Cultuurcentra, de nieuwe voorhoede

Door Wouter Hillaert, op Mon Jun 24 2019 22:00:00 GMT+0000

Het hertekende politieke landschap in Vlaanderen zou cultuurcentra vooral een boost moeten geven, zo verdedigde Wouter Hillaert op 20 juni in een rede aan de verzamelde cultuurcentra op hun bijeenkomst in Brussel. ‘Stel je voor dat CC’s niet langer als planeten rond de kunst zouden draaien, maar de kunst rond het CC als de nieuwe zon. Van nieuw-Vlaanderen zijn jullie de motor.’

Goeiemorgen beste cultuurcentra,

Laat ons zo eens beginnen, niet schrikken: BAAAAAAMM!

Op één nacht wordt het veld van cultuurcentra volledig weggevaagd. Een multi-lokale aardbeving. Een beleidsmatige grondverzakking. Een culturele niesbui. Stel het je even voor. Alle CC’s in puin, alle personeel op straat, alle budgetten bevroren.

Alles wat we elke dag als evidenties beschouwen, van Chantal achter ‘t onthaal en Femma in de vergaderzaal tot De Koe op scène en de cultuurschepen aan de lijn: het kan na die nacht niet meer. Het veld is leeg. Het geld is weg. De geplande programmatie kan de vuilbak in.

Hoe zouden we CC’s dan herdenken, als we anno 2019 weer aan de tekentafel zouden mogen gaan zitten? Terug als in de kleuterklas, met voor ons een groot wit blad en een pot vol kleurstiften?

Een uitgebalanceerd programma, is dat echt een verdienste? Of eerder een verdoken vorm van gemakzucht?

Eerst een kleine anekdote: mijn vriendin geeft les in Basiseducatie, aan anderstalige volwassenen van 18 tot 80 jaar die ook in hun eigen taal niet kunnen lezen of schrijven. Ze zijn analfabeet. Sommigen zijn nooit eerder naar school geweest. Zelfs het concept van een wit blad is hen vreemd. Als je hen zo’n papier voorlegt, kan het heel soms gebeuren dat ze gewoon op de tafel tekenen. Ook een manier om iets te herdenken, natuurlijk: de tafel hertekenen.

Waarvan zouden we dan vertrekken, in zo’n vers cultureel braakland waarin we opnieuw zoiets als een cultureel centrum willen planten?

Wars van de waaier

Zouden we dan echt beginnen met opnieuw eerst een groot gebouw te tekenen? En daarnaast nog één en nog één, lekker dicht bijeen zodat de mensen hun dorp niet meer uit moeten? En allemaal met van die stoeltjes schuin omhoog rond een donker vlak waar we dan licht op zetten? Stoeltjes die allemaal vaak genoeg gevuld dienen om dat licht te kunnen blijven betalen, én wat er in dat licht komt te staan?

Of zouden we eerst opnieuw een groot dik boek tekenen, met allemaal rechtenvrije prentjes en toffe tekstjes om die stoeltjes van daarnet te vullen? En hoe dikker dat boek hoe beter, met voor elk wat wils? Zouden we daarvan vertrekken, op ons witte blad? Van een kleurboek vol toneel, dans, concerten, stand-up, spoken word, expo’s, lezingen, noem maar op?

(c) Huskmitnavn

Soms stel ik mij vragen bij de filosofie van de veelheid, van de verscheidenheid, van de nevenplaatsende optelsom, van de diverse waaier, van het ‘bijzonder gevarieerde aanbod, divers in vele vormen, met avontuur en met gekende namen, met Vlaams talent en internationale topartiesten’, zoals ik het zopas in een kersverse seizoensbrochure vond.

Mist deze oproep realisme? Dan missen jullie verbeelding.

