Beste Simon(e) van Saarloos

Door Willem de Wolf, op Thu Jul 01 2021 13:00:00 GMT+0000

Elke vrijdag pent een van onze zes vaste online correspondenten een brief. Willem de Wolf schrijft naar Simon(e) van Saarloos. Over 'A Room of One's Own', die plek waar je de verdieping en concentratie vindt die de kunst van je verlangt. 'Ergens ben ik bang dat ik me pas voor de kunst ben beginnen terug te trekken, dat ik het isolement pas ben gaan zoeken om complex te kunnen worden.'

Ik ben op het moment volledig van de buitenwereld afgesloten. Ik lig met mijn knieën opgetrokken en mijn rug door een drietal kussens naar voren geduwd kromgebogen in m’n bed. Het enige wat oplicht in mijn door stijf neergelaten jaloezieën pikdonkere slaapkamer, is mijn laptop. Om het isolement nog wat te versterken, heb ik mijn oren in een noise cancelling koptelefoon gestopt waar hier en daar een tiewrap uitsteekt. Ik repareer alles wat kapot is met een tiewrap. Wat niet met een tiewrap is te repareren, is definitief kapot. In deze cocon kan ik mij goed concentreren, zeg ik al jaren blijmoedig tegen mezelf. In deze lichaamstiewrap denk ik dat ik lichtvoetig, open en fris over de wereld kan schrijven en nadenken.

‘Je moet weten waar je je bevindt, van waaruit je begint te denken, te praten, te onderhandelen, vanuit welke plek, vanuit welke omstandigheden’, zegt het personage April Glaspie in een theaterstuk dat ik onlangs schreef. Zoals zo vaak zijn mijn personages dapperder en uitgesprokener dan ikzelf ben. Zoals zo vaak hebben ze inzichten die ikzelf niet heb. Voor April Glaspie had het verlangen naar bewustzijn over haar omgeving niet alleen sociaalkritische connotaties. Ze bedoelde niet alleen dat je moet weten dat milieu en opvoeding impact op je leven hebben, ze neemt het ogenblikkelijker; ze is op Capitol Hill en wil de onmiddellijke uitwerking van die locatie op haar lichaam voelen. Ik zou nu exact hetzelfde moeten doen. Wat is de invloed van de beslotenheid, van de duisternis en de stilte van mijn slaapkamer op de woorden die nu kies?

De paradox is dat wanneer ik mijn personages in dialoog met de wereld wil laten treden, ik mezelf opsluit en me van de wereld distantieer.

Rosa Luxemburg vermeldt in haar brieven regelmatig het bureau, de kamer en het uitzicht vanwaar ze schreef. Misschien niet vreemd als je je brieven zo vaak vanuit een gevangenis hebt moeten schrijven, dan vertel je als vanzelf over de uitwerking die een boom, een schilderij of een opwaaiende vitrage op je heeft als je er eindelijk eens op uitkijkt. Zou Luxemburg trouwens gevoeliger zijn voor onmiddellijkere vormen van entourage en decor juist omdat ze al over zo’n sterk ontwikkeld klassenbewustzijn beschikte? Rebekka de Wit kan het ook goed: genereus en liefdevol omgevingen schetsen van waaruit ze je haar zinnen toespeelt. En jij deed het ook zo mooi en inspirerend, vond ik, Simon(e), samen met Gloria Wekker in jullie als inleiding bedoelde briefwisseling bij de uitgave van een nieuwe vertaling van Virginia Woolfs A Room of One’s Own. Jij vertelt over de invloed van de twee afzonderlijke studeerkamers van je vader en je moeder in je geboortehuis en hoe je jezelf er op latere leeftijd op betrapte dat je als kind alleen in die van je moeder durfde binnen te stormen. Gloria Wekker schrijft dat ze zich nooit een eigen kamer heeft gewenst. ‘Ik wil niet afgesloten zijn als ik schrijf’, zegt ze. Wekker kadert de wens naar een eigen kamer, naar A Room of One’s Own nadrukkelijk als een wit, westers concept.

Door jullie correspondentie werd ik geconfronteerd met mijn voorkeur voor de beslotenheid, de aantrekkingskracht van de terugtrekking, van de stilte en de duisternis als ik werk, van de noise cancelling, van dat kromgetrokken lichaam in die afgesloten Room of One’s Own. En in het verlengde daarvan begon ik me vragen te stellen over de culturele context waarin die voorkeuren moeten zijn gegroeid. Over dat in beginsel waarschijnlijk christelijke idee dat inzichten, diepere inzichten stilte verlangen, dat schrijven en denken om afzondering vragen en om isolement. Ik werd me bewust van de merkwaardige paradox dat op het moment dat ik mijn personages in dialoog met de wereld wil laten treden, ze onbevangen en fris naar buiten wil laten kijken, ik mezelf opsluit en me van de wereld distantieer. Het belang van de concentratie in stilte heb ik zelden in twijfel durven trekken, zo alomtegenwoordig, zo vanzelfsprekend werd ze je gepresenteerd. Waar werd je naartoe gestuurd voor zelfinzicht en studie? Naar A Room of One’s Own. Daar bevindt zich de verdieping en de concentratie, daar bevindt zich de peer die ideeën en kunst van je verlangen, en het liefst natuurlijk niet al te voor de hand liggende.

