Beste Sybren Polet
Door Bert Van Raemdonck, op Thu Feb 01 2018 23:00:00 GMT+0000Elke vrijdag schrijft een van onze vijf vaste online correspondenten een brief aan iemand. Deze week richt Bert Van Raemdonck tot Sybren Polet, de schrijver die bereid was om alles wat vast en dicht zat weer uit elkaar te schroeven en nu zijn eigen prijs heeft.
Vorige week stond in alle kranten dat ons taalgebied binnenkort een literaire prijs rijker zal zijn. Twee en een half jaar na jouw overlijden is de geboorte van de Sybren Poletprijs erg fijn nieuws, en ook best verrassend.
In tijden waarin zelfs grote commerciële sponsors zich steeds vaker uit het literaire circus terugtrekken, is het allerminst evident dat er plots een nieuwe prijs in het leven wordt geroepen, waarmee bovendien een fiks geldbedrag gepaard blijkt te gaan. Laureaten van de Sybren Poletprijs mogen niet alleen hun beide pollekes kussen dat hun naam tot het einde der tijden in één adem met die van jou zal worden genoemd, ze zijn ook op slag 35.000 euro rijker.
De Sybren Poletprijs wordt een oeuvreprijs: je kan hem dus maar één keer winnen. Wie daarvoor in aanmerking wil komen, moet schrijven en werken in jouw ‘geest of traditie’. Dat is, voorwaar, een interessante voorwaarde.

Want wat zou dat zijn, jouw ‘geest of traditie’? Slaat het op het feit dat je in je poëzie, verhalen, romans, sprookjes, essays en al wat je nog meer hebt geschreven telkens weer eigenzinnig blijk gaf van een hartstochtelijke liefde voor literair avontuur? Heeft het te maken met de tomeloze gretigheid waarmee je allerlei soorten en vormen van taal en tekst met elkaar liet klinken en botsen, om zo een nieuw (of, zoals je zelf zei, ander) proza te maken? Of volstaat het te zeggen dat de laureaat van de Sybren Poletprijs iemand moet zijn die bereid is om alles wat vast en dicht zit elke keer weer totaal los te schroeven?
Fantasie heeft veel van zijn glans verloren, zeker als je het op zijn Engels schrijft.
Uiteindelijk begint en eindigt alles in jouw werk met een merkwaardige vorm van verbeelding. Fantasie noemde we dat ooit, maar dat woord heeft erg veel van zijn glans verloren, zeker als je het op zijn Engels schrijft of uitspreekt. In de literatuur, maar zeker ook in de film en de schilderkunst, is het woord fantasy synoniem geworden met iets wat het nooit had mogen worden. Terwijl het een bijna ondefinieerbaar concept zou moeten zijn dat verwijst naar alle nieuwe, onbekende en dus spannende regionen waar de mens met zijn ongebreidelde brein kan komen, is het verengd tot een beperkt aantal thema’s, kleuren en stijlen.