Die graaibak weerspiegelt natuurlijk het rijke artistieke en culturele aanbod in Vlaanderen, en daaruit is al zo zwaar geselecteerd moeten worden. Maar als we het opnieuw zouden mogen uitdenken, het cultuurcentrum, zouden we dan niet wat meer grote lijnen moeten trekken, in plaats van elk jaar de vaste hokjes in te vullen: drie kleutervoorstellingen, twee keer comedy, één expo en toch ook een beetje wereldmuziek?

Soms lijkt het alsof we het internet willen zijn, in plaats van er een alternatief voor te bieden. Een uitgebalanceerd programma, is dat echt een verdienste? Of eerder een verdoken vorm van gemakzucht?

Eerst ons publiek

Maar bon, misschien zouden jullie op dat witte blad helemaal niet vertrekken van een gebouw of van een divers aanbod. Misschien teken je wel eerst vele gezichten, vele mensen, het publiek. ‘Mijn publiek’, hoor ik programmatoren dan vaak zeggen: ‘Dat past niet voor mijn publiek.’ Of: ‘Dat is nu eenmaal wat mijn publiek graag wil.’

Zulke uitspraken in naam van mijn publiek zijn méér dan een handig alibi om opdringerige kunstenaars of cultuurverkopers mee af te wimpelen. Het klinkt ook altijd een beetje als de laatste strohalm van de programmator, die in tijden van besparingen al zoveel is ontnomen. Het klinkt ook altijd een beetje als ‘mijn laatste bezit’, ‘mijn restkapitaal’, ‘mijn laatste stukje unieke identiteit’: het ultieme inzicht in wat de mensen willen. Maar weten we dat echt?

Eigenlijk moeten politici zich veel meer zorgen maken dan wij culturo’s. Voor ons opent zich een werkveld als nooit tevoren.

Ik weet dat jullie ongelooflijk veel moeite stoppen in nieuw publiek aantrekken: allemaal projecten, good practices, strategieën, tools om de overmacht van witte en grijze koppen in de stoeltjes van veel centra te verjongen, te verkleuren en sociaal te diversifiëren. Ook in het aanbod wordt er al veel participatiever gedacht, ik weet het wel. Met kunst op locatie, eigen gemeenschapsprojecten, trajecten met scholen, vormen van co-programmatie, te veel om op te noemen. Wie de CC’s ‘ingeslapen’ noemt, is vooral zelf in slaap gevallen.

Maar als ik ooit een cultuurcentrum krijg, doe ik het eerst een half jaar toe. En gaan we met ons hele personeel eerst zes maand meedraaien op sociale diensten, in de crèche, bij de bakker, op de naschoolse opvang, bij The Lions Club, met de groendienst, op het kabinet verkeer, tussen flexwerkende schoonmakers, noem maar op.

Omdat ‘mijn publiek’ toch eigenlijk een beetje klinkt als ‘eerst onze mensen’. Over de rest weten we eigenlijk de ballen.

In het hol van de leeuw

Wat zou een cultuurcentrum volgens mij dan wel moeten zijn, als het er niet meer is? Ik zou op mijn wit blad niet vertrekken van het huis, van het aanbod of van ‘mijn publiek’. Ik zou vertrekken van de tafel. De tafel rond het witte blad. Wat heeft onze stad nodig? Wat heeft deze tijd nodig? En wat kan cultuur daaraan bijdragen? Stellen we ons die vraag nog?

Wat dat betreft, zijn het boeiende tijden. Sinds 14 oktober en zeker sinds 26 mei zitten velen van jullie in het hol van de leeuw. In het hol van de Vlaamse leeuw. Dat lijkt een heel zwart gat om in te zitten, heel benauwd ook: dat is onze spontane reactie. We zijn toch een beetje bang. ‘Nu ook al in West-Vlaanderen, zeg! Waren we daar eindelijk van de parochie en het kerkbestuur af, krijgen we er nu halve of zelfs hele islamofoben voor in de plaats.’

