Beste Mary Douglas
Door Marlies De Munck, op Thu Jan 16 2025 15:54:00 GMT+0000Wat hebben een kop koffie en haring met elkaar gemeen? Niets en tegelijk alles, beseft Marlies De Munck na het lezen van Mary Douglas' standaardwerk Purity and Danger. ‘Hoe contingent de menselijke classificatiesystemen ook zijn, ze genereren rituelen en betekenissen waarmee we ons in de wereld kunnen oriënteren.’
Beste Mary Douglas
Je naam schoot me onlangs te binnen, toen mijn zieke kind vroeg of het bij mij in bed mocht slapen. Ik vertelde hem een verhaal over kleine onzichtbare beestjes die springen van mens naar mens en zo ziektes verspreiden. Dat werkte goed voor ons allebei: hij kroop in zijn eigen bed en ik voelde me minder schuldig dat ik hem op afstand hield. ’s Nachts kwam hij toch stilletjes bij mij in bed liggen, op zoek naar een beetje troost. Mijn verhaal over virussen nam een bocht: ik trok hem tegen me aan en vertelde hoe de natuur er toch maar mooi voor heeft gezorgd dat moeders en zieke kinderen elkaar willen vasthouden. Zo versterken ze elkaars immuunsysteem. Ik bedacht me hoe jij hier wellicht om zou glimlachen. Mijn ‘wetenschappelijke’ onderbouwing diende alleen maar als een ad-hoclegitimatie van mijn buikgevoel over wat wel en niet gescheiden moet blijven.
‘The people can believe because they collectively want to believe’, zo schreef je in je fenomenale boek Purity and Danger (1966). Het gaat erom dat we er samen in geloven, want alleen dan houdt het steek. Dat is, in een notendop, het inzicht waarrond je hele intellectuele oeuvre draait. Anders dan veel van je toenmalige collega-antropologen wilde jij je niet bezighouden met ‘butterfly collecting’; je wilde het systeem achter die classificatiedrang doorgronden. Dat bracht je tot het inzicht dat verhalen rond zuiverheid en besmetting een fundamentele rol spelen binnen menselijke gemeenschappen. Ze creëren een symbolische orde waaraan de dingen hun plaats en betekenis ontlenen. Het collectieve geloof in die orde houdt de gemeenschap bijeen: wie proper vermengt met vuil, wordt gesanctioneerd. Dat had je gezien tijdens je veldwerk bij de Congolese Lele. Maar al gauw begreep je dat onze westerse cultuur werkt volgens dezelfde ‘primitieve’ principes: bovenal proberen we contaminatie te voorkomen. In wezen draait het allemaal om onze worsteling met nabijheid: wat mag er wel of niet met elkaar in contact komen?
In wezen draait het allemaal om onze worsteling met nabijheid: wat mag er wel of niet met elkaar in contact komen?
Het doet me denken aan een aantal hardnekkige regels en taboes waarmee ik opgroeide: lig of zit nooit met je kleren aan in bed, gebruik een washandje voor de bovenkant en een ander voor de onderkant, eet gemorst voedsel niet op (tenzij het minder dan tien seconden op de vloer heeft gelegen), sta nooit met je schoenen op de badmat. Dat laatste verbod (en alle varianten van schoenen-op-dingen) werd in stand gehouden door het schrikbeeld van een besmettingsketting die terugleidt naar de hondendrol waar je mogelijk ooit bent ingetrapt. Inmiddels is het op alles toepasbare argument van de hondendrol een running gag tussen mijn broers en mij. Je hebt gelijk dat grappen een gelegenheid bieden om te beseffen dat een bepaalde ordening van onze ervaring geen werkelijke noodzaak heeft.
In dat besef schuilt een zekere vrijheid, maar het zou verkeerd zijn om jouw kijk op de mens te begrijpen als een vorm van ontmaskerend relativisme. Hoe contingent de menselijke classificatiesystemen ook zijn, ze genereren rituelen en betekenissen waarmee we ons in de wereld kunnen oriënteren. Kunst en cultuur zijn er volgens jou op gericht om de geldende classificaties te installeren en telkens opnieuw te bevestigen. Tegelijk heb je ook oog voor de beklemming die kan ontstaan in een al te rigide symbolische orde. Je schrijft het nergens expliciet, maar je lijkt het ook niet oneens te zijn met de idee dat kunst eveneens een tegengif kan zijn tegen puriteinse krachten. Ik denk aan een urinoir in een museum, zeepdozen in een galerij of vier minuten en drieëndertig seconden stilte in de concertzaal. Door te mengen wat normaal gescheiden moet blijven, weten deze werken categorieën open te breken en nieuwe betekenissen te genereren.
Door te mengen wat normaal gescheiden moet blijven, weten kunstwerken categorieën open te breken en nieuwe betekenissen te genereren.
