Burgerlijke schemering (een Grieks drama)

Door Martha Balthazar, Jana De Kockere, op Fri Mar 01 2019 11:00:00 GMT+0000

Na een lange, vermoeiende repetitie op school, die eindigde met een groepsimprovisatie waarin al jaren onderdrukte conflicten naar boven kwamen, Friedrich het een theatraal beeld vond om met een hamer om zich heen te zwaaien, en twee theaterspots alsook de voet van Hannah door voornoemde hamer werden geraakt, praten Susan, Hannah, Friedrich, Theodor en Karl nog na op café.

Friedrich: Zal ik nog wat ijs gaan halen, Hannah?

Hannah (bits): Als dat niet te veel moeite kost.

Friedrich staat op en loopt naar de bar.

Karl: Weet je, ik zat net te denken, misschien moeten we een collectief vormen.

Theodor: Wat? Hoezo? Waarom? Een collectief, dat is zo jaren ’90.

Karl: Een collectief is iets van alle tijden. We zijn van plan volgend jaar samen een voorstelling te maken, toch? En ik dacht, misschien is het goed om daarvoor een collectief op te richten.

Susan: Ah ja, dat is wel een leuk idee.

Hannah: Eh, ik weet het niet, na een dag als vandaag heb ik toch zo mijn twijfels om mij aan bepaalde personen te binden.

Friedrich komt terug met ijs.

Karl: Maar juist daarom! Ik voel gewoon, we zijn elkaar wat kwijt, we hebben niet echt iets meer te verdedigen samen, en ik dacht, misschien, ja…

Susan: Ik volg je wel. Als je een collectief bent, dan ben je als het ware één lichaam. We hebben elkaar nodig, we kunnen ons dan niet tegen elkaar keren, want dan keren we ons tegen onszelf. Je schiet toch ook niet in je eigen voet.

Hannah: Kunnen we niet gewoon normaal doen tegen elkaar? Is dat niet voldoende?

Friedrich: Waar hebben jullie het over?

Susan: Nee, een collectief is méér dan de optelsom van individuen. Je bent samen verantwoordelijk voor elkaar.

Theodor: Pff, waar komt dat toch vandaan, dat verlangen naar collectiviteit? ‘Broederlijkheid, samen zijn, solidariteit, gelijkheid…’ Het blijft een naïeve droom. En het eindigt in grijze smurrie, waarin niemand nog beslissingen durft nemen, waarin elk fiat door een veto wordt overruled, en je slap compromistheater krijgt.

Susan: Dat is misschien wel eens interessant (kijkt veelbetekenend naar Theodor), dat we samen beslissingen moeten nemen.

Theodor: Om dan alleen nog maar te denken wat de ander denkt, dat ken ik. En er geen plaats meer is voor vernieuwende, creatieve en subversieve geesten. Je bent zo lang bezig met het eens geraken dat je nergens meer toe komt. Ik dacht dat onze ambities verder reikten dan dat.

Susan: Ja, wij hebben grote ambities. Als collectief. We bundelen onze krachten.

Friedrich: Een collectief! Ik zie daar wel wat in!

Er ontstaat een lichte spanning rond de tafel. Er worden opgewonden en nerveuze blikken uitgewisseld.

Hannah: Ok, goed, ik wil het wel proberen.

Theodor: Serieus?

Susan: Je moet niet meedoen hoor. We kunnen dat ook zonder jou.

Karl: Al maakt het jouw deelname aan onze voorstelling volgend jaar wel moeilijk natuurlijk. Een collectief plus één individu.

Friedrich: Ik vind dat nog een goeie naam voor ons collectief: ‘een collectief en één individu.’

Theodor: Oké, het is al goed, ik geef het een kans.

Friedrich (springt recht): Joepie! This movement is one that transcends all parties and all frontiers! It must be one for all! E pluribus unum!

Er wordt geapplaudisseerd, een fles cava wordt besteld om het te vieren.

Friedrich: Zal ik Michel vragen of hij ook mee wil doen?

Karl: Eh… Nee… Dat lijkt me geen goed idee.

Friedrich: Waarom niet?

Karl: Eh… Hij is zo… niet kritisch genoeg. Ik bedoel, met hem is het altijd zo…

Hannah: Volgens mij heeft hij gewoon totaal andere ideeën over wat goed theater is.

Friedrich: Wat een onzin, wat zijn onze ‘ideeën’ dan?

Susan: Eh… ja… dat weten we toch wel? We hebben het daar toch vaak over, dat we iets te vertellen hebben, dat alles betekenis moet hebben, dat…

Hannah: Maar we vinden gewoon dat Michel slecht werk maakt. Toch? Of ja, wat hij maakt is gewoon niets voor ons.

Susan: Ja, oké, goed… Maar om al die redenen dus lijkt het me geen goed idee hem erbij te laten.

Hannah: En dat is dus het probleem van een collectief! Je bundelt de krachten, maar zo wordt al wie er niet bij mag omdat hij te zwak is, automatisch nog zwakker. Collectiviteit is uitsluiting. Ik vind inderdaad Michels werk niet zo goed, maar ik wil hem daarvoor niet straffen.

Theodor: Ja, je doet alsof je macht decentraliseert, alsof je ‘samen beslist’, maar uiteindelijk centraliseer je weer. Wij tegen… de rest.

Friedrich: Dat is ook nog niet zo slecht. Om sterk te staan in de echte wereld, tegenover de nog grotere machten daar. We moeten wel samenwerken om niet te moeten buigen voor de grote instituten. Alleen redden we het niet.

