Brief postuum aan Brigitta Hacham
Door Astrid H. Roemer, op Fri Jun 13 2025 09:10:00 GMT+0000Astrid H. Roemer richt zich in haar laatste brief tot auteur Gita Hacham, die in 2024 overleed. Gita volgde als jong meisje workshops bij Astrid. Ze was vastbesloten om schrijfster te worden, ook al beheerste ze de Nederlandse taal nog niet. In de loop der jaren ontspint zich een bijzondere band tussen de twee vrouwen. Gita’s laatste gedicht Vrees ons, dat ze voor rekto:verso’s editie over ouder worden schreef, leest Astrid als een intiem memento mori: we zijn ‘intieme kennissen van de dood’.
VREES ONS heb je gedicht, lieve Gita Hacham!
Het is toch waar dat de Human Sapiens vooral is geprogrammeerd tot afscheid nemen. Niets blijft lang genoeg om tenminste een gevoel te stabiliseren van stilstand. Het kan ook niet anders, als onze planeet met onvoorstelbare snelheid raast door een leegte die wij ‘universum’ noemen. En we merken het niet?! Ik merk het wel, hoor. En sinds ik verkeer in mijn laatste seizoen van leven is het besef van een naderend einde intenser geworden. Als kind vond ik het al vreemd dat alles veranderde en tegelijk ook nog hetzelfde bleef. De struiken vol familieroosjes die verwelkten en terugkwamen net als de amandelen en de duiven en kuikens en het licht van de dag en het donker van de nacht. Het is altijd donker, mama. Maar zij schudde het hoofd in ontkenning. Deed oma ook. In de kast is het de hele dag donker, hield ik vol. Opa zei: ‘Omdat daar het zonlicht niet echt kan komen, kind!’
Niets blijft lang genoeg om tenminste een gevoel te stabiliseren van stilstand.
Deze brief schrijf ik aan Brigitta Hacham. Zij is mogelijk daar waar geen sterrenlicht haar vindt. Maar op een stralende zomerdag kwam zij het leslokaal binnen, verlegen glimlachend, want ze was Zweeds. Een olijfkleurig gelaat en sluik donkerbruin haar. Een meisje nog. Niet eens een jonge vrouw. Met dertien anderen was zij een student. Auteur wou ze worden. Dichter misschien. Toneelschrijver? Desnoods liedjesschrijver. Iets met taal? Ja, en het zou echt geen probleem worden voor haar want zij gaf zich volledig over aan het Nederlands. En aan Nederland. Zweden was voorbij. Had zij afscheid van genomen. Gita, zoals iedereen haar noemde, bewees trouw aan mijn groepsbesprekingen over ‘omgaan met de Nederlandse taal op een wijze die iets moois, zinvols, persoonlijks voortbrengt’.
Hoe dring ik vandaag door tot Gita, die een aantal maanden geleden nog tegenover mij zat, ik loom hangend op bed en zij in een makkelijke stoel, en ze mij vertelde hoe COVID haar bijna had gedood. En hoe onbeschrijfelijk eenzaam&alleen zij was. Ik luisterde en keek indringend naar haar zonder te durven vragen of zij blij was met die ervaring. Het haar grijzend. Haar stem docerend. Natuurlijk was zij nooit meer compleet alleen sinds ze een zoon had gebaard en zonder vader had opgevoed. ‘Bewust, want de vader van mijn zoon is een zonderling, een eenling, een soort heilige. En mijn jongen heeft meer iets met jongens dan met meisjes.’ ‘Ik vind het mooi’, zei ze verontschuldigend. Ik had geknikt. ‘Hij heeft zijn opleiding vlot afgerond’, zei ze trots. Brede glimlach. Was zij mij haar diepste geheimen komen brengen, toen ze vroeg om een paar uren helemaal alleen met mij te willen doorbrengen? Was er in Zweden ooit iets gebeurd wat haar ooit naar Amsterdam deed vluchten en een nieuwe taal deed bemachtigen om ervan bevrijd te raken?
Was zij mij haar diepste geheimen komen brengen, toen ze vroeg om een paar uren helemaal alleen met mij te willen doorbrengen?
ACH GITA HACHAM TOCH. Geen workshop van mij heb je ooit overgeslagen. Geen dag, geen uur daarvan gemist. Ik begreep je worsteling met de Nederlandse taalschat. Ik bewonderde je wil om haar te omarmen, te begrijpen, lief te hebben! En toen ik dacht dat niemand kon weten dat ik een geliefde had verlaten, kwam jij vrijmoedig naar me toe en zei: ‘IS HET ECHT UIT TUSSEN JULLIE.’ Ik heb je geen antwoord kunnen geven, Gita: ook ik vind niet altijd de juiste woorden voor wat dan ook. En toen je na dat hotelgesprek mij verliet, werd ik zo miserabel dat ik het bed uren niet uit kon en maar bleef braken. Water en nog eens water: als tranen uit een bron die nooit eerder was gaan uitstromen. Begreep er niets van en dacht: misschien sterf ik wel! Ik stierf niet. Herboren vloog ik oceanen over om een nieuwe geliefde te ontmoeten en terug naar Amsterdam. Ik slenterde met een mooie Su-Ne-meid van een Roemer-leesclubje over het Bijlmerplein. Iemand riep luid mijn naam. Ik keek rond. In kleurige kleding, het glanzende haar koperkleurig en wapperend in de wind liep je naar me toe: armen open als vleugels in een wijd gebaar. WE OMHELZEN ELKAAR.
