Dag heks
Door Anaïs Van Ertvelde, op Wed Nov 22 2023 23:00:00 GMT+0000Voor haar deur op Halloween trof Anaïs Van Ertvelde een driekoppige postmoderne mengelmoes aan. Ook zij kende als kind niet de rituele betekenis van de liedjes waarmee ze om snoep ging bedelen. Zie daar de hedendaagse tijdsgeest: seculier, spiritueel en religieus in één. Binnen die context begrijpt ze ook de opkomst van de moderne heks. Wat vindt haar voorganger daar eigenlijk van?
Op Halloween gaat de bel. Er staan drie door de volle maan verlichte kinderen voor de deur. Een van hen ziet eruit als jij, heks. Of als de karikatuur die doorheen de eeuwen van je gemaakt is. Met een kromme neus, een zweer op je wang, een bezem, een punthoed en een kakellach. Uit deze heks, en uit haar twee kompanen – de ene een laken met twee kijkgaten, de andere een soort wildeman met roetvegen op zijn kaken en klimop in zijn haren – komt tot mijn grote verbazing een christelijke hymne.
A soul! A soul! A soul cake!
Please, good missus, a soul cake!
One for Peter, two for Paul.
Three for Him that made us all.
Hierop steekt het trio begerig de handjes uit en vraagt me niet om soul cakes – cakejes met een ingekerfd kruis zoals die in vervlogen tijden op Allsouls of Allerzielen werden uitgedeeld aan zingende kinderen en verdwaalde zielen. De drie kinderen vragen om ‘Chupa Chups, Twix of Snickers, M&M’s, Nerds of Airheads’. Ik zie in hun kledij, ik hoor in hun gezangen, een mengelmoes van gebruiken, en kan een glimlach nauwelijks onderdrukken. Deze kinderen zijn Halloween, een geïmporteerd feest waarover zoveel ouders klagen omdat hun kroost alleen nog uit Amerikaanse snoepmerken opgetrokken gebeden prevelt. Ze zijn de christelijke traditie van Allerheiligen en Allerzielen die de laatste jaren nieuw leven ingeblazen wordt door organisaties als Reveil en de troostconcerten die zij op begraafplaatsen organiseren. Maar ze zijn ook de veel oudere heidense gebruiken die de christenen zo handig hebben gecoöpteerd.
Mijn huis is, vrees ik, voor de komende winter vervloekt.
Volgens Danica Boyce, een Canadese onderzoekster van de middeleeuwse volkscultuur en -muziek, begon op de nacht van 31 oktober in West-Europa ooit de winter. De moderne heksen die ik ken, vieren dat moment nog steeds onder de naam Samhain. De sluier tussen de werelden is dan op zijn dunst, vertellen ze me. Samhain is het begin van een seizoen waarin, herinnert Boyce ons, de dood overal aanwezig was. Vandaag klagen we over winterdipjes, de grijze dagen en de nimmer eindigende motregen. Maar in feite herinnert het vallen van de bladeren ons aan onze eigen sterfelijkheid en aan wie ons voorging en nu in de grond rot om de humus te verzorgen voor de oogsten van morgen. De meesten onder ons – zij die geen vluchteling zijn, niet in de illegaliteit of op straat moeten zien te overleven – voelen niet meer wat het is om dit seizoen écht te moeten trotseren. Wie in vroegere tijden een tekort aan houtvuur had, schoenen met gaten, te weinig graan in de schuur, die keek de dood in de ogen.
Driekoningen, driekoningen,
geef mij een nieuwe hoed.
Mijn oude is versleten.
Ons moeder mag het niet weten.
Ons vader heeft het geld op de rooster geteld.
Dat wijsje zongen mijn broer en ik samen met de buurkinderen iedere zesde januari terwijl we in lompen gehuld en staf en ster dragend de huizen in de straat af gingen om kleingeld bij elkaar te sprokkelen. Ook wij hadden als kinderen geen idee dat de wintermaanden eeuwenlang gekenmerkt werden door rituele zangstonden waarbij het een avond lang geoorloofd was je buren om koekjes, kleren en appels te vragen, en zo de goederen van de gemeenschap eerlijker te verdelen. In bijna al deze oude winterzangtradities waren de deelnemers vermomd. Om te verhullen wie wat kreeg, maar ook om de donkere krachten eigen aan deze tijd van het jaar om de tuin te leiden. Want waar de natuur in de zomer als een weldadige, levengevende kracht ervaren werd, onthulde ze in de winter haar vernietigende aard. De onbarmhartige figuren die door het landschap waarden, verbeeldden daarbij de onbarmhartigheid van het landschap zelf: listige elfen in Ierland en Schotland, de godin Holle met haar wilde horde in de Germaanse streken en heksen zowat overal in West-Europa.
Eenmaal weer binnen rommel ik in mijn voorraadkasten op zoek naar snoep. Ik vind werkelijk niets. Ik ben geen zoetekauw en mijn lief is een Nederlander die van duivels zoute drop geniet dat je geen Belgisch kind met een gerust hart kan toesteken. Mijn huis is, vrees ik, voor de komende winter vervloekt.
Moderne heksen voelen zich vaak met hun historische voorgangers verbonden. Maar ben je wel blij met die identificatie, vroegmoderne heks?
