Beste toneelspeler

Door Rudi Laermans, op Wed Aug 03 2022 22:00:00 GMT+0000

Rudi Laermans neemt in juli en augustus gewoonlijk vrijaf van de podiumkunsten. Dit jaar bezocht hij toch Theater aan Zee: de lokroep van het toneelspel was te sterk. Zijn tweede brief is een ode aan de toneelspeler: 'Geen discussie mogelijk: u maakt de voorstelling. Toch bent u meestal het ondergeschoven kind.'

Vergeef mij de ouderwetse aanspreking, maar ik verkies ze boven het generieke ‘performer’ of dubbelzinnige ‘acteur’. U bent inderdaad een kunstenaar met aparte identiteitspapieren; u bezit bijzondere vaardigheden die menig regisseur (m/v/x) zich eerst amicaal toe-eigent, vervolgens vermaalt, en tenslotte tot een passend ingrediënt voor het eigen signatuurgerecht indikt.

Regietheater bestaat – maar wie pakweg tien jaar lang geregeld een voorstelling bijwoont en nog steeds niet de voornaamste variëteiten binnen het regieregister kent, heeft echt niet opgelet. Af en toe weet een toneelspelleider mij nog te verrassen. Soms is echter te weinig om nog maar eens een avond naar die scenische konijnenbak te zitten koekeloeren. En zelfs bij zo’n zeldzame slimmigheid duurt de verbazing hooguit een kwartier, daarna ben je de nouveauté alweer gewend. Zonder u stond theaterbezoek al lang niet meer op mijn cultureel menu.

De weinige theater-BV’s bevestigen uw nobele onbekendheid. Hun faam danken ze overigens in de regel aan optredens buiten de toneelwereld.

Geen discussie mogelijk: u maakt de voorstelling. Toch bent u meestal het ondergeschoven kind. Het publiek ziet pakweg drie mensen op een podium oreren en gesticuleren, maar kent vaak niet eens hun namen. Of het kent die dankzij de programmabrochure wel bij de start van de voorstelling en vergeet ze meteen na afloop. Het zal die namen ook vaker niet dan wel tegenkomen in een recensie van een alom bejubelde opvoering. Zonder u viel er niks te zien, maar alle eer gaat naar de Regisseur of het Collectief. Tot het misloopt: dan bent u plots zodanig over-zichtbaar dat het publiek beseft dat u zichtbaar-onzichtbaar op de scène staat. Naamloos. Niemand in het bijzonder. Een toneelspeler.

U bent vaak ook nog eens het kind van de rekening. De begroting moet kloppen, maar op productiekosten en vast personeel kan moeilijk worden bespaard. Uw prestaties zijn wel tegen een soms fikse korting te koop. U werkt freelance in een hoogconcurrentiële omgeving; of u geniet het kunstenaarsstatuut: ‘jij hebt dus al een inkomen!’ klinkt het dan al snel. Kunstwerk, dat is permanente solden op de vergoeding van wie ten onrechte als uitvoerder wordt weggezet. Het misbaar bij iedere subsidieronde doet vergeten dat niet enkel denkers maar bovenal doeners bijdragen tot – diep ademhalen – het rijke Vlaamse theaterlandschap. Nou ja, u krijgt onder het kopje ‘fair practice’ wel degelijk een schouderklopje in de goedgekeurde beleidsplannen. Op uw bankrekening valt daar niet meteen veel van te merken.

Ik kom vanavond speciaal voor u naar de voorstelling. Om uw vakmanschap te bewonderen, maar ook nog om wat anders.

De weinige theater-BV’s bevestigen uw nobele onbekendheid. Hun faam danken ze overigens in de regel aan optredens buiten de toneelwereld. Ze legitimeren hoe dan ook mee de idee dat slechts een klein kransje van acteurs (x/v/m) zich terecht kunstenaar mag noemen. Some win, some lose, inderdaad. Of nee: some win, most lose. Ziehier de ‘winner takes it all’-economie van de kunsten. Gelukkig is er het applaus op het einde van de voorstelling. Helaas kan u met die kortstondige symbolische erkenning geen huur betalen.

Een top van toppers: the famous, niet ook noodzakelijk rich. Een subtop van spelers die in het wereldje worden gewaardeerd en wier namen af en toe in een kritiek opduiken. Daaronder de naamloze massa. U dus. Het lijkt de reële maatschappij wel.

U kent uw ambacht, uw spel is vakwerk; u acteert onberispelijk, maar gelukkig niet ook volmaakt.

Ik kom vanavond speciaal voor u naar de voorstelling. Om uw vakmanschap te bewonderen, maar ook nog om wat anders. Natuurlijk hebt u metier. Daarzonder geen persoonlijke interpretatie, geen consistente lijn in de wijze waarop u met zoveel overtuigingskracht het gespeelde personage neerzet. Die getimede handbewegingen, die gemillimeterd uitgesproken zinnen, die immer jaloersmakende kunst om feilloos te schakelen tussen veelzeggend stilstaan en onverschillig weglopen: allemaal grandioos, in het bijzonder wanneer het er op het podium informeel lijkt aan toe te gaan (deze streng gecodeerde spelstijl lijkt mij de moeilijkste: maniërismen die doen alsof ze dat niet zijn).