Karl: Bovendien: met hoe meer je bent, hoe voordeliger alles is. Economisch, bedoel ik. Nu kunnen we elkaar werk geven en onze spullen onderling uitlenen. Dat soort dingen. Het is efficiënter en goedkoper.

Susan: Goedkoper?! Gaat het weeral over geld? Onder elkaar, in onze veilige bubbel, pretenderen we antikapitalistisch te zijn, dat we liefst niet te veel met economie willen bezig zijn, maar op grotere schaal komt alles daar altijd toch op neer. Dat vind ik echt heel erg frustrerend. Ik dacht dat wij ergens voor stonden, als collectief. Dat het over waarden ging.

Hannah: Dat is toch ook logisch. Eerst het eten en dan de moraal.

Friedrich: Ach, de moraal die verzin je er gewoon bij, het gaat ons toch vooral over de angst dat je in je eentje zult verdrinken in de grote chaos van de wereld, dat anderen sterker zullen zijn dan jij, dat je niet wilt vechten met anderen omdat je bang bent dat jij eraan ten onder zal gaan.

Hannah: Dus in the end gaat het dan toch weer over jou. Als individu.

Susan: Maar individu en collectiviteit staan niet tegenover elkaar. In een collectief kunnen juist verschillende individuen, met verschillende ideeën, verenigd worden! Je hebt je eigen identiteit binnen een grotere identiteit.

Theodor: Maar wat is onze grotere identiteit dan?

Susan: Onze waarden. Onze ideeën over wat theater moet zijn. Wat wij te verdedigen hebben.

Theodor: Ik vind dat gevaarlijk, een ‘grotere identiteit’. Ik vind mijn eigen identiteit al moeilijk genoeg, dat vloeit toch ook maar alle kanten uit. Misschien voel ik me morgen niet meer dezelfde als vandaag. En wat dan, mag ik dan niet meer meespelen?

Friedrich: Kan het niet voldoende zijn dat we elkaar willen beschermen tegen elkaar, tegen de rest van de wereld?

Karl: Ik denk dat we het niet zozeer moeten zien als een identiteit, maar als een doel. Een collectief doel. We voelen dat we samen een project hebben, in de wereld.

Hannah: En waarom zou ik op mijn eentje ook niet zo’n project kunnen hebben? Waarom heb ik jullie nodig om iets zinnigs te doen in de wereld?

Susan: Maar Hannah, waar jij altijd over spreekt, het veranderen van de theaterwereld, alle grote instituten neerhalen, dat kan je niet in je eentje!

Hannah: Ja, exact daarom dus! Als ik moet zitten wachten tot Friedrich het daarover met mij eens is voor ik iets kan doen, dan kan ik nog héél lang zitten wachten.

Ze kijkt van Friedrich naar de plas aan haar voeten. Friedrich springt snel op en haalt meer ijs.

Theodor: Ik weet het ook niet meer, een collectief, of dat een goed idee was. Ik denk dat ik er toch maar uit stap.

Karl: Ja, jij wil liever op je eentje, dat weten we wel. Je bent zo bang dat je compromissen zal moeten maken en dat je niet meer al het applaus zal kunnen ontvangen.

Theodor: Jij bent gewoon bang dat ik beter werk maak dan jij, je wil me gewoon kaltstellen!

Susan: Nochtans ga je ons wel nodig hebben, Theodor, als je die moderne Griekse tragedie wil brengen waar je nu al zo lang mee rond loopt. Of ga je alle personages zelf spelen?

Friedrich (van onder tafel, waar hij ijs legt aan de voeten van Hannah): Maar jongens jongens jongens, kijk nu eens! Jaloezie, verwijten, angst! Precies dat willen we toch vermijden! Als collectief moeten we niet meer bang zijn voor elkaars krachten en verschillen, maar kunnen we ze juist omarmen!

Theodor: Toch blijf ik mij afvragen: waar komt dat eigenlijk vandaan, al die collectiviteitsgevoelens. Ik merk het overal, in mijn ‘veilige bubbel’. Ik voel het ook wel hoor, maar juist dat gevoel maakt me wantrouwig. En ja, het zal wel iets te maken hebben met verzet tegen neoliberale individualiteit, maar hoe legitiem is dat verzet nog…

Karl: Legitiem? Vraag je nu hoe legitiem jouw verlangen naar verbondenheid is? Vraag je nu naar een verklaring voor waarom je je deel voelt van iets groters? Ik zal het je zeggen! Omdat het zo is! Omdat je verbonden bent. Met de mensen en de dingen om je heen. Als een groot lichaam. Omdat je geen eiland bent in een zee van niets.

Theodor: Maar waarom moeten we dan nog een collectief oprichten? Als we toch allemaal al verbonden zijn in één groot geheel.

Karl: Om beter voor onszelf te kunnen zorgen. Kijkt veelbetekenend naar Friedrich.

Hannah: Maar… Michel is dan geen deel van het lichaam? Hij is wel een eiland? Lacht.

Er wordt wat ongemakkelijk heen en weer gekeken.

Karl: Zullen we een naam bedenken voor ons collectief? Ehm… Na Sol De Rechenna brut.

Theodor: Wat?

Karl: Zo heet deze fles cava. Dat is toch mooi? Feestelijk?

Theodor: Slechtste idee ooit. Wat denk je van… ‘Burgerlijke schemering’? Ik heb dat altijd al voor iets willen gebruiken, omdat het verwijst naar...

Susan: Totaal idioot.

Friedrich: Dus niet ‘Collectief plus één individu’? Dat is dan zonder stemming afgewezen blijkbaar?

Theodor, Susan, Karl, Hannah en Friedrich hebben nog een lange avond voor de boeg.