Beste Walter Benjamin, lieve Walter
Door Frank Keizer, op Thu Oct 05 2017 22:00:00 GMT+0000Elke vrijdag schrijft een van onze vijf vaste online correspondenten een brief aan iemand. Frank Keizer wordt dertig en richt zijn mijmering over camaraderie onder schrijvers aan Walter Benjamin, over de dood heen, op zoek naar een gedeelde kwetsbaarheid.
De dozen met boeken in het appartement waar ik dit schrijf zijn niet van mij. Ik hoef ze niet uit te pakken. Als ik dat wel deed zou ik jou waarschijnlijk tegenkomen, samen met Blanchot en Bataille – always the boys. En dan zou ik misschien ook een versie van mezelf tegenkomen, een soort mutatie.
Mensen vragen me vaak waarom ik naar Brussel ben verhuisd. Voor het werk? Ik weet dan niet goed wat ik moet antwoorden. Ik werk, ik werk nooit niet. Het is een ander woord voor leven. Als je duur wilt doen, schrijf je in je biografie: Frank Keizer verdeelt zijn tijd tussen Brussel en Amsterdam. Mistige woorden voor een kapitaalstroom waar je op meedrijft, of aan de onderkant daarvan, een altijd dreigende financiële chaos die je probeert te bezweren.
Volgens Ariana Reines worden mensen op hun negentwintigste volwassen, als Saturnus zijn eerste ronde om de zon voltooit. Ik word deze maand dertig.
Volgens Ariana Reines worden mensen op hun negentwintigste volwassen, wanneer Saturnus zijn eerste ronde om de zon voltooit. ‘People have breakdowns and become suicidal in their Saturn return (and rock stars die) because of a lack of structure in their lives, which all of a sudden seems like it’s going to kill them, or does’. Ze moeten bepalen hoe ze de rest van hun leven willen leven. Ik pik het citaat op uit de biografie van Kathy Acker. Ik vind het een pijnlijk citaat, het lijkt zo waar, maar daarom word ik ook wantrouwig. En ik hou mijzelf voor dat ik lees en schrijf om mijzelf te transformeren, zoals Kathy Acker piraterij pleegde op zichzelf, haar autobiografie. Ik word deze maand dertig.
Deze brief is misschien wat plompverloren. Een huisgenoot van mijn Nederlandse vriendin A. die in Brussel woont (ik logeer soms bij haar, op de de grens van de Europese wijk en Sint-Joost-ten-Noode, als het appartement waar ik bij de gratie van de eigenaar woon niet vrij is) en literatuurwetenschap studeert, vertelde hoe ze je een beetje uit het oog verloren was. En alsof de dwerg in de schaakmachine ermee speelde, dook je op.
In mijn tijdlijn deelt een Franse filosoof die ik afgelopen zomer heb ontmoet in PAF, een plek voor kunstnomaden in Noord-Frankrijk, een lange, schitterende lezing van jouw essay ‘Unpacking my library’, waarin je berouwvol mediteert over het verzamelen van boeken. Waarom blijven we die toch de hele tijd rondsjouwen? Het antwoord leg je in de vrijheid, het intieme en de sfeer van het authentieke die ze oproepen. Maar volgens de auteur van het stuk, zelf een precarian – wie niet, in mijn vriendenkring – is van dat aura weinig over. In meanderende, steeds beklemmendere zinnen krijgt de herstellende handeling van het uitpakken iets grimmigs: in plaats van nabijheid beginnen al die boeken een steeds grotere dissociatie te belichamen, die op den duur niet meer vol te houden is.
(Walter Benjamin, ©Daniel Prati, Flickr)
Uiteindelijk eindigde die voor jou in de dood. Van de excentrieke marxistische savant was je de voorafschaduwing geworden van de hedendaagse hoofdarbeider, precair, altijd onderweg en nooit lang op één plek. De auteur verzet zich daarom tegen je idealisering, tegen messiaanse balsem op de wonde. Hij wil de onaanvaardbaarheid van de omstandigheden die tot je dood hebben geleid begrijpen. Om ze te kunnen overstijgen.
