Bovary, of hoe teletheater een nieuwe nabijheid creëert

Door Mona Cornelis, op Thu May 13 2021 19:00:00 GMT+0000

Bovary, de theaterfilm die KVS in samenwerking met Canvas maakte, is meer dan een noodgedwongen alternatief. Met haar zintuiglijke verbeelding van thema's als isolement en verlangen vertelt deze 'teletheater'-productie het juiste verhaal op het juiste moment.

De theaterfilm opent met de aanzwellende klankenmassa van een symfonisch orkest dat zijn muziekinstrumenten stemt: een vertrouwde harmonische chaos die in mij een ondergesneeuwd verlangen naar een andere tijd – bruisend van muziek, dans en theater – laat ontdooien. Dan glijdt het oog van de camera langzaam over de winterse daken van de Brusselse Kaaienwijk en capteert de Koninklijke Vlaamse Schouwburg, waar op 19 februari Maaike Neuville en Koen De Sutter voor een volle zaal het liefdesdrama van Flauberts Madame Bovary zouden hebben vertolkt. Corona besliste er echter anders over, zo getuigt het eerstvolgende beeld van een lege zaal. De confrontatie van Maaike Neuville, eenzaam op het podium, met diezelfde leegte roept hierbij meteen de vraag op: welke vorm kan theater vandaag, temidden het verstilde kunstenlandschap van lege zalen, aannemen?

Bovary bevat een lichamelijke beeldtaal die resoneert met een verlangen naar fysieke nabijheid en een existentieel bewustzijn van de tijd.

Met hun moedige ‘teletheater’-productie Bovary tonen filmregisseur Jaco Van Dormael, KVS-directeur Michael De Cock en theaterregisseur Carme Portaceli aan dat een crisis niet zomaar nostalgisch laat terugverlangen naar wat ooit vanzelfsprekend was, maar precies een impuls kan vormen voor creatief verzet, voor een denken buiten de opgelegde grenzen om. Samen reageerden ze op deze uitdaging met een experiment waarbij televisie, theater en film culmineren in een eigenzinnige beeldtaal die een nieuwe zintuiglijkheid verleent aan existentiële thema’s zoals verlangen, crisis en wanhoop.

Still uit Bovary (c) KVS & Canvas

Niet alleen creëren de vele close-ups (bijvoorbeeld van Maaike Neuvilles lippen en ogen) en de gefluisterde monologen een zintuiglijke nabijheid die compenseert voor de afwezigheid van reële lichamen; ook zorgt de afwezigheid van montage binnen de scènes zelf voor een tijdservaring die overeenkomt met de reële duur van het theater. Het resultaat is een lichamelijke beeldtaal die resoneert met een verlangen naar fysieke nabijheid en een existentieel bewustzijn van de tijd – thema’s die ons meer dan ooit verbinden met de gevoelswereld van Emma Bovary. Wat deze ‘teletheater’-productie echter zo bijzonder maakt, is de manier waarop ze een tactiele nabijheid creëert, die mij bijna letterlijk kon laten zeggen: ‘Het heeft mij geraakt’.

Na de openingsmonoloog breekt de hedendaagse realiteit binnen. Alles schreeuwt: ‘This is not a(n ordinary) theatre play’.

Alleen, zonder tegenspeler, zonder publiek. De soberheid en eenzaamheid die uitgaan van het openingsbeeld verlenen Maaike Neuvilles aanwezigheid een ontwapenende kracht. De camera focust op haar sprekende mond, waaruit de eerste fluisterende woorden rollen die ons een inkijk geven in het getormenteerde bestaan van Emma Bovary, verstrikt in een huwelijk met een man die zij niet liefheeft. Dan volgt een close-up van haar gezicht. Desillusie, een sluimerende waanzin lichten op in haar blik terwijl zij ons frontaal met een onwankelbare overredingskracht toespreekt: ‘Niets op deze wereld is de moeite van het zoeken waard. Alles is leugen. Alles bedrog.’ Ondertussen weerspiegelen haar ogen de ritmische slingerbeweging van een lamp op het tempo van een klok, die tegelijk de bron van Emma’s existentiële angst belicht: opgesloten in een droom die niet de hare is, tikt de tijd de mogelijkheden op een ander bestaan genadeloos weg.

