Controleverlies verzekerd

Door Redactie rekto:verso, op Mon Nov 28 2022 23:00:00 GMT+0000

‘In een wereld die wankelt onder reële turbulenties hebben we steeds minder zin om geconfronteerd te worden met grillige, verstorende kunst’, stellen redacteurs Sibo Kanobana en Evelyne Coussens vast in het edito van Alles onder controle?. Maar hoe verhoudt die neiging naar controle en veiligheid zich tot een kunst die wil verrassen?

Snijden. Schokken. (Een geweten) schoppen. Wakker schudden. Stompen waar het pijn doet. Tot voor kort gold ‘choqueren’ binnen het westerse kunstrepertoire zowat als de belangrijkste opdracht voor de kunsten. Schandaal, polemiek, opschudding - ze behoorden de hele twintigste eeuw tot de gelegitimeerde middelen voor de kunstenaar om zijn punt te maken – de mogelijk pijnlijke consequenties voor makers zelf en publiek werden beschouwd als collateral damage. Kunst is spannend, niet ontspannend, zo hoorden we dat socioloog Rudi Laermans begin deze eeuw nog verwoorden.

Maar de tijden zijn veranderd. In een wereld die wankelt onder reële turbulenties (oorlogen, klimaatcatastrofe, onmenselijk grenzenbeleid, structurele uitsluiting) hebben we precies steeds minder zin om ook imaginair nog eens uit ons lood te worden geslagen, om geconfronteerd te worden met grillige, onvoorspelbare, bouleverserende kunst – kunst die dreigt pijn te doen. Gedaan met in de afgrond te kijken, vandaag willen we weten waar we aan toe zijn. Met veilige, transparante kunstervaringen, geproduceerd en gepresenteerd in zorgzame safe spaces of minstens omkaderd door een discours dat elke twijfel wegneemt over de bedoelingen van het werk. Choqueren? Het is een elitair, waarschijnlijk zelfs wit en toxisch patriarchaal privilege.

Kunnen kunstwerken tegelijkertijd subversief en zorgzaam zijn, voor de kunstenaars én voor het publiek?

Zo gesteld klinkt het misschien wat overtrokken, maar er is wel degelijk een verschuiving aan de gang. Byung-Chul Han stelt in zijn essaybundel De palliatieve maatschappij een alomtegenwoordige angst vast voor pijn, conflict en controverse, die niet per se leidt tot meer zorg en gevoeligheid maar eerder een algehele anesthesie of verstomming van de maatschappij tot gevolg heeft. Verschillende auteurs uit dit nummer verwijzen naar de Amerikaanse Maggie Nelson, die in haar boek On Freedom: Four Songs of Care and Constraint (2021) stelt dat de oude esthetica van shock plaats heeft geruimd voor een esthetica van zorg. In Alles onder controle? willen we net onderzoeken of en waar deze beide uitersten van het spectrum elkaar kunnen ontmoeten. Hoe verhoudt ons verlangen naar controle zich tot een kunst die buiten de kaders denkt? Kunnen kunstwerken tegelijkertijd subversief en zorgzaam zijn, voor de kunstenaars én voor het publiek?

Sommige auteurs denken alvast van niet: dichter Delphine Lecompte breekt in dit nummer haar meest woeste lansen voor een ongebreideld gewelddadige kunst. Wellicht vindt u haar bijdrage choquerend – of net niet? Maar taal is alvast het middel waardoor die shock of die zorg wordt uitgedrukt. Daarom blijkt een van de meest voorkomende manieren om kunstwerken ‘onder controle’ te brengen ze te temmen met woorden, ze ‘dood’ te spreken. Zo stelt Susan Sontag het in haar essay Against Interpretation (1966). Met dat argument als achtergrond deed Arne De Winde een korte bevraging over het creëren van discours – en dus het vermijden van onvoorspelbaarheid – binnen de kunstopleidingen: dienen goede kunstenaars hun kunst ook goed te kunnen verpakken in eloquente discours, of is dat bijzaak? En waarom dan wel of niet?

Vivien Waszink argumenteert dat er geen sprake is van censuur; onze taal breidt alsmaar uit.