Terwijl jij nog je boeken uitpakt, lees ik de Ackerbiografie op een e-reader. Ik sjouw geen boeken meer rond. Mijn bibliotheek bevindt zich nu in een anonieme loods in Amsterdam-Noord. Ik heb een paar boeken nodig en besluit er langs te gaan. Maar wat is nodig hier, precies? Ik heb ze al gelezen. Ik hoef niet iets op te zoeken. Ik wil ze gewoon dichtbij me hebben. Geruststellende nabijheid ervaren, iets vasts bij voortdurende impasse en verplaatsing? Twee boeken van Dodie Bellamy, een van Kevin Killian en The Wild Creatures van Sam d’Alessandro, een afgeschreven exemplaar van de bibliotheek van Santa Clara, Californië. Zijn het fetisjobjecten geworden, net als jouw boeken? Terwijl je eigenlijk gewoon economisch afhankelijk was van je boekenkast. Ik doe nu zonder, dus hoe zit dat voor mij? Ik blijf ze verrukkelijk investeren met vage verlangens.
Ik vertrek vandaag naar San Francisco voor een conferentie over deze schrijvers, die als groep losjes bekendstaan onder de naam New Narrative. Rob Halpern heeft gezegd dat New Narrative de relatie van ‘the tiny fragile human body’ tot zijn geschiedenis wilde herstellen, zoals jij het hebt geformuleerd in een van je andere essays, ‘The storyteller’. Het is jammer dat je ze niet hebt leren kennen, want de aandacht die jullie delen voor dit probleem is acuut, net als de manier waarop jullie autobiografie fictie en filosofie in elkaar over laten lopen. Doe er queer seks bij en je krijgt New Narrative.
De literatuurgeschiedenis die we doorvertellen is een verhaal van opeenvolgende privatiseringen, maar voor New Narrative draaide het om iets anders
De literatuurgeschiedenis die we doorvertellen is vaak een verhaal van opeenvolgende privatiseringen, maar voor New Narrative draaide het om het creëren van een affectieve gemeenschap, soms zo klein als een paar straten, of bars, in San Francisco. Kathy Acker was een fellow traveler. Wanneer het morose London en de voorbijgestreefde Kathy Acker elkaar uitspugen en New York kil is geworden, keert ze terug naar deze stad, waar ze in de jaren zeventig al even woonde. Ze neemt een pauze van razend carrièrisme, en gaat op in de queer gemeenschappen van de stad, toen nog niet in de ban van kapitaalkrachtige verwoesting van technification, in motorrijden en body art. Toen kwamen mensen, onvoorstelbaar, naar deze stad vanwege de lage huurprijzen.
Een publiek dat uit vrienden bestaat, in je werk praten over je problemen en hoe ze de reële contradicties van je bestaan belichamen, magazines are societies. Ik heb het altijd aantrekkelijk gevonden, ernaar verlangd. Maar het heeft ook iets melancholisch, in deze tijd waarin de romantiek tussen mij, ons en het tijdelijke voorbij is, maar we stug door leven en blijven investeren in wat ons deprimeert. Onttovering is zelf ambivalent geworden. Wat hebben we nodig? Er is een reden dat New Narrative na een lang sluimerend bestaan nu aan een wankele institutionalisering begint. Het verlangen blijft, net als het geklets, de roddel die een soort openbaarheid van de armoe is.
Waar las ik het laatst, dat camaraderie de verbondenheid is die je voelt met mensen met wie je een gedeelde wereld voortbrengt?
Waar las ik het laatst, dat camaraderie de verbondenheid is die je voelt met mensen met wie je een gedeelde wereld voortbrengt? Op Twitter volgens mij, dat nu haar hoofdkantoor heeft in het voorheen alternatieve SoMa, dat nu langzaam raakt leeggezogen. Net als Twitter zelf. En dan? Ik besef weer dat ik een socialistische dichter probeer te zijn, maar op dit moment alleen maar een postsocialistische dichter kan zijn. Ik moet mijn wending nog vinden. Maar schrijven blijft een manier om toegang te krijgen tot iets groters, iets collectiefs, tot geschiedenissen zonder hoofdletter, een gedeelde kwetsbaarheid en daarmee weer terug naar jou.
Alle goeds, Frank