haarzakjes uit weliger begroeide delen van het lichaam worden een voor een ingeplant in de kale huid. De uitdrukking ‘uit z’n nekharen lullen’ krijgt dus een vrij letterlijke betekenis bij degene die met zijn nieuwe haardos pronkt.

Hoeveel kale nieuwslezers kunt u opnoemen? Weermannen? Topmodellen? Acteurs? Talkshowhosts?

Waar zijn vandaag de kale superhelden en rolmodellen gebleven? Aan wie of waaraan kan tegenwoordig een adolescent met terugtrekkende haarlijn zich nog spiegelen (behalve aan zijn eigen gladde schedel)? Moet hij het dan doen met Dwayne ‘The Rock’ Johnson en Philippe Geubels? (En als er dan eens een serie gewijd wordt aan een kale persoon, zoals Het jaar van Fortuyn, dan wordt de titelrol gespeeld door de rijkelijk behaarde acteur Jeroen Spitzenbergen.)

Gerard Reve schreef: ‘Kaal zijn is niet erg, alleen je hebt geen haar meer’. Evengoed liet de auteur de hoofdpersoon uit De Avonden (1947) onophoudelijk zijn broer beschimpen vanwege diens kaalheid (en zichzelf voor de spiegel angstvallig zijn kruin inspecteren). Terugblikkend blijken de jaren 1990 een kleine open plek te zijn in een jungle van baldshaming, waarin kale mannen toch vooral als schurken werden opgevoerd – denk aan Blofeld uit de James Bond-films (waarin Sean Connery trouwens een haarstukje droeg), Freddy Krueger, Voldemort, Skeletor en Jeff Bezos – of als sukkels (denk aan Homer Simpson of Kevin uit The Office). Waaraan hebben wij dit stigma, deze spot, verdiend? If you prick us, do we not bleed?

Terugblikkend blijken de jaren 1990 een kleine open plek te zijn in een jungle van baldshaming.

Mijn vader zei altijd troostend dat op een drukke straat ook geen gras groeit. De gebrekkige begroeiing is met andere woorden een indicatie voor de levendigheid binnen de hersenpan. Niet voor niets is de vita contemplativa van oudsher de vluchthaven van de kale mens geweest. Socrates, geestelijk vader van de westerse filosofie, was inderdaad kaal, iets waarvoor hij trouwens, in Plato’s Symposion, publiekelijk belachelijk wordt gemaakt door Alkibiades, die hem met een sater en een silenenbeeld vergelijkt. (Volgens het notenapparaat in de vertaling van Hans Warren en Mario Molegraaf uit 2012 was het laatste een ‘afbeelding van Silenos, een kale, baardige, geile en babbelzieke man’ en de Atheense variant van de tuinkabouter.) In de middeleeuwen waren alle denkers kaal – de tonsuur als merkteken dat men afstand doet van het aardse leven – terwijl onder de verlichtingsfilosofen onmogelijk valt uit te maken wie kaal was en wie niet, want hoewel ze helemaal voor transparantie en mondigheid waren, verstopten ze hun hoofden veilig onder een bepoederde pruik. De negentiende-eeuwse filosofie kent met Schelling en Nietzsche weliswaar een paar flinke kapsels, maar in de twintigste eeuw halen we de schade in met de knappe kale koppen van Adorno en Popper.

Er zijn dus genoeg kale filosofen, maar toch is er geen echte filosofie van de kaalheid. Laten we hierover nog even wat haren kloven: wat is eigenlijk kaalheid? De vraag is natuurlijk of kaalheid überhaupt iets is, of niet veeleer niets. Namelijk: het ontbreken van haar. Kunnen we filosoferen over dat wat niet bestaat?

