Beste Lydia Tár
Door Thijs Lijster, op Wed Oct 04 2023 22:00:00 GMT+0000Over Lydia Tár, de dirigente uit de film Tár van Todd Field, is al veel inkt gevloeid. Thijs Lijster wil het in zijn eerste brief hebben over een hardnekkige spanning die in de discussie op de achtergrond bleef: waarom reduceren we kunst, bij uitstek orkestmuziek, zo graag tot één enkele persoon? 'Als we de grootsheid van de kunst vaker als een collectieve verdienste zouden beschouwen, dan zou machtsmisbruik mogelijk ook minder voorkomen.'
Ik weet het, ik ben late to the party, want het is alweer enkele maanden geleden dat jij, of liever de film waarin jij als fictief titelpersonage schitterde, de tongen losmaakte. Een film over een wereldberoemde dirigent en componist, leerling van Leonard Bernstein (jij mocht Lenny zeggen), die zo’n beetje alle belangrijke prijzen heeft gewonnen, waaronder de unieke vierslag Emmy, Grammy, Tony en Oscar. Die bovendien, als eerste vrouwelijke én lesbische chef-dirigent van het Berliner Philharmoniker, een feministisch en LGBTQ+-icoon is, zij het tegen wil en dank – je houdt niet van de aanspreektitel maestra, omdat er immers ook geen astronettes zijn, en je maakt een student belachelijk die zegt dat hij ‘als BIPOC pangender persoon’ niet zo into Bach is.
De film vertelt vooral ook het verhaal van jouw ondergang, die in gang gezet wordt nadat een studente met wie je een kortstondige affaire had een eind aan haar leven maakt. Mails komen aan het licht waaruit blijkt dat je (uit wraak of jaloezie) haar carrière had gedwarsboomd, gelekt door weer een andere teleurgestelde minnares en ex-assistent. Een handig geknipt filmpje over jouw college gaat viraal, alsook foto’s van jou met een jonge celliste. Men ziet een patroon van grensoverschrijdend gedrag. Alles wordt je afgenomen: je orkest, de geplande Mahler 5-opname voor Deutsche Grammophon, je huwelijk met de concertmeester en daardoor ook het contact met jullie dochter. In de wereld buiten de film reageerde het publiek overigens minder eenduidig: was je volgens sommigen een predator die haar verdiende loon kreeg, dan lazen anderen de film als een kritische reflectie op de cancelcultuur, over een kunstenaar die door mindere goden pootje werd gelicht en met net iets te veel gretigheid op het offerblok van de politieke correctheid werd gelegd.
Jezelf vernietigen, uitvagen – is dat ook niet het offer dat jij zelf hebt gebracht, Lydia?
Toch was die discussie niet wat mij het meeste fascineerde aan jouw verhaal. Je zette mij vooral aan het denken over een spanning tussen niemand en iemand zijn in de kunst, tussen jezelf enerzijds opofferen en wegcijferen, en anderzijds als een God aanbeden willen worden. Het doet me denken aan wat Kleist schrijft in zijn beroemde essay ‘Over het marionettentheater’ (in de vertaling van Nelleke van Maaren): ‘De gratie treedt in haar meest zuivere vorm op in de lichaamsbouw van die mens die óf helemaal geen óf een oneindig bewustzijn heeft, dat wil zeggen in de marionet of in de god.’
Het is een spanning waar jij zelf aan refereert, nadat de bovengenoemde student aangaf moeilijkheden te hebben met de ‘misogynie’ van Bach. Met veel gevoel voor drama antwoord je: ‘You want to dance the masque, you must service the composer. You gotta sublimate yourself, your ego, and, yes, your identity. You must, in fact, stand in front of the public and God and obliterate yourself.’ De uitvoerend kunstenaar moet zich onderwerpen, zichzelf uitvagen, om de componist en de muziek volledig tot hun recht te laten komen. Als dirigent bespeel jij weliswaar geen instrument, maar dat maakt je des te meer het verlengstuk van de componist – en tegelijk sta je naakt en nietig voor het publiek, hoezeer dat ook gemaskeerd wordt door al het decorum.
Er lijkt een tegenspraak in te zitten, in die hunkering om jezelf weg te cijferen en tegelijk God zelf te willen zijn.
Jezelf vernietigen, uitvagen – is dat ook niet het offer dat jij zelf hebt gebracht, Lydia? Of moet ik Linda Tarr zeggen? Want wanneer je, om de schandaalpers te ontlopen, naar je ouderlijk huis op Staten Island vlucht, blijkt dat je achtergrond heel wat minder posh is dan je exotische pseudoniem deed vermoeden. Blijkbaar zag je je genoodzaakt om die bescheiden socio-economische komaf te maskeren en de schepen achter je te verbranden om iemand te kunnen worden in de wereld van de klassieke muziek.
Odysseus kon aan de cycloop ontkomen door zich voor ‘Niemand’ uit te geven. Maar terwijl hij wegzeilde, kon hij het niet laten zijn ware identiteit prijs te geven; kennelijk moest en zou hij iemand zijn. Dat kwam hem duur te staan, want daarmee speelde hij zichzelf ook in de kijker van Poseidon, de vader van de reus, die hem ertoe veroordeelde tien jaar te zwerven. Ook jij kon het niet laten iemand te willen zijn, Lydia. In een interview waarmee de film opent zeg je het volgende: ‘Time is the thing, time is the essential piece of interpretation. You cannot start without me. See, I start the clock.’ Dat is voorwaar andere koek dan jezelf uitwissen en klein maken; eerder de dirigent in de gedaante van (half)God, als de ‘onbewogen beweger’ die het gehele universum in gang zet.
