Beste werkende mens,

Door Anoek Nuyens, op Fri Sep 29 2017 06:00:00 GMT+0000

Elke vrijdag schrijft een van onze vijf vaste online correspondenten een brief aan iemand. Deze week vond Anoek Nuyens tussen al het werk door toch nog de tijd om een brief te schrijven aan de werkende mens: waar is het eigenlijk goed voor, al dat harde werk? En ze roept de cultuursector op werk te maken van 'fair practice', om de werkomstandigheden van kunstenaars te verbeteren.

Er is iets paradoxaals aan deze tijd. We zijn omringd door luxe, rijkdom en verworven vrijheden en toch werken we ons te pletter. Als je aan iemand vraagt hoe het is, krijg je te horen ‘Ja, goed. Maar heel druk!’. En dan volgt meestal een arm of handbeweging die uitdrukt hoe hoog de berg werk is die ligt te wachten. Of iemand lacht zo zenuwachtig dat je begrijpt dat je deze persoon niet te lang van zijn werk moet afleiden. We zijn altijd maar druk druk druk, en als je even een leeg of nutteloos moment hebt, voel je gelijk de behoefte of de plicht om het op te vullen met efficiënte dingen.

Veel zelfhulpboeken proberen ons ervan te overtuigen dat we minder hard moeten werken. Want minder werk betekent meer vrije tijd, en meer vrije tijd betekent meer geluk. In Nederland wordt sinds een aantal jaar actief gepleit voor een kortere werkweek. Journalist Rutger Bregman schreef zelfs dat een kortere werkweek de oplossing is ‘voor bijna alle grote problemen van deze tijd’.

Te hard werken leidt uiteindelijk tot een burn-out of depressie: dat lijkt de rode draad doorheen veel zelfhulpboeken. Dat klinkt best negatief. Alsof hard werken per definitie iets slechts is. Ik krijg juist vaak veel energie van hard werken. Ergens helemaal voor gaan, voelen hoe het zweet zich in je oksels ophoopt, je moeheid trotseren of je ergens grenzeloos mee engageren en alles daarvoor opzijzetten: het geeft mij vaak ook een gevoel dat ik leef.

Ik zeg weleens dat ik naar een conferentie in het buitenland ben, maar in plaats daarvan ga ik stiekem naar de sauna.

En toch. Doordat steeds meer vrienden en collega’s thuis met een burn-out of depressie op de bank zitten, merk ik hoe ik mezelf allerlei imaginaire grenzen en verplichte ontspanningsmomenten aan het opleggen ben. Uit angst dat ik er zelf ook een krijg. Ik zeg bijvoorbeeld weleens dat ik naar een conferentie in het buitenland ben, maar in plaats daarvan ga ik stiekem naar de sauna. Of ik ga de hele dag de planten water geven of fiets naar het bos om een beetje doelloos tussen de bomen rond te lopen. Maar meestal heb ik na zo’n wandeling weer zoveel ideeën en zin om iets te doen, dat ik dan toch weer per ongeluk achter mijn bureau beland.

Volgens de Koreaanse filosoof Byung Chul-Han komen burn-outs en depressies ook niet per se door te hard werken, maar vooral omdat iedereen de ondernemer van zijn eigen ‘ik’ is geworden. ‘Vroeger’, schrijft Chul-Han, ‘waren het bedrijven die onderling met elkaar concurreerden, nu zijn het individuen. Maar het is doodvermoeiend om voortdurend maar jezelf te moeten zijn, jezelf te moeten uiten, je eigen potentieel te moeten waarmaken. Kapitalisme leidt tot een narcistische fixatie op het zelf, en het gevolg daarvan is depressie.’

Ik zag ons ineens voor me, al die ikjes, zo druk bezig met zichzelf. Ten koste van andere ikjes onszelf steeds groter, belangrijker en invloedrijker maken. Maar hoelang nog?

Na het lezen van dit citaat had ik ineens best wel met ons te doen. Met de mensheid. Omdat er zoiets eenzaams uitspreekt. Ik zag ons ineens voor me. Al die ikjes, zo druk bezig met zichzelf. Ten koste van andere ikjes onszelf steeds groter, belangrijker en invloedrijker maken. Maar hoelang nog, vroeg ik me af? Totdat het laatste ikje ook is omgevallen en thuis op de bank ligt?

Hoewel ik altijd heb geleerd dat het goed is om aan zelfontplooiing te doen en mijn hele leven vooral werd aangemoedigd mijn ‘eigen’, ‘unieke’ stem te vinden, vraag ik me de laatste tijd steeds vaker af wat er nu precies zo bijzonder is aan dat Ik. Word je nu echt veel gelukkiger van de hele dag met je eigen gevoelsleven bezig te zijn dan dat je met iemand anders een ijsje gaat eten?

Ik las laatst dat een gemiddeld mens 50.000 gedachten per dag heeft. Als dat echt zo is – want hoe meet je dat precies, vroeg ik me meteen af – vrees ik dat veel gedachten daarvan opgaan aan onszelf. Aan ons afvragen wie we zijn, of we wel leuk genoeg zijn, of ons werk wel mooi en goed genoeg is, en of we, in vergelijking met anderen, bijzonder genoeg zijn. Ik kon me ineens goed voorstellen dat al die eindeloze gedachten ons inderdaad, zoals Chul-Han schrijft, doodmoe maken.

De oplossing lijkt makkelijk: jezelf bevrijden van de te grote focus op dat Ik. Maar dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Misschien is het voor ons, voor mij, al te laat. En kan de geest niet meer terug in de fles. En toch mogen we niet opgeven. En moeten we elkaar blijven opzoeken. In theaters, aan vergadertafels, op conferenties.

Eentje waar ik zelf naar uitkijk is op dinsdag 3 oktober in het Veem House For Performance in Amsterdam, waar de zogenaamde Fair Practice Code gepresenteerd zal worden. De code staat voor een ‘eerlijke praktijk’ en zorgt ervoor dat kunstenaars en cultuurwerkers eerlijk worden betaald en werken binnen de juiste werkomstandigheden. Het geeft instellingen eveneens een middel in handen om inzichtelijk te maken wat het kost als zij daadwerkelijk ‘fair practice’ willen beoefenen.

Laten we hopen dat het deze keer lukt. Door ons er allemaal mee te bemoeien.

De code werd ooit als idee geopperd door de groep kunstenaars uit Brussel onder de naam State of the Arts. Zij hadden genoeg van de zogenaamde ‘uitholling’ van de kunst- en cultuursector en dachten: de enige manier om dit op te lossen is door samen te werken.

Dat idee werd opgepikt in Nederland en verder uitgewerkt op aanvraag van Minister Bussemaker door lobbyorganisatie Kunsten ’92. Er ligt nu een eerste versie van de code die dinsdagavond gepresenteerd zal worden. Een versie waar wat mij betreft een groot verlangen uitspreekt om dit probleem samen aan te pakken.

Laten we dus hopen dat het deze keer lukt. Door ons er allemaal mee te bemoeien. Want als we ons niet als collectief erachter gaan scharen, dan is het een mooie poging, maar verdwijnt het uiteindelijk ook ergens in een la. En dan zal er weinig veranderen. Behalve dan dat de sauna-branche zich mag verheugen op veel stiekeme bezoeken van gestreste ikjes.