Het raakt aan de kern van wat taboedoorbrekende kunstenaars drijft: een nieuwe, anti-hegemonische orde stichten. Maar ik geloof, Mary, dat jouw inzichten over de menselijke focus op zuiverheid en besmetting ook inzetbaar kunnen zijn voor een beter begrip van conventionelere kunstwerken. Met name in de effecten van contiguïteit – het aanraken of nabij zijn – ligt een vruchtbaar psychologisch mechanisme voor het creëren van esthetische spanning. De barokcomponist Giovanni Battista Pergolesi, bijvoorbeeld, zette de middeleeuwse verzen van het ‘Stabat Mater’ op muziek in zijn typisch Italiaanse, galante stijl. De combinatie van de melodieuze, bij momenten zelfs ‘lichte’ muziek met het tragische tafereel van moeder Maria die haar gekruisigde zoon beweent, leverde Pergolesi weliswaar verwijten op van blasfemie, maar dat kon niet verhinderen dat het werk immens populair werd. Niet omdat het de gevestigde religieuze orde doorbrak, maar wel omdat de esthetische vermenging van twee cultureel tegengestelde registers een intense ervaring biedt: het verdriet van Maria krijgt een menselijk karakter, wat haar lijden aangrijpender maakt.
Of neem het beroemde Adagietto uit de Vijfde Symfonie van Gustav Mahler. De muziek klinkt absoluut niet controversieel, maar de melodie kruipt zo traag van de ene noot naar de volgende dat je als luisteraar automatisch probeert om de langzame, zich uitdijende klanken in je hoofd bijeen te houden. Het maakt dat je tijdens het luisteren gaat anticiperen. Het is een esthetisch mechanisme dat teert op ons verlangen om aangrenzende en elkaar opvolgende elementen te classificeren als een samenhorende, betekenisvolle constellatie. Toen Luchino Visconti deze muziek gebruikte in zijn verfilming van Thomas Manns Dood in Venetië, paste hij hetzelfde principe toe in zijn cameravoering en montage. Het ostentatief trage tempo van de film maakt bijna fysiek voelbaar hoe het hoofdpersonage krampachtig probeert om zijn uiteenvallende betekeniskader bijeen te houden.
Het lijkt alsof je denken, als een besmettelijk, onzichtbaar beestje, aan intellectuele kruisbestuiving doet.
Ik lijk misschien te ver af te dwalen van jouw oorspronkelijke ideeën, Mary. Toch ben ik ervan overtuigd dat het allemaal met elkaar heeft te maken. Dankzij jouw inzichten begrijp ik steeds beter dat de esthetische effecten van contiguïteit ook mijn eigen denkprocessen sturen. In momenten van inspiratie triggert het ene woord spontaan een ander woord, alsof er een dieper, onzichtbaar verband tussen hen bestaat dat ik moet zien te achterhalen. Bij nader inzien stel ik vaak vast dat hun nabijheid is gestoeld op niet meer dan een toevallige uitwendigheid: ze rijmen bijvoorbeeld, of klinken gelijkaardig. Of ze zijn om anekdotische redenen in naburige vakjes in mijn hoofd geclassificeerd. Zo denk ik bij het woord ‘haring’ spontaan aan het woord ‘koffie’ omdat mijn grootmoeder tot mijn verwondering haar boterhammen met haring sopte in haar koffie. Aan mij de taak om ze filosofisch aan elkaar vast te klinken. Soms lukt dat wonderwel: dan spring ik van de ervaring van contingentie naar de principes van contiguïteit, om daartussen de continuïteit te verzekeren. Andere pogingen verzanden in hinderlijk binnenrijm of oninzichtelijke woordensalades.
Dit alles brengt me tot een enigszins indiscrete vraag over de interne keuken van jouw brein: herken ik in jouw denken niet diezelfde associatieve stijl? Dezelfde neiging om de verbanden die je eerst spontaan ziet pas vervolgens van een theoretisch kader te voorzien? In je voorwoord bij de heruitgave uit 2002 van Purity and Danger wuif je de huiselijke metaforen in dat boek weg als een toevallig symptoom van de levensfase waarin je je bevond tijdens het schrijven. Maar waren het niet precies die concrete huiselijke scènes die je toelieten om verrassende verbanden te leggen? In een lovende bespreking van een van jouw boeken beschreef de filosoof Ian Hacking het effect van jouw denken als een vorm van ‘intellectual hopscotch’: ‘de lezer springt van vierkant naar vierkant, zijwaarts, diagonaal en landt soms met zijn voeten op verschillende vierkanten tegelijk.’ Het lijkt alsof je denken, als een besmettelijk, onzichtbaar beestje, aan intellectuele kruisbestuiving doet.
Beste Mary, het is een plezier en een opluchting om jouw teksten te bestuderen. Want in het geldende academische classificatiesysteem is de kunst van het intellectueel hinkelen steeds meer een anomalie. Vaak moet ik glimlachen om je scherpe observaties, ze voeden mijn spontane weerstand tegen heilig verklaarde formats zoals het ‘research project’, met zijn ‘work packages’, ‘milestones’, ‘deliverables’ en zelf ‘risk contingency plans’. Zie jij hierin ook de signatuur van nieuwe ‘butterfly collectors’?
Met respectvolle groet
Marlies