Momenteel zit ik in een sobere hotelkamer zestien hoog in een van de twee grootste bouwconstructies van Nederland. Aldus de folder. Aan het water. Mooi zomerlicht. In de avond de goudkleurige maan om te zoenen. Ik ga eindelijk weer eens mijn gedichten lezen voor publiek op een mooi podium. Op uitnodiging. ALLEEN IK WEET DAT IK DE MEESTE POWESI-WORKSHOPS IN ROTTERDAM HEB GEGEVEN. NIEMAND WEET DAT DE ENIGE MAN DIE IK OOIT HEB BEMIND RECHTSTREEKS UIT ROTTERDAM KWAM NA EEN STUDIE VAN JAREN EN MIJ ZAG ALS MEISJE VAN ZESTIEN IN PARAMARIBO EN HARTSTOCHTELIJK VERLIEFD WERD OP MIJ EN MIJ ALLEEN OOK AL HAD HIJ EEN EEGA EN DRIE PIEPJONGE KINDEREN. En hoe kan iemand weten dat ik voor mijn allereerste roman NEEM MIJ TERUG SURINAME vooral geïnspireerd was geraakt door hoe Surinamers hun dagen doorkwamen in Rotterdam.
Liefde is ons brein dat ons vruchtbaar maakt en gek van verlangen naar een fantastisch bestaan waarvan niets beweegt richting verval en dood!
Op de Kruiskade at ik tjauwmin bij een Chinees die Sranantongo sprak en ik zat naast mijn kerel, die op verlof was uit Paramaribo, waar hij een topfunctie had, te luisteren naar avonturen van zwarte mannen. MIJN MAMA HAD MIJ NAAR UTRECHT GEPOST OM UIT HANDEN TE BLIJVEN VAN EEN KRACHTIGE MAN ZEVENTIEN JAAR OUDER DAN IK. Maar liefde is niet onze keuze. Liefde is ons brein dat ons vruchtbaar maakt en gek van verlangen naar een fantastisch bestaan waarvan niets beweegt richting verval en dood!
Op een dag heb je mij een mailtje gestuurd, met de vraag of ik een stuk wou schrijven met betrekking tot OUDER WORDEN. Je kon niet weten dat ik straalverliefd was op een Amerikaans-Ierse zangeres zo jong als je zoon. Je bent vast geschrokken toen je mijn versie las met de titel ZONDER PARTNER MAAR VERLIEFD. En ik heb dagenlang geluisterd naar jouw stem articulerend een van jouw topgedichten: ‘VREES ONS … Wij weten alles wat jij weet en wat jij nog niet weet!’
GITA HACHAM. Deze week barst Poetry International opnieuw los in Rotterdam. Echt iets voor jou. Je vond contacten tussen diverse culturen gearticuleerd en vormgegeven door jong en oud werkelijk ‘het mooiste wat wij mensen kunnen opbrengen’. Ja, ik vind dat ook. En in jouw verzen herinner je ons aan het feit dat wij INTIEME KENNISSEN ZIJN VAN DE DOOD. Mogelijk is VREES ONS het laatste grote gedicht geweest dat je schreef. Ik beluister je naar behoefte online!
Deze brief aan jou is ook mijn laatste ‘OPENBARE BRIEF’. Jij bracht mij in contact met personen die mij ertoe aanzetten. Mijn dank aan jou is postuum. Niet verrassend. Het was allemaal immers al gebeurd, volgens Albert Einstein. En volgens christenen IS het universum INEENS geboren. Zoals een mens met alles erop en eraan TOT BESTAAN KOMT en gereed is om uitgestrooid te worden onder anderen, mettertijd. Gita Hacham. OPEENS BEN JE DOOD. WEGGEGAAN. MOGELIJK BESTA JE ALS UITGESTROOID IN DE TIJD. JIJ HEBT DE MENSHEID GEZEGEND MET EEN ZOON. En je hebt intens afscheid genomen van mij, jouw workshop-juf! IK GA MIJN VERZEN LEZEN VOOR JE in deze zomer van 2025 in Rotterdam. Hopelijk zweven ze als rozenblaadjes ook naar Amsterdam, de stad van je hartstocht. LIEVE GITA HACHAM. RUST ZACHT.
Astrid H. Roemer, nhow Rotterdam, Nederland, woensdag 4.14 PM, 11 juni