(c) Huskmitnavn

Maar is het hol van de leeuw voor cultuurwerkers en artistieke bemiddelaars niet veruit de beste plek om te zitten? Sinds een half jaar is er maar één stad waar ik nog liever zou willen gaan wonen dan in Brussel, en dat is in Ninove. En ik woon als Gentenaar in Antwerpen, dus dat wil wat zeggen.

Die verkiezingsuitslagen – ik meen dat serieus – die zouden cultuurcentra echt een boost moeten geven. Al die uitdagingen, al die kansen! Eindelijk kan cultuur haar zin bewijzen.

Sinds een half jaar is er maar één stad waar ik nog liever zou willen gaan wonen dan in Brussel, en dat is in Ninove.

Want een culturele kwestie is het. Ik ga jullie de zoveelste analyse van de verkiezingen besparen, maar het is wel duidelijk wat erachter steekt: een mix van verliesgevoel, polarisering, gemis aan intermenselijke verbinding én sociale precariteit. Het was ook geen zwarte zondag, maar meer een witte zondag: witte Vlamingen die zich verschansen tegen de dreigende afwijkingen van de grote stad. Mensen van hier die vijanden zoeken waar ze amper een reële ervaring mee hebben, om hun eigen gebrek aan grip op af te wentelen.

Ik ga er nu met de grove borstel door, maar allemaal zie ik dat als grote gaten – daar in het hol van de leeuw – om met onze kunde en cultuur enthousiast in te springen. De hertekende tafel die Vlaanderen heet en waarop wij elke dag onze kleurige waaier neerzetten, is niet het einde van cultuurcentra. Het is het begin.

Van cultuur- naar verbeeldingscentrum

‘Moeten wij dan ineens alle sociale en politieke problemen gaan oplossen?’ Nee, maar we moeten ze misschien wel meer als vertrekpunt durven te nemen, naast gebouw, aanbod en publiek. Welk cultureel probleem schuilt daar onder de tafel? Waar zijn wij beter in thuis dan de sociale diensten, de crèche, de bakker, de naschoolse opvang, The Lions Club, de groendienst, het kabinet verkeer, de flexwerkende schoonmakers? Wat kan ons antwoord zijn, dat niemand even goed kan geven als wij?

Het onderliggende culturele probleem dat deze verkiezingen extra in de verf hebben gezet, denk ik, is de afservering van de politiek op zich. Dát is wat er echt verontrust. Die hele uitslag lijkt één opgestoken middelvinger tegen hoe de representatieve democratie is gaan werken. Of hoe ze niet meer werkt. Eigenlijk moeten politici zich veel meer zorgen maken dan wij culturo’s. Voor ons opent zich een werkveld als nooit tevoren.

Nooit eerder heeft het Vlaamse cultuurcentrum zo in het centrum van onze Vlaamse cultuur gestaan.

Als ik dan een cultuurcentrum had, om toch één concreet ideetje te geven, dan zou ik heel snel beginnen met een project dat ik ‘De Nieuwe Federale Regering’ zou dopen: een reizend open circus waar elke maandagavond kunstenaars met specifieke groepen in de stad en met extra publiek ideeën ontwikkelen én die ook gaan uitvoeren voor het land.

Wat er nodig is tegen de behoudsgezindheid achter ons gemiddeld stemgedrag, is verbeelding. En ja, dat is een groot woord, en heel makkelijk om in de mond te nemen. Maar herdoop je cultuurcentrum in ‘verbeeldingscentrum’, ook op de gevel, en zie wat er gebeurt. Het zal in elk geval verder moeten gaan dan een uitstalraam van de kunsten, een zaal vol ‘mijn publiek’, elk seizoen weer dat dikke boek en een open deur voor het lokale verenigingsleven. Het zal verbeelding vragen.

