Co-creatie, het nieuwe geloof?
Door Redactie rekto:verso, op Sun Jun 11 2017 22:00:00 GMT+0000Vroeger was het helder. De kunstenaar maakte zijn werk en de lezer las, de kijker keek, de luisteraar luisterde. De toeschouwer was vooral ontvanger, volgens het klassieke patroon van afzender en bestemmeling. De kunstenaar gold als actief. Hoe zit dat vandaag?
Een wonderlijke ervaring werd het, die vrijdagavond in april in CC Scharpoord in Knokke. Op het podium speelde Achter in een grote tuin van Barre Weldaad, een behoorlijk postmodern stuk van Peter De Graef, waarin één situatie tussen drie mannen steeds andere vormen aanneemt. Het beste toneel bood evenwel de zaal. Niet alleen omdat ze eruit zag als een zee vol witte schuimkopjes, als één vreeswekkende monocultuur van vergrijzing: van de tweehonderd mensen die hun plekje in de zon hadden ingeruild voor een zitje in het duister, was er niet één onder de zestig, tot de zaalwacht toe. Het wonderlijke was vooral hoe die grijze zaal tijdens de voorstelling steeds roder ging aanlopen. Hoe ze uiteindelijk zelfs in opstand kwam.
Het begon nog gewoon met geroezemoes van achter de hand, een beetje zoals thuis voor Thuis. Drie plotwendingen later bleek die animositeit echter helemaal omgeslagen in vijandigheid, toen het plotse opstappen van één koppel uit het publiek het sein werd voor ook anderen om met veel misbaar weg te benen. Als een stop die je uit de zee trekt, zoveel deining. ‘Waarom hebben wij betaald voor zoveel zéver!?’ Eén vrouw riep het voor de hele zaal. Niet als een korte opstoot, wel als het begin van een publiek betoog. Het duurde minuten, alles wat ze riep.
Zelfs al had het stuk intussen ook zelf alle fictie afgelegd, het leek niet bij de voorstelling te horen. Niet de verwarring en verontwaardiging waarin deze toeschouwers elkaar terugvonden bij de uitgang. Niet de opwinding waarmee enkele oudjes daarbij gedecideerd terug naar de rekken stapten om daar voor elkaar van de flyer voor te lezen dat er wel degelijk ‘een komedie’ was beloofd. Wonderlijk theater dus. Wat eerst leek op een stervende cultuur, vibreerde als nooit tevoren. Zagen we de wraak van de boze Vlaming of de opstand van de passieve kijker. De redeloze drift van de verwende consument of de emancipatie van de zwijgende massa?
Kunst van haar voetstuk af
Áls de klassieke opdeling tussen het actieve podium en de passieve zaal al ooit echt bestaan heeft, dan is ze vandaag zeker vervlogen. Meer dan ooit wordt die opdeling doorprikt als de constructie van een negentiende-eeuwse kunstopvatting, die toen in steen gehouwen werd met de bouw van schouwburgen, concertzalen en musea als gewijde heiligdommen. Bij het minste hoestje uit de zaal schrikte de kunst zich van zijn voetstuk. Vandaag ontmoet de kunst haar publiek steeds liever buiten die instellingen. Op straat en in de wijk. Participatief en interactief. Met gewone burgers op het podium of zelfs zonder podium. Meer dan ooit wordt het publiek over de heilige streep getrokken en het kunstwerk ingezogen. Co-creatie is het nieuwe geloof.
Meer dan ooit wordt het publiek het kunstwerk ingezogen
Heeft de kijker daar zelf om gevraagd? Niet noodzakelijk. Voor velen is ‘moeten participeren’ nog altijd een heilig schrikbeeld. De drang om de bezoeker dan toch direct aan te spreken of meer verantwoordelijkheid te geven in het werk, komt meer van de kant van de kunst zelf. De redenen daartoe zijn al even divers als de gebruikte interactieve vormen. Maar niet toevallig komen veel van die vormen uit kunsteducatieve en sociaal-artistieke hoek: je publiek betrekken is gewoon de snelste vertaling van ‘de kloof met de burger verkleinen’. In essentie lijkt de opmars van participatieve praktijken dan ook een klein antwoord op het grote vraagstuk van ‘ons krimpende draagvlak’. Precies als in de politiek, inderdaad. In beide gevallen durft de grens met goedkope klantenbinding of zelfs belevingsindustrie soms vervaarlijk dun te worden.
Naar een nieuwe publieke ruimte
Wat doet die centralisering van de kijker met de kunst zelf? Uiteindelijk is dat de hamvraag van dit nummer geworden. Waar ligt de grens tussen artistieke vernieuwing en artistieke uitverkoop? In hun openingsgesprek benadrukken kunstenaars Leentje Vandenbussche, Bart Lodewijks en Tom Pauwels dat ook kunst met je publiek nog altijd een kunst blijft: ze is niet elke kunstenaar gegeven. Essentieel blijft, paradoxaal genoeg, de motivering vanuit het werk zelf. Voegt co-creatie wel echt iets toe? Bart Philipsen ziet het zelden. Hij bepleit juist afstand als de kern van theater. Ook Gaea Schoeters gaat in haar vlammend manifest voor een nieuw elitarisme diametraal in tegen wat ze een tendens tot ‘fastfood’ noemt. ‘Kunst die zich naar de massa buigt, onderdrukt de massa en lacht haar uit.’ Tom Struyf verkent met de nodige ironie een mooi voorbeeld: de culturele communicatie in Nederland – of is het simpelweg reclame?
Valt er dan niets te zeggen vóór een nieuwe omgang met het publiek? Wannes Gyselinck waarschuwt dat de wereld van de klassieke muziek zelfs geen keuze heeft, wil ze bij de tijd blijven. Om diezelfde reden zwenkt Jan Staes de kijker van de vergrijzing naar de vergroening: jongeren blijven aanspreken vormt dé lakmoesproef voor onze omgang met elk publiek. Het vraagt experiment en vertrouwen, om van kunst weer een gedeelde ervaring te maken. Maar gaan we daar soms niet juist te ver in mee, zo bevraagt Virginie Platteau voor literaire festivals en Ken Veerman voor het clubcircuit. Dient al die beleving nog wel de kunst zelf?
Uiteindelijk blijkt de kwestie van het publiek in de kunsten een vraag rond kunst als publieke ruimte. Als films, voorstellingen, festivals of boeken hun bezoekers niet kunnen aanspreken als burgers in een samenleving, worden het algauw klanten van de verbruikseconomie. Maar juist die publieke ruimte staat zwaar onder druk, door popularisering, privatisering, monopolisering. Openen ‘de commons’ een nieuwe weg? Pascal Gielen en Michiel Vandevelde bespreken de pro’s en de contra’s, terwijl Robrecht Vanderbeeken liever pleit voor een gedeelde campagne om de publieke instellingen te redden van de afbraak van de overheid. Eensgezindheid is dus ver te zoeken in dit nummer. Het laatste woord heeft u.