Ik ben me met de beslotenheid en de concentratie gaan associëren om tegemoet te kunnen komen aan de eisen van de artisticiteit, van de originaliteit en de abstrahering.

Het stuk waarover ik sprak, April dus, ging een maand geleden in première en behalve dat de tekst rijk en gelaagd werd genoemd, hoorde ik ook regelmatig dat hij dense was. Een collega zei me dat ‘je niet kunt verwachten dat we het allemaal in één keer meekrijgen’. Nu ben ik er meer en meer van overtuigd dat die grote densiteit door de beslotenheid van mijn Room of One’s Own is gekomen. Dat door een gebrek aan verstoring en leven in mijn slaapkamer ik te weinig werd weerhouden me alsmaar verder de verdichting en de complexiteit in te laten zuigen. Toen een aantal critici schreven dat ze blij waren dat er een tekstboekje bij de voorstelling was geleverd, zodat ze het thuis nog eens konden nalezen, begreep ik dat ik iets had gemaakt dat misschien niet ‘voor buiten’ was, dat men er blijkbaar de voorkeur aan gaf het stuk op dezelfde manier en op dezelfde plaats te consumeren als waar het was ontstaan, in A Room of One’s Own. En ik had het kunnen weten. Want ik heb het gevoeld. Elke keer als ik na het werken aan de tekst vanuit mijn bed de straat op kwam, was het verschil met het leven daarbuiten zo groot, duurde het bijkomen zo lang, was herademen zo intens, dat het me bijna onmogelijk leek dat mijn stuk ooit tussen de mensen zou kunnen landen en aankomen.

De stilte en duisternis, die wil tot beslotenheid, ik moet ervoor uitkijken. Ook omdat ik niet precies weet hoe autonoom dat verlangen eigenlijk is, of het wel écht helemaal van mij is. In mijn jeugd was die stilte er bijvoorbeeld helemaal niet. Integendeel. Stilte en isolement moesten eerder vermeden worden. Ik was nooit in A Room of One’s Own. De klassen, de rijen, de voetbalploegen, de stapelbedden, de drukke straten; ons gezin was in de massa en deed de dingen die iedereen deed. Ons huis had geen gesloten deuren. En ik weet niet precies vanaf wanneer ik het belang van de beslotenheid ben gaan inzien. Ergens ben ik bang dat ik me pas voor de kunst ben beginnen terug te trekken, dat ik het isolement pas ben gaan zoeken om complex te kunnen worden en dense. Ik ben me met de beslotenheid en de concentratie gaan associëren om tegemoet te kunnen komen aan de eisen van de artisticiteit, van de originaliteit en de abstrahering. En ik ben er misschien wel in gaan overdrijven. Ik heb altijd de geneigdheid tot overcompenseren gevoeld, omdat ik mijn aanwezigheid in het kunstenlandschap nog altijd wantrouw. Zo zelfs dat ik in paniek kan raken als er geen uitzicht op beslotenheid is, op nieuwe zoektochten naar gelaagdheid en diepte. Tegelijkertijd denk ik dat het juist die expedities zijn die ervoor hebben gezorgd dat mijn ouders mijn voorstellingen al jaren niet meer begrijpen.

Alles wat mij mijn angst heeft bezorgd bij het spelen, werd bewerkt door het aloude culturele axioma dat een kunstwerk zich het best in de hoogstpersoonlijke cerebrale Room of One’s Own moet afspelen.

In het Londense Battersea Arts Centre worden sinds enige tijd zogenoemde relaxed performances georganiseerd. Voorstellingen waarbij het niet stil wordt in de zaal, waar de lampen niet worden gedoofd en de deuren niet worden gesloten. In eerste instantie waren die avonden voor mensen bedoeld die zich vanwege een functiebeperking niet op hun gemak voelden in de traditionele theaterzaal, maar inmiddels vinden steeds meer mensen dergelijke voorstellingen aangenaam. Die relaxed performances moeten niet alleen een emancipatie zijn voor het publiek, ze zijn dat vermoedelijk ook voor de artiesten. Want alles wat mij mijn nervositeit en angst heeft bezorgd bij het spelen, werd bewerkt door het aloude culturele axioma dat een kunstwerk zich het best op dat ene moment, in het donker van die stille zaal, in de hoogstpersoonlijke cerebrale Room of One’s Own moet afspelen. Die kunstperceptie is hardnekkig. Ik ken collega’s die alleen maar naar premières gaan, die de atmosfeer van het presteren op dat ene moment, van dat oordeel vellen in het donker voor geen goud zouden willen missen. Die wel degelijk begrijpen dat kunst in programmaboekjes over verbinding en inclusie gaat, maar voor hen persoonlijk toch eerst en vooral het gebied van het genadeloze, exclusieve kwaliteitsoordeel moet blijven.

En ergens ben ik bang, Simon(e), dat wat ik hier de laatste uren in mijn slaapkamer, met mijn knieën opgetrokken en mijn rug door een drietal kussens naar voren geduwd, heb gedaan zich daar nog niet wezenlijk van onderscheidt. Ik vraag me zelfs af of ik me er ooit aan zal kunnen onttrekken. Want ik was hier in mijn slaapkamer de hele middag weliswaar erg op mezelf, ik ben nu bij het afsluiten van de brief toch ook wel erg blij en gelukkig.

Beste groet,
Willem de Wolf