De afbeeldingen die je in Google te zien krijgt wanneer je ‘fantasy’ intikt, demonstreren in één opslag wat ik bedoel. Als ik mijn zoekmachine mag geloven, leidt fantasie kunstenaars telkens opnieuw naar hetzelfde grijsblauwe berglandschap waarin een eenzame, kleine mens in de mistige schaduw leeft van een of ander reusachtig dier met zijdezachte vleugels, een stevig gewei of een laag vervaarlijke schubben. In de cinema (Lord of the Rings) of op tv (Game of Thrones) krijg je er geheid nog een dwerg met behaarde voeten, een kloek bebaarde ridderfiguur of een vrouw met wit haar tot aan haar kont bovenop. Al bij al lijkt het wereldbeeld in fantasy fictie wel héél sterk op de manier waarop ze in de romantiek over de middeleeuwen dachten, geloof ik.
Onze verbeelding beleeft bepaald geen hoogdagen, beste Sybren.
Onze verbeelding beleeft bepaald geen hoogdagen, beste Sybren. Jij creëerde met een paar curieuze woorden telkens weer een complete wereld die losjes, kleurrijk en knetterend aan elkaar vasthing. Taal was voor jou een emmer PlayMais waarmee je iets maakte wat soms wel wat leek op wat we al kenden, maar dankzij jouw unieke vorm van verbeelding klonk die taal toch altijd weer anders. Zelf vatte je dat (in Geboorte-Stad) ooit zo samen: ‘Niet een andere werkelijkheid, maar dezelfde werkelijkheid / anders. Niet anders, maar zichtbaarder, / doorzichtiger. Ik heb een stad gebouwd.’
Ik volg momenteel, met een paar maanden vertraging, het even langverwachte als onverhoopte derde seizoen van Twin Peaks. Vijfentwintig jaar na seizoen 2 is het moeilijk om in die nieuwe reeks geen ultiem testament van de onnavolgbare David Lynch te zien. Zowat al zijn thema’s en fantasma’s komen erin samen, en Lynch lijkt zich nog één keer steengoed te hebben geamuseerd met het mixen van allerlei bizarre beelden, genres, vormen, kleuren en figuren.
Jouw fantasie verschilde heel erg van die van Lynch, maar ik zie ook gelijkenissen.
Jouw fantasie verschilde heel erg van die van Lynch, maar ik zie ook gelijkenissen. Lynch is veel exuberanter, uitbundiger, lichamelijker, donkerder en toch iets onnozeler ook, maar wat ik zowel in jouw oeuvre als in dat van Lynch herken, is vooral het grote plezier om maar te blijven experimenteren met grillige vormen en (non-)narratieve elementen. Een koppigheid ook om je eigen merkwaardige zin te blijven doen.
Wie obsessief met iets bezig is, ervaart die obsessie mettertijd soms als een last. Lynch en jij lijken weliswaar altijd de lol van jullie eigen dada’s te hebben gezien, en dat werkt aanstekelijk. Zoals ik me met plezier door Lynch laat desoriënteren (aflevering 8 nog aan toe, zeg!), zo verveel jij me ook nooit met zelfs je meest cerebrale, van sentiment gespeende “antipoëzie” of je taaiste proza-experimenten.

Onlangs las ik ergens dat 2 op de 100 mensen aan afantasie zouden lijden. Wanneer ze hun ogen sluiten en aan een olifant denken, slagen ze er met de beste wil van de wereld niet in om een visueel beeld van zo’n olifant in hun geest op te roepen. Toch kunnen ze perfect uitleggen hoe een olifant eruitziet. Het tegenovergestelde bestaat ook: mensen met hyperfantasie kunnen echt fotografisch scherpe beelden met sterke geuren en Technicolor kleuren in hun hoofd oproepen. Ik gok dat David Lynch zo iemand is.
Onlangs las ik ergens dat 2 op de 100 mensen aan afantasie zouden lijden.
Mensen met afantasie beseffen vaak zelf niet dat ze iets missen wat anderen als vanzelfsprekend beschouwen. Er blijken zich onder hen trouwens nogal wat kunstenaars te bevinden. Dat klinkt eerst verrassend, maar als je er langer over nadenkt, is het misschien niet verwonderlijk dat juist zij zich op kunst beroepen om te verbeelden: wie in zijn hoofd geen beelden kan oproepen, voelt misschien net een grotere drang om dat te gaan doen op canvas, pellicule of papier.
Sommige van je gedichten doen ons vermoeden dat jij zo iemand was. Dit soort passages, bijvoorbeeld:
Grote woorden zijn voor grote hoofden. Zijn bantamgewicht-identiteit echter zoekt de minimum mens, de halve en 3/4-mens; de -1 mens en 40+ mens, de X-mens.
Welk mentaal plaatje zag je toen je dit schreef, Sybren? Ik vraag het me af en vind het jammer dat ik het je nooit meer in levende lijve zal kunnen vragen.
Intussen ben ik benieuwd wie de eerste laureaat van de Sybren Poletprijs zal worden. Een vijfkoppige jury gaat het ons binnen enkele maanden vertellen. Hoe dan ook wordt het iemand die resistent is tegen de realiteit, ‘realiteit / als een onlokaliseerbare bom, die / nooit ontploffend /altijd en overal zijn werking uitoefent’.
Ik ga nu mijn ogen sluiten, Sybren.
Met een beetje geluk zie ik dan jou.
Groeten van Bert