Discours wordt alleszins gemaakt met taal en taal bestaat uit zowel nieuwe woorden die nieuwe perspectieven openen als oude woorden die een oude wereldvisie reflecteren waarin we ons niet meer herkennen. In die context verdiepte Joris Roelofs zich in de Nederlandse Code Diversiteit & Inclusie en de handreiking ‘Waarden voor een Nieuwe Taal’, en vroeg zich af of het controleren van taal in de naam van inclusie zijn doel niet voorbijschiet. Vivien Waszink kijkt naar taalverandering en erkent dat die beangstigend kan lijken, omdat ze gepaard gaat met een gevoel van controleverlies. Maar Waszink argumenteert dat er vandaag geen sprake is van censuur, integendeel, onze taal breidt alsmaar uit.

Twee auteurs hebben het over literaire werken die eigenzinnig uit hun vorm willen breken: Jan-Bart Claus las Marc Kregtings De encyclopedieën van de val (2022), terwijl Thomas Debrock schetst hoe Joan Didion in The White Album (1979) de essayvorm naar haar hand zet. In de museumwereld zag Sander Bortier dan weer een andere vorm van ‘verdiscoursisering’: met de ‘focustentoonstelling’ rond het schilderij De Dood van Marat van Jacques-Louis David kiezen de KMSKB voor veiligheid en herkenbaarheid en eigenen de musea zich de subversieve kracht van het originele werk toe.

Dezelfde discursieve dynamieken zijn merkbaar in film. Is het u ook al opgevallen dat filmtrailers tegenwoordig eerder spoilende samenvattingen van de film lijken dan echt prikkelende uitnodigingen? Waarom dat zo is, verklapt Gilles Michiels u. Binnen de podiumkunsten is de live aanwezigheid van het publiek dan weer onderwerp van een ongeschreven contract: op zijn minst is de fysieke integriteit van de toeschouwer onschendbaar. Maar wat met mentale pijn, met de blootstelling van de toeschouwer aan traumatiserende beelden, of woorden? In de voorstelling Guilty of Love, die gaat over seksueel geweld, namen makers Sophia Bauer en Marie Schraepen die bezorgdheid mee van bij het begin van het maakproces.

De beeldbijdragen in dit nummer prikkelen ons met vragen over de flinterdunne grenzen tussen zorg en controle, bevrijden en begeren, respect en fetisjering.

Zo zou het altijd moeten zijn, vindt Wouter Hillaert, in zijn bijdrage over de verantwoordelijkheid van de maker in de zorg voor het publiek. In een interessant gedachte-experiment gaat Liesbeth De Clercq dan weer na of de theaterkijker – zelfs in de meest interactieve voorstellingen – ooit wordt blootgesteld aan het pure toeval. En Jasper Van Loy verkent de spanning tussen pijn en lach, ongemak en ontwapening in stand-upcomedy, die comedians en publiek in haar greep houdt.

Er zit ook muziek in dit nummer. In zijn enthousiaste bespreking van Topical Dancer legt Tijl Nuyts uit hoe Charlotte Adigéry en Bolis Pupul zorg en subversiviteit weten te verzoenen via humor. Bij Sami Zemni leren we aan de hand van Prince hoe in de recente Afro-Amerikaanse muziekgeschiedenis het politiek engagement van zwarte muzikanten zich verhoudt tot shock, taboe en zwarte bevrijding. Daarnaast argumenteert Karel Michiels, in een kritiek op de muziekkritiek, hoe de witte blik reggae niet alleen heeft gedepolitiseerd, maar ook de zwarte wortels van hedendaagse mainstreammuziek ontkent. Ten slotte prikkelen in dit nummer de beeldbijdragen van Sietske Van Aerde, Rami Hara en Brahim Tall ons met vragen over de flinterdunne grenzen tussen zorg en controle, bevrijden en begeren, respect en fetisjisering.

Wij kunnen jullie alvast verzekeren dat het tot stand komen van dit nummer chaotisch verliep en we dus niet altijd alles onder controle hadden. Desondanks werd dit nummer met veel zorg gemaakt. Alvast veel leesplezier.

Evelyne Coussens & Sibo Kanobana
Coördinatoren ‘Alles onder controle?’