Alles voor de Kunst, en alles voor jou, omdat tussen die twee dingen in jouw ogen amper een onderscheid bestaat.
Er lijkt een tegenspraak in te zitten, in die hunkering om jezelf weg te cijferen en tegelijk God zelf te willen zijn. Jouw verhaal laat echter zien dat het eerder om een dialectiek gaat, omdat je enkel door jezelf uit te wissen die almachtige status kon verkrijgen. Bovendien lijk je te geloven dat je, juist op grond van alle offers die je gebracht hebt, ook anderen kunt slachtofferen. De student die niet van Bach hield zaag je tot z’n enkels af om je punt te maken. Je assistenten, muzikanten en geliefden schuif je als obsolete gebruiksvoorwerpen terzijde zodra je ze niet meer nodig hebt. Alles voor de Kunst, en alles voor jou, omdat tussen die twee dingen in jouw ogen amper een onderscheid bestaat. Zei Hegel niet dat de geschiedenis zijn werk doet door de daden van ‘grote’ individuen; dat achter de persoonlijke eerzucht van Napoleon de vrijheidsdrang van de wereldgeest schuilgaat?
Misschien ligt daar, in de vreemde combinatie van hoogmoed en zelfnegatie (‘ik ben slechts een onpersoonlijk instrument van de Kunst’) de kiem van je ondergang. Toegegeven, Lydia, het is evenzeer onze fout. Wij hebben je immers op dat voetstuk gezet dat vervolgens onder je gewicht bezwijkt. In dat opzicht is de jonge celliste Olga, op wie je jouw oog hebt laten vallen, verfrissend weinig onder de indruk van je. Bij een kennismakingslunch durft ze voor jou te bestellen; ze meent zich zelfs te mogen bemoeien met een compositie waaraan je werkt! Tijdens de boektournee waar je haar als nieuwe assistent mee naartoe neemt gaat ze liever dansen met een jongen die ze in het publiek heeft ontmoet dan uit eten met jou, die ze afscheept met een smoesje over een jetlag. Is het misschien net die onverschilligheid die jouw verlangen om te bezitten, alsook om te vernietigen, aanwakkert? ‘Forget Visconti’, zeg je tegen het orkest wanneer jullie Mahler 5 instuderen, maar misschien had jij dat zelf beter niet kunnen doen, of had je Manns novelle Dood in Venetië er nog eens op na moeten slaan, waarin staat: ‘Eenzaamheid brengt het originele voort, het gedurfde en wonderbaarlijk mooie, het gedicht. Maar eenzaamheid brengt ook het verkeerde voort, het onevenwichtige, het absurde en het ontoelaatbare.’
Ik heb me altijd enigszins verbaasd over de persoonlijkheids-cultus in de klassieke muziek, die die van de popmuziek naar de kroon steekt.
We hebben lang gemeend dat je alleen een groot kunstenaar (of wetenschapper, of ondernemer) kan zijn wanneer je werkelijk alles opgeeft voor de kunst. Maar dat je, als je dan de top bereikt, als een god behandeld dient te worden en overal mee kan wegkomen. Ik ben natuurlijk slechts een liefhebber, Lydia. Ik heb nooit professioneel een instrument bespeeld of zelfs maar deel uitgemaakt van een orkest, dus wat weet ik er nou van. Maar toch: ik heb me altijd enigszins verbaasd over de persoonlijkheidscultus in de klassieke muziek, die die van de popmuziek naar de kroon steekt. De namen die, ook in de film, met een lichtkrans zijn omgeven: Furtwängler, Von Karajan, Bernstein. Het doet me denken aan het gedicht ‘Fragen eines lesenden Arbeiters’ van Bertolt Brecht: ‘De jonge Alexander veroverde Indië / Hij alleen? / Caesar versloeg de Galliërs / Had hij niet minstens een kok bij zich?’ Net zoals de historische gebeurtenissen en grootse bouwwerken waar Brechts arbeider over leest (de hangende tuinen, de triomfbogen van Rome!), is de kunst, en orkestmuziek bij uitstek, toch een gemeenschappelijke, collectieve aangelegenheid? Waarom zijn we telkens weer geneigd ze te reduceren tot één enkele persoon?
Ik kan jouw reactie wel raden: collectiviteit is het recept voor middelmaat. Wanneer je dochter met haar knuffels een orkest naspeelt, corrigeer je haar: ‘They can’t all conduct, honey. It’s not a democracy’. Toch zit daar misschien juist de oplossing. Als we de grootsheid van de kunst nou eens wat vaker als een collectieve verdienste zouden beschouwen, en andersom van creatieve werkers niet langer verwachten of eisen dat ze zich volledig opofferen, dan zou machtsmisbruik mogelijk ook minder voorkomen. Want de hiërarchische structuur van het orkest kent zijn equivalent buiten het podium, in de nog altijd vaak verticaal georganiseerde kunstwereld, met zijn artistiek leiders, sterspelers en andere coryfeeën, die over een welhaast goddelijk vermogen beschikken om eigenhandig mensen te maken en te breken. In zo’n structuur, waarin zowel aanzien als macht bij een of weinige personen geconcentreerd is, terwijl andersom jonge, beginnende kunstenaars bereid zijn of gedwongen worden zichzelf (hun behoeftes, gevoelens, grenzen) weg te cijferen, kunnen uitbuiting en overschrijdend gedrag gedijen.
In de slotscène van de film zien we je in je nieuwe rol: voor een zaal uitgedoste gamegeeks dirigeer je de muziek van het computerspel Monster Hunter. Zelf ben je intussen veranderd van jager in prooi. Heeft dat je blik op macht in de kunstwereld veranderd?
Ik wens je hoe dan ook het beste toe met je nieuwe carrière.
Met vriendelijke groet,
Thijs Lijster