Beste Zijne Koninklijke Hoogheid, Koning Willem-Alexander
Door Emma Lesuis, op Wed Jul 04 2018 22:00:00 GMT+0000Elke vrijdag schrijft een van onze vijf vaste online correspondenten een brief aan iemand. Deze week vertelt Emma Lesuis de eerste vertegenwoordiger van de Nederlandse natie waarom de herinnering aan de slavernij een zaak is van ons allemaal, en niet alleen iets van vroeger.
Ik heb u gemist, afgelopen zondag in het Oosterpark in Amsterdam. Het was feest, want 1 juli en dus keti koti: de dag dat de ketenen verbroken werden, de dag dat de slavernij 155 jaar geleden werd afgeschaft.
Officieel dan, want in het nieuwe reglement stond dat ‘de vrijgemaakten van den 1sten Julij 1863 onder een bijzonder toezicht staan van den Staat voor den tijd van hoogstens tien jaren’. Met andere woorden: mijn bet-bet-overgrootmoeder Zaire werd verplicht om nog tien jaar op de plantage te werken. Dus laten we het houden op 145 jaar vrijheid. Hoera!
Zelf was ik wel in het Oosterpark, hield een minuut stilte en vierde feest met Fernandes en wat saoto kip met rijst.
Want het was die dag, den eersten Julij, dat Zaire een achternaam kreeg: Deimveld. Een zeer logische naam, want als je deze omdraait (veel Surinaamse achternamen zijn omkeringen) staat er wat ze was of eigenlijk wat ze diende te zijn: een veldmeid. Het is nog altijd de achternaam van mijn moeder en zo plakt dat verleden letterlijk aan ons.
Maar natuurlijk ook aan u: het was Koning Willem III, uw bet-overgrootvader met de bijnaam ‘Koning Gorilla’ door zijn wreedheden, die Zaire bevrijdde. In het volgende bevrijdingslied dat gezongen werd (of diende gezongen te worden?) bij de Emancipatie, blijkt hoe verheugd de menschen waren:
Des Konings naam zij hooggeacht
Den Koning dank gebragt!
Komt, zingen wij tot prijs van
Hem met onverzwakte stem!
Hij maakte ons, arme Negers!, vrij!
Van schande en slavernij
God! zegen Koning Willem drie
Voor zooveel gunstbewijs!
De gouverneur, de spreekbuis van de Koning, benadrukte destijds Zijn goedheid. De Koning maakte van alle slaven vrije mensen, zonder dat ze daarvoor hoefden te betalen. Ter informatie: als je vrij wilde worden tijdens de slavernij, moest je gemanumitteerd worden en dat kostte geld. Dus prijs de Koning, dat hij dat gratis en voor niks wilde doen. Hoera!
De gouverneur benadrukte toen ook dat de tijd van slavernij voortaan tot het verleden behoorde en dat daar niet meer over gesproken diende te worden. Aan tamara, morgen, moesten de mensen denken. Zo werd de slavernij als ‘een zwarte bladzijde’ in de doofpot gestopt. Maar waren het niet eerder hele boekenreeksen?
Slavernij werd als ‘een zwarte bladzijde’ in de doofpot gestopt. Maar waren het niet eerder hele boekenreeksen?
De afgelopen jaren gaat die doofpot steeds verder open. Sinds 1 juli is het slavenregister voor iedereen toegankelijk, in Amsterdam wordt gebakkeleid over een slavernijmuseum en in de kunsten komen er persoonlijke maar ook historische verhalen op van ons (koloniale) verleden.
Afgelopen maand zag ik het toneelstuk 1862, Plantage Strubbelingen in Theater Zuidplein in Rotterdam. Het ging over de periode op een plantage net voor de Emancipatie. Het publiek was overwegend Surinaams-Nederlands, een unicum in het Nederlandse theater. Bij het protestlied ‘We werken niet op zondag’ zongen de mensen luidkeels in het Sranangtongo mee. Er werd gelachen om de karikatuur van de Hollandse opzichter, terwijl de zakjes bananenchips kraakten. Tjoerie’s klonken toen de zwangere totslaafgemaakte werd doodgeschoten.
Aan het einde van het stuk was het tijd voor vragen uit het publiek. ‘Waar komt het woord neger vandaan?’ ‘Waar blijven de excuses?’ En ook: ‘Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de jeugd zich voor deze verhalen blijft interesseren?’ Prangende, pijnlijke en vooral beladen vragen. Een hoop onbevredigde emoties vlogen door de zaal, alsof er kleefpoppetjes tegen een muur werden gegooid die afdropen naar beneden.