Still uit Bovary (c) KVS & Canvas

De intensiteit van deze eerste monoloog, een ijzersterke bewerking voor theater geschreven door Michael De Cock, kruipt onder je huid en lost dan abrupt op in een zelfreferentieel intermezzo. Blitse camerabewegingen registreren hoe Maaike Neuville onder felgekleurde discolampen en het catchy ‘This Is Not A Love Song’ in een 19de-eeuwse hoepelrok gehesen wordt, terwijl terloops enkele technici in beeld verschijnen. Er is geen publiek, no hay banda en een filmploeg bezet het theaterpodium – de hedendaagse realiteit breekt binnen en schreeuwt: ‘This is not a(n ordinary) theatre play’. Maar niet alleen wij worden tijdens deze voorstelling ontnuchterd in ons nostalgisch verlangen naar een verbeeld romantisch narratief, waarin we voor even de sociale realiteit zouden kunnen vergeten. Dit metareflexieve tussenspel plaatst evenzeer een cesuur in de romantische verbeelding van Emma Bovary: wanneer haar man de ernst van haar vraag die het verdere verloop van hun liefdesgeschiedenis zal bepalen (‘Denk je dat het mogelijk is de liefde te herkennen wanneer je ze nooit eerder voelde?’) wegwuift met een vluchtige kus, ligt in haar blik hun lot beschoren.

Hoewel de monologen van Charles en Emma elkaar gaan overlappen en de structuur van een dialoog ontstaat, blijft een echt gesprek symbolisch uit.

Wat volgt is geschiedenis: beiden verliezen zichzelf binnen de muren van hun verbeelding. Zo getuigen de scènes waarin het echtpaar fluisterend elk hun nachtelijke dagdromen toevertrouwt aan de camera: Charles Bovary, bedolven onder zijn geluk dat hem ‘overspoelt als een warme gloed’, droomt van het opgroeien van hun kind, terwijl Emma deze saaie realiteit ontvlucht door ondertussen vurig verder te borduren op haar buitenechtelijke fantasieën. Hoewel hun monologen elkaar langzamerhand overlappen en de structuur van een dialoog ontstaat, blijft een echt gesprek symbolisch uit.

Still uit Bovary (c) KVS & Canvas

Gefixeerd als ze zijn op hun eigen illusoire schaduwspel (het alledaags-patriarchale ideaal versus het avontuurlijk-romantische ideaal) blijven ze blind voor de realiteit van de ander – een idee dat stilistisch rijmt met Van Dormaels gebruik van vervagende oppervlakken en ‘floue’ beelden. Tot het fatale punt waarop Emma in de dieptes van haar wanhoop wordt gestort en Charles niet meer tot haar realiteit kan doordringen. Terwijl hij enkel vanuit zijn eigen verlangen en medisch jargon tot haar kan spreken (‘Je ziet bleek … Wat heb je gegeten? We vinden een oplossing…’), antwoordt zij vanuit haar emoties (‘Je begrip is ondraaglijk… Ik wil wegvliegen, als een vogel…’). Het doet denken aan Anna Karina’s antwoord in Godards Pierrot le fou (1965) wanneer de gelijknamige protagonist haar vraagt waarom ze zo verdrietig kijkt: ‘Parce que tu me parles avec des mots, que moi je te regarde avec des sentiments’.

Het slot verraadt Charles’ akelige verlangen om zelfs grip te krijgen op Emma’s wezenlijke verschil – haar negatief herwonnen vrijheid in de dood.

Ontluisterend is de slotscène, waarin Koen De Sutter in een laatste monoloog een sterke performance levert van de ambigue figuur Charles Bovary. Wanneer deze aan het begin met een verdachte stelligheid verkondigt dat hij de enige is die Emma werkelijk kent, vertolkt De Sutter op een briljante wijze hoe langzamerhand het besef binnensijpelt dat zijn vrouw ook na haar dood fundamenteel aan zijn begrip ontglipt, tot het subtiel uitmondt in een algemene vertwijfeling (‘Kunnen wij elkaar kennen? Kan een man een vrouw kennen? Kon ik je ooit kennen?’). De excessieve detailzucht waarmee Charles dicteert hoe het lijk van zijn vrouw begraven moet worden (in drie verschillende kisten, in haar bruidsjurk, met haar haren los …) geeft tot slot een sinistere wending aan de plot: het verraadt Charles’ akelige verlangen om zelfs grip te krijgen op Emma’s wezenlijke verschil – haar negatief herwonnen vrijheid in de dood.

Dit eindspel van be-grijpen en loslaten dringt aan op een ethische reflectie die ook de kern van Bovary vormt: ben je ertoe bereid om datgene wat je al kent op te schorten ten gunste van een andere logica, om ruimte te maken voor de ander die aan jouw begrip ontsnapt? Net zoals Charles Bovary zijn verlangen om het vreemde te assimileren aan de gevestigde patriarchale normen moet opgeven om ruimte te bieden voor de alteriteit van zijn vrouw, worden wij als toeschouwer uitgenodigd om deze andere theatertaal te verwelkomen, die aan de gevoelswereld van Emma Bovary een nieuwe actualiteit verleent. Met zijn tactiele beeldtaal toont Bovary glansrijk aan dat reële nabijheid en real time geen vereisten vormen om een zintuiglijkheid en een existentiële bewustwording te creëren: eens te meer worden we teruggeworpen op de stille vergankelijkheid, de frêle duur van onze menselijke, al te menselijke lichamen.