Ja maar ja, hoor ik jullie zeggen, makkelijk gezegd. De representatieve democratie mag dan wel in crisis lijken, ze blijft wel onze werkgever. Ze bezet ons bestuur. En als er iemand extra verbeelding mist, dan wel onze schepenen. Die staan helemaal niet zo open voor verrassingen. En zeker niet als wij ons ook nog eens op hún politieke speelveld gaan begeven. Wij zitten veeleer in de muil van de leeuw dan in zijn gat.

(c) Huskmitnavn

Klopt allemaal, maar niemand heeft gezegd dat het makkelijk wordt. Kunst werkt net het beste waar het niet makkelijk is.

Dood de dienaar, start de motor

En daarom geloof ik dat het is tijd is voor een Copernicaanse omwenteling, te beginnen in onze kop: met het cultuurcentrum niet in de periferie van het culturele veld, maar pal in het centrum. Jullie naam zegt het eigenlijk al. Nu de rest van onze verbeelding nog.

Zou dát geen straf resultaat zijn van die nachtelijke aardbeving, van die plotse culturele niesbui? Dat de CC’s niet langer als planeten rond de kunsten zouden draaien, maar de kunsten voortaan rond het CC als de nieuwe zon? Ik geloof dat echt: in CC’s zullen de kunsten van morgen thuiskomen. Want nooit eerder heeft het Vlaamse cultuurcentrum zo in het centrum van onze Vlaamse cultuur gestaan.

Waar jullie zitten, dat is niet onderaan de ladder van de toekomst, maar helemaal bovenaan.

De enige weg langs alle obstakels is jouw geloof in wat jij doet.

En daarom hoort óp dat witte blad in het midden van de tafel, als uitgangspunt voor het cultuurcentrum van de toekomst, maar één ding: jijzelf. Jijzelf als programmator, directeur, publieksmedewerker. Het centrum van het centrum, dat ben jij. De enige weg langs alle obstakels, dat is jouw geloof in wat jij doet. De enige manier om in het hol van de leeuw iets te bewegen, is zelfovertuiging.

Vijf decennia van Vlaams cultuurbeleid hebben ons natuurlijk iets anders wijsgemaakt. Ze hebben jullie altijd gezegd dat jullie dienaars zijn. Dienaars van de kunsten, dienaars van het publiek, dienaars van de cultuurschepen, dienaars van de verenigingen.

Maar als dit dan toch een tijd is van grondverzakkingen, van nieuwe leeuwen die op tafel komen kloppen, dan kan deze omwenteling er ook nog wel bij: jullie zijn geen dienaars, jullie zijn de motor. Dat is mijn enige grote boodschap hier: jullie zijn de motor. En misschien zelfs de zon. Pas als jij straalt, daar in je nieuwe centrum, zal ook de rest verlicht raken.

Wij noemen onszelf graag ‘cultuurbemiddelaars’: we steken die rol als een pluim op onze hoed, scheppen eer in die tussenpositie, dat veermanschap tussen de oever van de kunsten en de oever van het publiek. Maar die tussenpositie, dat moedige midden, die weegschaal met afgewogen beetje dit en beetje dat, gaan we het daarmee redden?

Tegenwoordig ligt de weegschaal zelf in de weegschaal: een beetje van dit en een beetje van dat wordt algauw vooral een beetje kleurloos.

De tijden zijn er niet naar. De tijden zijn naar radicale keuzes maken, omdat niet ‘mijn publiek’ de toekomst is, maar jouw passie om de rest ervan te overtuigen. Deze tijden vragen om verbinding, maar tegelijk ook om uitgesproken posities, wat die ook zijn. Het is tegenwoordig de weegschaal zelf die in de weegschaal ligt: een beetje van dit en een beetje van dat, dat wordt algauw vooral een beetje kleurloos. Het moedige midden ligt te zieltogen in een hoek. Wat betekent dat voor onze rol als cultuurcentra?