Die onrust in de zaal, die ook voelbaar is in de samenleving, vertelt ons iets zonder woorden: er is iets niet geheald.
Die onrust in de zaal, die ook voelbaar is in de samenleving, vertelt ons iets zonder woorden: er is iets niet geheald. Een erkenning die uitblijft. De erkenning dat onze voorouders mensen waren en niet een ‘object’ zoals in de wet stond beschreven. Erkenning voor het bestaan van alle nazaten, we zijn er.
Vaak hoor je het relaas ‘het is toch al zo lang geleden?’ Nee, niemand van ons leefde ten tijde van die slavernij. Nee, we zijn geen slachtoffers, komaan, we zijn de nazaten van mensen die de slavernij hebben overleefd, hoe sterk moet je daar wel niet voor zijn? En nee, die periode is zeker niet zwart-wit. In haar voorstelling Het verbrande huis – die onlangs op Oerol in première ging – laat theatermaker Bodil de la Parra zien hoe ingewikkeld een geschiedenis is: ze ontdekte dat haar familie naast totslaafgemaakten ook slavenhouders waren.
Maar wil dat zeggen dat we het er niet meer over moeten hebben? Gaat het niet om het besef wat er is overgebleven uit die tijd? Van een systeem dat gebaseerd was op raciale ongelijkheid en dat bijna driehonderd jaar standhield? Waarvan de gevolgen nog altijd duidelijk zichtbaar zijn in onze samenleving? Hoe heeft die tijd bepaald hoe we vandaag de dag naar elkaar kijken?
Niet lang geleden trok ik voor het eerst naar Suriname. Ik wist niet veel van het tropische land dat mij ‘exotisch’ maakt. Gek genoeg liet ik me naar daar leiden doordat ik zo vaak de vraag krijg ‘waar kom je vandaan, maar dan echt?’. Alsof ik te gast ben in mijn eigen land en de grond die ik bewoon niet echt mijn thuis is.
Recalcitrant deed ik mijn kolonistenhoed op en ging ik ‘terug’. Ik dook die verzwegen geschiedenis in. Over de Surinamerivier, door kreken, ik fietste langs overwoekerde plantages. En ik stapte over plantage Mon Souci waar Zaire Deimveld woonde. Ik was verbaasd hoe weinig ik wist van Zaire en haar geschiedenis. Ik had er geen idee van dat er in de hoogtijdagen van de slavernij 574 plantages waren, met namen als Heerenveen, De Waakzaamheid en Onverwagt. Ik had er geen idee van dat restanten van boei tot brief nog op plantages te vinden zijn.
Waarom vieren we niet met zijn allen keti koti? Waarom weet niet iedereen wie Anton de Kom was?
Na die reis begreep ik meer waar niet ik, maar waar wij vandaan komen, maar dan echt. Waarom vieren we niet met zijn allen keti koti? Waarom weet niet iedereen wie Anton de Kom was? Hoe komt het dat het woord ‘neger’ nog altijd geen verzwegen woord is?
Sommigen wachten op excuses, maar eerlijk, mijn generatie wacht minder op een zogenaamde hoogwaardigheidsbekleder in een net (mantel)pak die politiek correcte woorden zoekt. Nee, mijn generatie is meer van het laten zien wat we wel hebben. Helden willen we zien.
Zo was er in mei bij Theater Na de Dam de voorstelling Hatta & de Kom. Zo is er bij de Black Archives een tentoonstelling van het revolutionaire duo Hermina en Otto Huiswoud. Zo schrijf ik naar aanleiding van mijn reis in een documentaire een brief aan Zaire.
U bent geen Koning Gorilla, maar u bent wel het beste voorbeeld van hoe privileges doorwerken in een familie.
Beste Willem-Alexander, U bent geen Koning Gorilla, maar u bent wel het beste voorbeeld van hoe privileges doorwerken in een familie. Misschien is het een idee om Suriname te bezoeken? Houd u weg van politiek, ga de bossen in. Verdwaal, verwonder en kom verrijkt terug.
Hopelijk zit u dan weer die eerste Julij in het Oosterpark. Of misschien elders in het land, waar de afschaffing van de slavernij dan ook gevierd wordt. Graag bied ik u na de herdenking een biologische bloedworst of teloh bakkeljauw aan. En vieren we samen feest op onze vrijheid, die van Zaire en koning Willem III, die van u en van mij. En zolang u niet landt op Zanderij, zijn er hier, God zij dank, de kunsten.
Met vriendelijke odi
Emma Lesuis