Brief aan Wim Van Gansbeke

Door Mia Vaerman, op Thu May 26 2022 22:00:00 GMT+0000

Mia Vaerman schrijft een brief aan de peetvader van de Vlaamse theaterkritiek, Wim Van Gansbeke (1938-2008). Over de teloorgang van de Vlaamse golf, nu grote instellingen de aandacht opeisen en de kleintjes geruisloos dreigen te verdwijnen. 'Nieuwe collectieven kunnen er nog amper bij als je eerst de grote huizen ontziet.'

Dag Wim,

Er wordt al weken verwoed gediscussieerd in de krant en op sociale media over grote instellingen en kleine spelers die elkaar niet meer vinden. De crux van het debat was eerst hoe we de flexwerkers in het culturele veld minder aan hun rampzalig financieel lot kunnen overlaten. Eind april schreef Stijn Devillé van Het nieuwstedelijk een opiniestuk over de precaire situatie van de acteur. Een paar dagen later namen theatermakers Luk Perceval, Bert Luppes en Oscar Van Rompay het met hun Ghent Manifesto 2.0 op tegen het ‘top-down’ management van Milo Rau in NTGent. Moeten grote huizen nu al dan niet – en hoeveel – vaste spelers op de payroll zetten?

Afgelopen week was het de beurt aan Toneelhuis. De makers die onder de koepel van het Antwerps stadstheater spelen, lieten weten dat ze het overnemen van twee directeurs die zich ziek hebben gemeld na het negatief preadvies in de huidige subsidieronde. Om hun bedreigde structuur te redden, organiseerden ze een persconferentie en àlle nieuwsdiensten en Vlaamse kranten pikten die op – zelfs De Afspraak op VRT had er tijd voor.

Was de solidariteit in 2019, toen minister van Cultuur Jan Jambon zijn beleid aankondigde, niet duurzamer van aard?

Toneelhuis biedt meteen ook een voorbeeld van hoe de grote huizen het levend podiumveld insnoeren: verslikken de groten zich, stikken de kleintjes mee. Verdwijnt het Antwerps stadstheater, valt ineens de creatiemogelijkheid voor vijf gezelschappen of artiesten weg.

Natuurlijk is het instellingen als Toneelhuis gegund om op te komen voor hun subsidies: ieder moet zijn eigen boot drijvende houden. Maar ze pikken wel gretig in op een evolutie die door het beleid is geïntroduceerd, en die je de herverkaveling van het podiumkunstenlandschap zou kunnen noemen. Daarbij eisen machtige huizen alsmaar meer geld en aandacht op, terwijl de kleine spelers stilletjes van het veld verdwijnen. Zonder tamtam.

Was de solidariteit in 2019, toen minister van Cultuur Jan Jambon zijn beleid aankondigde, niet duurzamer van aard?

Jij, Wim, ageerde tussen 1976 en 1994 juist om die vermolmde grote huizen op en open te breken?

Ik snap het niet goed. Er was toch een zeer werkzaam model voor gezelschappen dat zich sinds de Vlaamse golf had ontwikkeld? Weinig overhead, veel directe slagkracht, vinger aan de pols van de wereld voor onze voordeur, en tussen de bedrijven door acteurs die extra bijspringen of -klussen in stadsschouwburgen en andere collectieven, en voor de televisie. Wat een goeie acteurs en dansers lopen hier ook rond!

Waarom wordt dat model van die vele, rijke, kleine en middelgrote troepen nu zo achteloos opzijgeschoven? Jij, Wim, ageerde tussen 1976 en 1994 juist om die vermolmde grote huizen op en open te breken? Stomp niet af, stomp terug bundelde de honderd meest relevante kritieken van je in een postuum uitgegeven boek: stuk voor stuk veldslagen die je voerde met een nieuw theateruniversum voor ogen.

In de barsten van de oude huizen creëerden jonge makers toen andere vormen van theater en dans, binnen andere werkingsmodellen en arbeidsverhoudingen – precies vanuit dat tegendraadse denken van jou, Wim. Daarmee werd in de jaren 80 de Vlaamse golf in gang gezet, en er ontstond iets unieks in Europa: kleinere structuren die niet-traditionele koersen gingen varen, en die er mettertijd ook werkingsmiddelen voor konden aanvragen. Needcompany, Rosas, Troubleyn, Ultima Vez, Blindman, tg STAN … Andere tijden waren aangebroken. En er rees daadwerkelijk een nieuw universum op, met Hugo De Greef, Jan Goossens en anderen als architecten die de plannen verder uitwerkten. En na de eerste golf kwam er een tweede, met weer allerlei nieuwsoortige makers en gezelschappen (Ontroerend Goed, CREW, Kris Verdonck, De KOE), en dan nóg meer golven (Lisbeth Gruwez, Miet Warlop, Robin – ik noem er telkens maar enkele van).

Zelfs nieuwe collectieven kunnen er nog amper bij als je eerst de grote huizen ontziet.

Die kleinere gezelschappen komen ten goede aan de creatieve veelzijdigheid van iedere kunstenaar of collectief. Ze zijn zoveel minder ‘too big to fail’, en hun leden kunnen eruit stappen of in andere gezelschappen opgaan zonder aardverschuiving. Het horizontaliseren van de cultuursector wordt er vanzelf doorgevoerd. Een anti-patriarchale inslag waar we toch overal in de maatschappij naartoe willen en werken? Waar we, ook in grote cultuurhuizen, coaches voor inhuren! Exploreren die kleine en middelgrote gezelschappen – om managementsjargon te gebruiken – niet juist een model van kmo-denken dat ook vandaag nog zijn succes bewijst?

Ik denk vaak aan wat de bioloog Merlin Sheldrake beschreef in zijn boek Verweven leven. De verborgen wereld van schimmels: hoe, onder de zichtbare georganiseerde laag, een ondergronds netwerk van krioelende organismen alles op aarde samenhoudt en aanstuurt. Ligt daar niet net de kracht van die vele gezelschappen in ons taalgebied, én in Brussel, én in heel België: dat ze een zoveel speelser en diverser verhaal brengen? Een van vertakkingen die dieper voeling houden met elkaar, zonder dat ze binnen grote mastodonten van structuren moeten zien te overleven. Dat fijnmazige netwerk verliezen zou een gewisse teloorgang zijn van de (fiere?) Vlaamse én o zo democratische golf.

Van de vernieuwingen uit de jaren 80 schieten straks alleen nog wat kopstukken over. Bij de kleinere formaties die in hun zog ontstonden, zijn er inmiddels weer een stevig aantal tussenuit geknipt. Anderen worden steeds meer in hun bestaan bedreigd. Zonder dat er een haan naar kraait. Oké, je kan niet eeuwig bestaan, ook als gezelschap niet. Maar zelfs nieuwe collectieven kunnen er nog amper bij als je eerst de grote huizen ontziet. En precies dat staat nu te gebeuren.

Kan je niet even opstaan uit je graf, Wim, en weer wat komen morren?