U kent uw ambacht, uw spel is vakwerk; u acteert onberispelijk, maar gelukkig niet ook volmaakt. Ik word bovenmatig geboeid door de kleine gebaren en haast onmerkbare accenten waarmee u de bekwaam belichaamde tekstregels eventjes van een schaduwbeeld voorziet. Nou ja: u? Hoeveel zelfbewustzijn zit er in een intrigerende geste of een meeslepende stembuiging, een die mij door de vierde wand trekt en een moment lang tussen ons een vreemd soort intimiteit creëert? Die vluchtlijnen gebeuren zomaar, ja toch? Geen bewuste intenties, geen geslepen doordachtheid, geen gedurige reflexiviteit.

Ik wil u altijd weer betrappen in de momenten dat het spelen het van de speler overneemt.

Het genot van de voorstelling, dat zijn voor mij de weerkerende ogenblikken waarin uw spelerslichaam aan de haal lijkt te gaan met zowel uzelf als uw personage. Virtuositeit is slechts een ander woord voor overgave. Aan uw artistieke onbewuste. Aan dat ontembare taalterritorium dat u nooit zal kennen. Aan iets onpersoonlijks dat u tegelijk heel eigen is, iets dat u naamloos singulariseert en maakt tot wie u bent: deze en geen andere toneelspeler.

Ik overdrijf, jawel. Die indruk van auteursloosheid is immers ten dele het bezinksel van doorgedreven oefening. ‘Je kent je tekst wanneer je hem vergeten bent’, zei Viviane De Muynck mij nu alweer een kwarteeuw geleden. En toch. Ook als een regisseur zich niet als artistieke keizer gedraagt of wanneer u tegelijk maakt en speelt binnen een collectief – kortom, ook bij voldoende persoonlijke speelruimte, fascineren mij uw ongerichte hebbelijkheden, de betekenisloze korreligheid van uw stem en al die andere nuances die u ontglippen. Juist deze onbeheerste eigenaardigheden maken dat ik blijf kijken: ik wil u altijd weer betrappen in de momenten dat het spelen het van de speler overneemt. Soms bent u zodanig virtuoos dat zo’n stonde de hele voorstelling lang aanhoudt. Al blijft dat uitzonderlijk.

Bertolt Brecht stelt ergens de vraag wat de generaal zonder zijn leger zou zijn. Niente, nada, niks natuurlijk.

Training en ervaring, discipline en regieaanwijzingen sturen uw weloverwogen handelingen op de scène: dat is acteren als studium, als geleerdheid in brede zin (bagage, kennis, kundigheid, techniek…). Interessant wordt die artistieke eruditie pas door haar tegenpool: voorpersoonlijke vluchtlijnen die het studium puncteren. Zonder deze dubbelheid verandert acteren in sporten: een loutere prestatie zonder zeggingskracht. Expressiviteit is virtuositeit, dat bijzonder soort dialectiek tussen studium en punctum (dit onderscheid heb ik inderdaad van Roland Barthes). Beide markeren een snijpunt, het paradoxale samengaan van hypercontrole en laten gebeuren, van een zelfbemachtiging die haar negatie niet uit- maar insluit. Het vereist een zelfvertrouwen voorbij iedere zweem van narcisme.

Studium is subjectiviteit: bewust handelen vanuit jezelf, op basis van het condensaat van een grillige geschiedenis van leren en afleren (u hebt het vaak over intuïtie). Punctum is singulariteit: een ongecontroleerde, anonieme kracht die zich provisoir doorzet in de vorm van een tic, een gelaatstrek, een herhaalde flexie, een aarzeling of juist een versnelling, een opvallende stilte of een nauwelijks hoorbare stemverheffing… Uw persoonlijkheid toont zich in de onpersoonlijke krachten die u als spelend subject doorboren – plots en ongepland, onverwacht, onberaden. Punctum is altoos en overal evenementialiteit: een gebeurtenis, een wording vanuit het niets – now, here leidt geheid naar nowhere. Maar genoeg, er wordt in kunstkringen al voldoende ‘gedeleuzianiseerd’.

U belichaamt een tegenstrijdigheid: een levensvorm waarin het leven nooit helemaal thuis komt.

Bertolt Brecht stelt ergens de vraag wat de generaal zonder zijn leger zou zijn. Niente, nada, niks natuurlijk. Enkele decennia eerder formuleerde Georg Simmel het nog scherper: de leider volgt de geleiden – de individuele of collectieve regisseur de speler? Misschien. Vaak. Niet altijd. U bent in ieder geval met velen.

Ik kom vanavond kijken. Naar u, voor u. Of neen, naar datgene wat u ontsnapt wanneer u uw uiterste best doet. Het ene kan niet zonder het andere, het studium behoeft het punctum, en omgekeerd. U belichaamt een tegenstrijdigheid, zoals ieder mens trouwens: een levensvorm waarin het leven nooit helemaal thuis komt. Alleen weet u die paradox ook nog eens al spelend ten tonele te voeren. U zij geroemd, met naam en toenaam, telkens u zonder pathetisch geschmier of overdreven afstandelijkheid bent wie u niet bent. Virtuoos toneelspel, dat is een schemerbestaan in de schijnwerpers.

Hartelijke groet
Rudi Laermans