In de analytische taalfilosofie wordt vaak de uitspraak ‘de huidige koning van Frankrijk is kaal’ als voorbeeld gebruikt voor een propositie die waar noch onwaar kan zijn (omdat een predicaat wordt toegeschreven aan een niet-bestaand subject). Het niet-bestaan van de kaalheid op zich is evenwel geen logische onmogelijkheid, want er zit een temporele dimensie in de non-existentie. De kaalheid waarover wij het hier hebben is haar dat niet-langer is. Het tegendeel zien we bij baby’s, waarbij kaalheid van een geheel andere orde is, namelijk het nog-niet: pure mogelijkheid of potentialiteit. (Wat voor haren zal de baby krijgen, welke kleur, en krullen of sluik?) Kaalheid op gevorderde leeftijd is de niet-meer-mogelijkheid, de niet-kracht. Nog los van de seksuele connotaties die deze niet-kracht (im-potentia) klaarblijkelijk heeft (denk aan het Bijbelse verhaal van Samson, die zijn lichamelijke kracht verliest nadat Delilah hem tijdens zijn slaap van zijn lange haar ontdoet) gaat het ook simpelweg om de onmogelijkheid van het kapsel: waar de behaarde man zijn kapsel naargelang de mode of gelegenheid kan aanpassen, rest de kale man slechts één mogelijkheid, namelijk de onmogelijkheid.

Deze constatering, dat er voor de kale geen alternatief is, kunnen we ook in een positiever licht zien, namelijk als een vorm van onverzettelijkheid, een weigering om zich aan te passen of om de dingen mooier te presenteren dan ze zijn. Filosoof Simon Critchley schrijft in het voorwoord van zijn boek Bald. 35 Philosophical Short Cuts (2021) dat ‘bald’ ook de betekenis heeft van iets wat zonder omslagen en omwegen gezegd wordt: ‘in the sense of a bald statement or speaking in a plain, unadorned, unveiled and indeed slightly stark way.’ Critchley verwijst daarmee naar de inhoud van zijn boek, een bundeling van zijn columns voor de New York Times, die qua stijl afwijken van het academische proza waarin hij gewend was te schrijven:

Writing short essays for a newspaper can be harder than academic writing because of the baldness of expression and the limitations for the form, especially the word limit. There is no space for academic wigs or comb-overs. One has to stick one’s bald head out of the window and speak.

Hoewel ons terecht aangeleerd wordt om onze woorden zorgvuldig te wegen, en om eventuele kritiek, zowel in de wetenschap als in het sociale verkeer, netjes gecoiffeerd voor de dag te laten komen, kan het presenteren van de naakte, onbedekte waarheid soms verfrissend zijn. Daarvoor is durf nodig, de deugd die Michel Foucault (nog zo’n kale knikker) parrhesia noemde. Die term, die letterlijk uit het Grieks vertaald ‘alles zeggen’ betekent, verwees voor hem naar de moed om open en bloot de waarheid te spreken.

Juist dat liet Larry David zo weergaloos zien in Curb Your Enthusiasm. Hij zei daadwerkelijk alles. Met zijn eerlijkheid (of botheid) en zijn verzet tegen de modes en de doxa van het moment wist hij mensen keer op keer tegen de haren in te strijken en zo een breekijzer te vormen in sociaal ongemakkelijke situaties. En hoewel dat sociale ongemak door zijn inbreng dikwijls alleen maar groter werd, wilden we stiekem allemaal Larry zijn. We benijdden de baldness waarmee hij vormen van hypocrisie of correctheid doorprikte, onomwonden kritiek uitte op kledingkeuzes, lacherig deed over nieuwe trends als living funerals, en hardop klaagde over onbenulligheden als koude koffie of verkeerd geparkeerde auto’s.

Hoewel ons terecht aangeleerd wordt om sociaal netjes gecoiffeerd voor de dag te komen, kan het presenteren van de naakte, onbedekte waarheid soms verfrissend zijn.

Julius Caesar droeg de lauwerkrans naar verluidt om zijn kaalheid te maskeren. Laten wij, Larry David indachtig, onze kaalheid voortaan als lauwerkrans dragen. Het is hoog tijd voor wat baldy positivity. U mag er zijn, u ziet er goed uit, pretty, pretty, pretty good! Dus verstop uw kale kruin niet langer onder dat haarstuk, die hoed of een andersoortig hoofddeksel. We verdienen onze plek onder de zon! (Maar niet vergeten te smeren!)

Met blootshoofdse groet,

Thijs Lijster