Beste Mireille-Tsheusi Robert
Door Anissa Boujdaini, op Fri Feb 22 2019 10:00:00 GMT+0000Elke vrijdag schrijft een van onze vijf vaste online correspondenten een brief aan iemand. Deze week schaart Anissa Boujdaini zich achter Mireille-Tsheusi Robert, één van de voortrekkers als het gaat om het teruggeven van gestolen Congolees eigendom.
Een aantal jaren geleden sprak ik u tijdens het Afropolitan Festival aan in mijn hakkelig Frans, na een panelgesprek waar u deel van uitmaakte. Mijn ongemakkelijkheid en ongeduldig zoeken naar de juiste woorden, maakten dat ik al snel overging naar het Engels. Onder de indruk van uw bijdrage, kon ik eigenlijk nog steeds niet de goede woorden vinden.
Het panelgesprek kreeg de titel History, prejudice, communities: lifting the tabous between Maghreb and Sub-Saharan Communities. Ik wilde na afloop eigenlijk niets anders zeggen dan hoe ijzersterk uw interventies waren. De noodzaak om over de vooroordelen binnen onze eigen gemeenschappen te praten – meer specifiek over anti-zwartheid binnen de Maghrebijnse gemeenschap – blijft urgent, maar wordt nog steeds genegeerd of afgewimpeld. Ik hoopte dat het debat een eerste gesprek zou worden in de richting van het nemen van verantwoordelijkheid en een eerste aanzet tot concretere conclusies en actieplannen. Helaas.
Ik was niet de enige die na het debat naar u toekwam. Ook anderen, vooral vrouwen, leken geïnspireerd door uw bijdrage. Ik herinner me een witte vrouw naast mij, die de durf had te zeggen dat ze het spijtig vond dat er ‘zo weinig Noord-Afrikanen aanwezig waren’. Ik ervaarde haar statement als een onterechte inmenging van buitenaf en van een persoon die haar eigen positie volledig miskende. Alsof haar aanwezigheid bij zo’n debat een bewijs was van hoever ze gevorderd was in haar eigen raciale bewustwordingsproces, in die mate dat ze kritiek kon uiten op andere gemeenschappen van kleur. Ze leek daardoor blind voor haar eigen dominante positie tegenover die gemeenschappen.
Ik geloof niet in zwijgen over wat er misloopt binnen groepen waartoe ik mezelf reken
Ik geloof niet in zwijgen over wat er misloopt binnen groepen waartoe ik mezelf reken omdat die kritieken wel eens gekaapt zouden kunnen worden door een veel grotere aanwezige dominante groep, maar ik merk bij mezelf een serieuze side-eye op als dat wel gebeurt.
Ik reageerde niet op haar want daar ging de avond niet over. De avond ging over een reëel probleem die onze gemeenschappen van kleur uit elkaar haalt. En boven alles geloof ik in de kracht van onze gemeenschappen die ware allianties kunnen vormen, ware banden van verwantschap – in tegenstelling tot een holle vorm daarvan die de problemen miskent en onder het mom van ‘eenheid’ zorgt voor de onmogelijkheid om te praten over het lijden dat de ene gemeenschap toebrengt aan de ander, zoals u tijdens het debat aanhaalde.
De discussie zelf was in het beste geval teleurstellend. Terwijl u als enige zwarte vrouw in het panel het gesprek naar een hoger niveau wilde tillen door over de échte issues te praten, werd u tegengehouden door een kinderlijk niveau van uw gesprekspartners waardoor er uiteindelijk nooit werd gesproken over anti-zwartheid binnen de Maghrebijnse gemeenschap.
Ik verliet de zaal deels gedegouteerd, deels geïnspireerd. Ik kende toen niemand uit het panel en zou nadien enkel nog uw naam onthouden op de trein naar Antwerpen. Maar telkens als ik nu uw naam voorbij zie komen, word ik herinnerd aan die avond. Dat gebeurt vaak, want ik zie uw naam weer vaker voorbij komen.
Net omdat ik hard geloof in de mogelijke allianties tussen verschillende onderdrukte gemeenschappen, volg ik het dekolonisatiedebat hier zo goed mogelijk, maar het is nodig dat ik ook mezelf check: dekolonisering kan in een ruime zin begrepen worden als een reactie tegen onderdrukkende witheid en heersende eurocentrische machtsstructuren, maar als het daarmee de directe, rechtstreekse koloniale geschiedenis en link tussen België en Congo uit focus plaatst, dan brengt iemand als ik, een Riffijns-Belgische vrouw die mee te leiden heeft onder witte suprematie, maar niet eenzelfde rechtstreekse geschiedkundige claim heeft op België, enkel schade toe aan de te voeren strijd(en). Verschillende gesprekken met andere denkers uit de diaspora doen me dit steeds beter beseffen.
Analyses zoals de uwe zorgen ervoor dat die focus scherp blijft.
Voor velen lijkt een restitutie nog steeds een extreme in plaats van een vanzelfsprekende eis. Wat een grap.
In het licht van de schaamteloze heropening van het gewelddadige AfricaMuseum kwam al snel de eis voor restitutie van het Afrikaans erfgoed opnieuw naar de voorgrond. Voor velen lijkt een restitutie nog steeds een extreme in plaats van een vanzelfsprekende eis. Wat een grap. De afbraak van de immens koloniale schandvlek dat het AfricaMuseum is, zou dat misschien zijn, extreem, en zelfs dan zou het een gerechtvaardigde eis zijn. Ondertussen wordt er getreuzeld en gaat het nu over de vraag of België zich al dan niet moet verontschuldigen. Wat een grap.
U bent als voorzitster van Bamko – en met u, verenigingen zoals Change vzw en Noname collectief – vandaag één van de voortrekkers als het gaat om die claim van restitutie van gestolen Congolees eigendom. Dat doet u bijzonder helder in uw uiteenzettingen als u weer maar eens moet uitleggen waarom gestolen goederen terug moeten naar hun rechtmatige eigenaars. Als u weer maar eens moet uitleggen dat er mensen werden vermoord en plekken werden geplunderd om artefacten tentoon te kunnen stellen in het land van de moordenaars. Over zelfincriminatie gesproken. Om daarna nog de arrogantie te hebben om de voorwaarden te willen bepalen waarop de goederen worden teruggegeven.
Zolang België met het AfricaMuseum blijft vasthouden aan de gestolen goederen wordt er niet vaak genoeg over geschreven en gesproken. Internationaal in het hemd gezet, ik wens België nog vele Daily Shows toe.
Telkens ik u hierover hoor spreken of wanneer ik uw woorden lees, word ik teruggebracht naar mijn rood zitje in de Bozar tijdens het Afropolitan Festival. Ik luister, lees en leer. En als u het toelaat, sta ik achter u. Niet voor (alsof dat al zou kunnen), niet naast, achter u. In de hoop dat deze brief daar een eerste expliciet voorbeeld van kan zijn.
Hoog tijd dat België luistert naar u en naar de andere deskundigen die dezelfde claims verdedigen. De eis is duidelijk. De dader(s) ook. Geen tijd voor getreuzel.
En wat heerlijk, het tempo dat u mee bepaalt.
Met warme, respectvolle groet,
Anissa