Beste theatermaker die de wereld wil verbeteren

Door Anoek Nuyens, op Wed Mar 28 2018 22:00:00 GMT+0000

Elke vrijdag schrijft een van onze vijf vaste online correspondenten een brief aan iemand. Deze week buigt Anoek Nuyens zich over de knagende vraag of en hoe theater de wereld kan veranderen.

Wat kunnen we eraan doen? Kunnen we er überhaupt iets aan doen? Of maken we dat onszelf alleen maar wijs?

Afgelopen week overleed de laatste witte noordelijke neushoorn op aarde. Hij heette Sudan, was 45 jaar oud en woonde in Kenia. Zijn naam stond al jaren op de bijna-uitgestorven-dieren-lijstjes, maar ondanks allerlei pogingen van ngo’s, vrijwilligersorganisaties en overheden gaat de jacht op neushoorns onvermoeid door.

In Zuid-Afrika, dat tot voor kort nog een rijke populatie aan zuidelijke witte neushoorns kende, worden er gemiddeld vier per dag gedood. En een neushoorn doden is geen kattenpis. Want met een gemiddeld machinegeweer kom je niet door zijn schild heen.

Na het schot is de neushoorn meestal nog niet dood en heb je meerdere mensen nodig die de neushoorn met een hakbijl te lijf gaan. Zodra het dier dan stilligt, vaak nog steeds niet helemaal dood, wordt de hoorn eraf gezaagd en via smokkelroutes getransporteerd naar China en Vietnam, waar je voor een kilo neushoornhoorn meer krijgt dan voor een kilo goud of cocaïne.

Witte neushoorn © Hans Hillewaert / wikimedia

Er doen verschillende verhalen de ronde over hoe het kan dat er zoveel belangstelling is voor de hoorn. Een minister uit Vietnam zou publiekelijk verklaard hebben dat hij na het eten van neushoornhoorn van zijn kanker genezen was. En behalve tegen kanker zou hoorn ook helpen tegen impotentie, koorts en katers.

Er is van alles geprobeerd: strengere straffen, meer controle bij wildparken, extra subsidies, bewustwordingscampagnes. Er is bovendien geen enkele wetenschapper te vinden die de genezende kracht van hoorn bevestigt. Neushoornhoorn bestaat namelijk voor het grootste gedeelte uit keratine, waar ook nagels van mensen uit bestaan.

Toen ik alle officiële nieuwsberichten uitgelezen had en wat zat te klikken, belandde ik op een pagina van een Brabantse vrouw die teennagels spaart. Op de foto stond ze trots achter een klein wit tafeltje met kilo’s gelige teennagels. Met deze ‘ludieke actie’ wilde ze aandacht vragen voor de uitstervende neushoorn.

Bij het horen of lezen van het woord ‘ludiek’ haak ik vaak af.

Ik weet niet precies waarom, maar bij het horen of lezen van het woord ‘ludiek’ haak ik vaak af. Ook nu klapte ik mijn laptop dicht en overtuigde ik mezelf dat het tijd was voor het echte werk. Dus klapte ik mijn laptop weer open en begon ik mails te beantwoorden en een inleidende rede te schrijven die ik de volgende dag moest voordragen op een debat tijdens Festival Cement over de theatermaker als wereldverbeteraar.

Maar op de een of andere manier zat dat beeld van die uitgestorven neushoorn me in de weg. Ik bedoel, het lukte wel om iets op papier te krijgen, maar ik hoorde steeds een stemmetje in mijn hoofd dat zei dat het ergens ook nogal pathetisch is om te denken dat je met een theatervoorstelling de wereld kan verbeteren. Hoe meet je dat dan? En welke commissie houdt dan in de gaten of het beter is geworden? Wat voor mij beter is, is voor een ander misschien wel juist slechter.

Patricia de Martelaere vroeg zich ooit eens af of engagement een deugd was en wereldvreemdheid dan een kwaad, een kwaal, een afwijking? Ze gaf zelf het antwoord door te stellen dat het er maar net vanaf hangt wat we onder ‘wereld’ verstaan. Als de oneindigheid van de sterrenhemel ook tot de wereld behoort, is iemand die uitsluitend naar de sterren kijkt, even geëngageerd als iemand die de menigte in een drukke winkelstraat observeert?’

