Beste Pier Paolo Pasolini
Door Frank Keizer, op Thu Nov 09 2017 23:00:00 GMT+0000Elke vrijdag schrijft een van onze vijf vaste online correspondenten een brief aan iemand. Deze week schrijft Frank Keizer vanuit India een brief aan Pasolini. Met De geur van India pende deze Italiaan een verpletterende India-ervaring neer die een halve eeuw later plots doorklinkt in Franks bezoek.
Ik schrijf deze brief in Kerala, een staat in het zuiden van India die anders is dan de rest van dit immense land. Het is mijn eerste keer hier, maar ik begrijp wat er wordt bedoeld als de Hindi-dichter Ashok spreekt van een samengaan van classicisme, orthodoxie en avantgardisme. Die driekoppige geest voel ik hier rondwaren. Ook op het poëziefestival waar ik te gast ben. Kerala is een political state, vertelt festivaldirecteur Rati Saxena, je kunt ideologie hier niet onder tafel vegen. De fotograaf van het festival wil in zijn eerste vraag weten wat voor poëzie ik schrijf. Linkse? Ik bevestig, enthousiasme. Hij houdt van linkse poëzie.
Jij bent ook in India geweest, ruim een halve eeuw geleden in 1961. In De geur van India beschrijf je dat het een keerpunt in je leven werd: de ontzagwekkende armoede, een land waar het katholicisme niet samenvalt met alles wat is. Ik beleefde er in 2017 een vreemde echo van: aan het ontbijt in het hotel weet de dochter van een Chinese festivaldichter niet wat het christendom is. Een Griekse tafelgenoot en ik weten niet goed wat we moeten zeggen. Om mijn verbluffing wat te verbergen, bijt ik in mijn vada – een soort Zuid-Indiase dumpling. De verpletterende ervaring van de onkenbaarheid, de onherkenbaarheid van een wereld die jou vertrouwd is.
Jouw obsessies worden hier scherper weerspiegeld.
Het is niet moeilijk om in te beelden waarom India zo’n keerpunt voor je was. Je obsessies, zoals de ontwrichting van het pre-industriële leven die je zelf zag gebeuren in het Italiaanse Friuli, met praktische religiositeit versus kerkelijk dogma die je bij de Hindoes vindt, worden er scherper weerspiegeld. India als plek om ontworteld te raken, jezelf open te breken voor ervaringen die je opnieuw wakker maken voor de wereld: de koloniale fantasie van een maagdelijk land voor de ontregeling van westerse zinnen zit ook in jouw werk. Het is inmiddels zo gebanaliseerd dat het lezen van je schitterende, zinnelijke reisproza ongemakkelijk wordt, verwarrend.

Maar waarom vertel ik dit? Ik ben gevraagd om iets te schrijven over de resurgence van humanistische poëzie in reactie op xenophobic terrorism. En ik moest toen aan jou denken, zelf het slachtoffer van deze terreur en haat – niet zozeer angst. En net als jij wil ik historisch denken en ben ik geïnteresseerd in ervaringen van dislocatie. Leven we nog in het tijdperk van de humanistische poëzie? Die vraag dringt zich aan me op, en ik zie nu hoe voorvoelend je bent geweest.
In een berucht geworden stelling poneerde je dat er een verschuiving had plaatsgevonden in de menselijke aard, die je, met je kenmerkende pathos en je typische verhakkeling van vocabulaires, ‘de antropologische mutatie’ noemde. Daarin was de mens gehomogeniseerd tot consument, een consumentisme dat niet alleen fysieke goederen betrof, maar zich op elk terrein van het leven uitstrekte. Het menselijk leven was onder de condities van het laatkapitalisme ontologisch iets anders geworden. Als de mens uit de humanistische poëzie niet meer bestaat, dan is die poëzie zelf ook ontheemd geraakt. Ik denk dat je werk op dit probleem een antwoord zoekt.
Als de mens uit de humanistische poëzie niet meer bestaat, dan is die poëzie zelf ook ontheemd geraakt.
Misschien is het daarom dat ik in je wanhopige betreuren van deze antropologische mutatie ook iets anders lees. Iets ambivalents. De erkenning dat er geen terug meer was naar het simpele, idyllische leven, en dat een nieuw soort subject alleen in deze transformatie kon worden gevonden. Je laatste bundel Trasumanar e organizzar (‘Transhumaniseren en organiseren’), een brokkelige verzameling orakelende lyriek vermengd met politiek commentaar, gebaart hiernaar. Echte antipoëzie, zei je vertaler Piet Joostens eens tegen me. Precies wat ik er aantrekkelijk aan vind. Onzuiverheid en relationaliteit zijn de basis van een nieuw soort subject.
Maar ik denk ook aan je onvoltooid gebleven roman Olie, een roman die zich afspeelt tegen de achtergrond van wat we nu ‘het Antropoceen’ zouden noemen. De condities van het nieuwe kapitalisme niet alleen bestrijden, maar ze overstijgen, dat was het bijna religieus-spiritueel-marxistische project van je in je latere werk. Als een erfgenaam van het onzuivere Italiaanse denken vermengde je dat leven en denken voortdurend. Maakte je dat denken praktisch, door het niet alleen te laten bestaan in de wereld van de ideeën en het abstracte intellect.
Dat project werd op brute wijze afgebroken op 2 november 1975 in Ostia. Tweeënveertig jaar later heeft jouw amorfe heden zich alleen maar verder gevormd tot het dorre landschap dat we nu kennen en heeft het dezelfde problemen van de twintigste eeuw geërfd als jij. Als marxist – zij het een ketterse, die zich nooit aan dogma’s hield – wilde je op zinnelijke wijze opnieuw contact maken met een wereld die was gemystificeerd. Misschien beweeg je daarom altijd zo gemakkelijk tussen het lyrische en het argumentatieve, steeds zonder de lasnaden te bedekken, en in plaats daarvan de ruige connecties te laten zien, het laswerk zelf.
Antipoëzie? Te urgent voor interpunctie, schrijft CA Conrad in zijn nieuwste bundel While Standing In Line For Death. Hij heeft gelijk. Het zijn die ruige, rafelige verbanden die profetisch zijn voor de wereld die nog moet komen, ons iets leren over hoe we nu moeten leven.
Je Frank