Dienstbaar zijn: verleer het niet. De buurt intrekken: absoluut. Zelfs macht doorgeven: graag. Maar niet door zelf stilletjes uit te doven. Het is nu dat het zal moeten gebeuren. Niet vanuit de evidenties, maar van op een wit papier. Wacht niet op je nieuwe schepen, ondervraag liever je eigen overtuiging. En als je die overtuiging kwijt bent, step down. Trek jezelf dan als de bliksem uit het hol van de leeuw, voor het je verstikt. Alleen jouw overtuiging kan ons redden.

En als de kunstensector je dan toeroept dat spreiding je eerste rol is, antwoord dan niet met ‘mijn publiek’, maar met jouw passie voor waar jij heen wil in je gemeente. Hoe krijg je kunstenaars daarin mee, daar in het nieuwe centrum van nieuw-Vlaanderen, bovenaan op de ladder van de nieuwe culturele hiërarchie? Daar waar jij zit?

Rechts van de expresweg

Onlangs zat ik met een theatermaker, een dramaturg en een collega-criticus op een terras in Gent. Het ging over het leven. En dat het tijd is voor iets anders. Maar wat dan? Dramaturgie in een stadstheater? Terug naar de krant? Een jaartje reizen om het hoofd leeg te maken?

Geef ons een cultuurcentrum, zei ik. Ze dachten dat ik een grap maakte. Maar nee, een cultuurcentrum, daar fantaseer ik over. Ik wil het dan wel helemaal. En met vijf jaar krediet om op mijn muil te gaan. Een cultuurcentrum!? Stel je voor.

(c) Huskmitnavn

Voor de toekomst die ons te wachten staat, is dat de place to be. Daar zal in Vlaanderen de strijd voor het ‘samen’ van onze ‘samenleving’ gevoerd moeten worden: rechts van de expresweg met zijn tuincenters, zijn autosalons, zijn verf- en decoratiewinkels, zijn obligate winkelcentra met hun megaparking. Daar is de plek waar de kunsten heruitgevonden zullen moeten worden.

Niet CAMPO of Toneelhuis is de place to be voor het Vlaanderen van de toekomst. Wel CC De Plomblom.

En als het niet genoeg van kunstenaars komt, zal het van jullie moeten komen. Zet desnoods zelf projecten in gang. Als er te weinig geld voor is, trek drie rode lijnen door je dik boek. De cultuurcentra die zullen overleven, zijn die CC’s die voorbij hun eigen wit blad ook verrassend op de hele tafel kloppen. Of er zachtjes de poten vanonder zagen. Of er nieuwe onder zetten. Met heldere keuzes. Met persoonlijkheid. Jullie persoonlijkheid. Meer mensen betrekken én je eigen stempel drukken, dat hoeft elkaar echt niet uit te sluiten.

Mist deze oproep realisme? Dan missen jullie verbeelding. Jullie zijn de motor. En een culturele motor met realisme is de cultuur niet waard. De kern van cultuur is net het tegendeel van realisme. Een realistische cultuurbemiddelaar is iemand die zichzelf tegen zichzelf wegstreept. Een nuloperatie.

Wat we nodig hebben, is dus een Copernicaanse omwenteling en een beetje fantasie. Niet het Kaaitheater, niet deSingel, niet CAMPO, niet Toneelhuis is de place to be voor het Vlaanderen van de toekomst. Wel CC De Plomblom in Ninove. Het centrum van het centrum.

Dus wees trots, beste cultuurcentra. Jullie zitten op de beste plek. Jullie zijn niet het achterland, maar de voorhoede. Cultuurcentra zijn de G-spots van nieuw-Vlaanderen. Dáár zal het de komende jaren moeten gebeuren, dáár zal er druk gekieteld moeten worden. Daar waar jullie zitten. En wat jullie dan leren en ervaren, zal winst zijn voor het hele cultuurveld.

Neem die rol serieus. Neem die rol heel serieus. Wees de zon. Herteken de tafel.