Patricia de Martelaere vroeg zich ooit af of engagement een deugd was en wereldvreemdheid dan een kwaad

Spontaan moest ik terugdenken aan de mail die ik ooit schreef aan mijn studiebegeleider, nadat ik halsoverkop besloten had dat ik in plaats van diplomaat theatermaker wilde worden. Ik studeerde in die tijd Taal- en Cultuurstudies met vakken als diplomatie, internationale betrekkingen, Arabisch en Portugees. Maar toen las ik een boek van de Vlaamse dramaturge Marianne van Kerkhoven over politiek theater en dat sloeg in als een bom.

Ik had theater altijd geassocieerd met het verleden en met stoffig repertoire, maar nu las ik dingen die gingen over de toekomst en over het theater als ruimte waar mensen bij elkaar komen om zich te buigen over actuele maatschappelijke kwesties. Waar je naartoe gaat om je te laten inspireren en irriteren door nieuwe, mogelijke wereldbeelden naast de bestaande.

Ik vond het een bevrijdend idee dat het theater een plek was die niet alleen ging over concrete oplossingen en onderhandelingen, maar ook over idealisme, dromen en de verbinding tussen ‘de grote en de kleine dramaturgie’, oftewel het persoonlijke en het politieke.

Mijn mail klonk blijkbaar zo overtuigend dat mijn studiebegeleider, ondanks dat het studiejaar al begonnen was, een uitzondering voor me maakte. En nu ineens merkte ik dat ik het niet meer goed wist.

Al enige tijd twijfel ik of je het theater wel in moet stappen met het idee dat je daarmee de wereld kan verbeteren.

Al enige tijd twijfel ik of je het theater wel in moet stappen met het idee dat je daarmee de wereld kan verbeteren. Steeds vaker denk ik, terwijl ik naar voorstellingen zit te kijken: als je echt zo begaan bent met de armoede en ongelijkheid in de wereld, ga dan gewoon bij de Voedselbank werken.

Ik stel die vraag ook regelmatig aan mezelf en probeer mijn eigen ijdelheid dan tijdelijk uit te zetten: wat zijn nu werkelijk mijn motieven om op een podium te stappen?

Terwijl ik inmiddels zit te googelen op ‘neushoornverzorger in Zuid-Afrika’, zie ik vanuit mijn ooghoek het nieuwste boek van Rebecca Solnit liggen, De moeder aller vragen. Het ligt er al maanden, omdat ik het graag wil lezen, maar ik begin eigenlijk altijd op het verkeerde tijdstip: vlak voordat ik ga slapen. Ik besluit mijn laptop dicht te klappen en begin te lezen. En als ik het boek aan het einde van de dag uitheb, dan weet ik het weer iets beter. Waarom ik theater maak:

‘Verhalen redden je leven. En verhalen zíjn je leven. We zijn onze verhalen, verhalen die zowel de gevangenis kunnen zijn, als de koevoet om de traliedeur mee open te breken; we maken verhalen om onszelf te redden of om onszelf of anderen te vangen, verhalen die ons verheffen of die ons tegen de muur van onze eigen beperkingen en angsten werpen. Bevrijding is altijd gedeeltelijk een proces van verhalen vertellen: met een verhaal naar buiten komen, het zwijgen verbreken, nieuwe verhalen maken.’

Dat is wat je als theatermaker kan: een verhaal vertellen. Niet de standaardverhalen, de veilige narratieven, de politiek correcte, de goed-fout verhalen, maar juist de verhalen die eigenlijk te groot, te complex of te absurd zijn en liggen te wachten tot ze opengebroken worden.

En natuurlijk voelt dat soms omslachtig, klein, marginaal. Dan sta je ergens in een zaaltje. Met misschien vijftig toeschouwers voor je. Maar als het een goed verhaal is, dan kan het iemand raken, dan zoekt die toeschouwer de dagen daarna naar woorden om te beschrijven wat hij of zij gezien heeft. Dan vertelt hij of zij het door aan iemand anders. En die vertelt het weer door aan een volgende.

En langzaamaan verspreidt het zich, als een olievlek door onze samenlevingen. Totdat dat wat ooit begon als een verbeelding ergens op een podium, ‘de werkelijkheid’ wordt.