Recent identificeerden historici Jonas Roelens en Maartje van der Laak 56 mensen die door het Gentse stadsbestuur tussen 1364 en 1713 werden vervolgd wegens hekserij. Toepasselijk voor deze tijd van het jaar kregen ze enkele weken geleden in Gent een houten gedenkteken. De roep om een nationaal excuus voor de slachtoffers van de heksenvervolging, zoals eerder al in Schotland gebeurde, klinkt stilletjes aan luider. Binnen de feministische beweging wordt de heks ingezet als symbool van vrouwelijke macht, van verzet tegen patriarchaal gezag en geweld. We are the daughters of the witches you could not burn is niet voor niets een gekende protestleuze. Ook moderne heksen voelen zich vaak met deze historische voorgangers verbonden. Maar ben je wel blij met die identificatie, vroegmoderne heks? Zijn wij wel jouw nazaten? Journalist India Rakusen waarschuwt in haar BBC-podcast Witch in elk geval voor zulke onverhoedse toe-eigeningen. Hoewel sommige beschuldigden wel degelijk in het vizier kwamen vanwege hun kennis van waarzeggerij of kruidengeneesmiddelen, of omdat ze als vrouwen een tikje te mondig waren, hadden velen onder hen gewoon de brute pech om op het verkeerde moment ruzie te krijgen met de verkeerde buurman. Met andere woorden, veel van de vrouwen die van hekserij beschuldigd werden, hielden zich helemaal niet bezig met de praktijken die nu onderdeel uitmaken van de moderne hekserij, en zouden er naar alle waarschijnlijkheid ook niet mee geassocieerd willen worden.
Aan welke heks is deze brief dan gericht? Ik weet het niet zo goed. Het culturele teken van de heks is ondertussen zo gelaagd dat het nog moeilijk te ontleden valt. Schrijf ik aan de hedendaagse beoefenaar van een natuurgodsdienst? Aan de lelijke toverkol met honger naar mensenvlees? Aan de duivelaanbidster uit de Malleus Maleficarum, het vijftiende-eeuwse handboek voor de heksenjacht? Aan de vervolgde vroede vrouw uit de vroegmoderne tijd? Of schrijf ik aan een soort van ingebeelde tovenares uit een voorchristelijke godsdienst waarbinnen vrouwen naar het schijnt wel iets van spirituele macht werd toegekend; een Morgaine Le Fay die Arthurs hof bestuurt vanuit het met appelbomen overladen Avalon?
In de online queer community is het volgen van insta-astrologen haast een culturele code van queerness.
Op de universiteit leerde ik uit een eerstejaarshandboek Sociologie een behoorlijk versimpelde versie van de secularisatiethese, zoals die door sociologen als Max Weber werd ontwikkeld. Naarmate samenlevingen rationeler en moderner worden, neemt het sociaal belang van religieus denken en van religieuze instellingen en gebruiken af. Het Westen, en dan vooral Europa, steekt daarbij schril af tegenover de rest van de wereld. ‘Wij’ zijn geseculariseerd, ‘Zij’ niet. Maar klopt dat nog wel? Ik zag een tante haar nieuwe woonst zuiveren met salie en bergkristal. Ik zag een vriendin met een gebroken hart haar tarotkaarten bovenhalen op zoek naar antwoorden die niemand anders haar wilde geven. Zelf nam ik wel eens deel aan een sessie in een zweethut waarin de vuurmeester Native American gebruiken door elkaar husselde en mij, bedwelmd door de hitte en zijn gezangen, tot haast psychedelische hoogtepunten bracht.
Half-religieuze praktijken lijken het wel, die zelden geworteld zijn in een coherent religieus wereldbeeld, maar niettemin met gevoelens gepaard gaan die spreken van een zekere hang naar mystiek, naar verbinding met iets dat het zelf overstijgt. Iets soortgelijks merkte ook genderwetenschapper Chia Longman op. In haar onderzoek naar ‘vrouwencirkels’ stelde ze vast dat deze groepen praktijken ontwikkelen die de ooit zo heldere grenzen ondergraven tussen religieus, spiritueel en seculier. Zulke groepen zijn een exponent van een hedendaagse tijdsgeest die door religiewetenschappers post-seculier wordt genoemd: een hybride conditie waarin secularisatie en religiositeit, onttovering en hertovering gewoon door elkaar heen bestaan.
De 21ste-eeuwse hekserij lijkt van ons een andere verhouding tot de natuur te vragen: niet als heer en meester maar als deel van het weefsel.
In de online queer community, een groep die, net als vrouwen, minder vanzelfsprekend een thuis vindt in geïnstitutionaliseerde religie, is het volgen van insta-astrologen haast een culturele code van queerness. Alleen het feit dat ik geen enkele ironische tattoo heb en septumpiercingloos door het leven ga, doen me minder legitiem queer voelen dan mijn aarzeling om bij iedere eerste date mijn sterrenbeeld op te dissen. (Het is Waterman, mocht je het willen weten, heks; iemand die, zo leert het internet me, een wetenschappelijke geest combineert met een hang naar alles wat esoterisch is). Anders dan de astrologie uit de damesbladen (‘Je zal deze week een knappe man ontmoeten’) vertoont het online astrologiediscours heel wat overeenkomsten met het zelfhulpdiscours dat op het internet eveneens floreert. De mensen om mij heen gebruiken dit astrologisch vocabularium om over de donkerste uithoeken van het leven te praten. Dat taalgebruik sluipt zelfs binnen in het mijne. ‘Welke fucking planeet staat er nu weer retrograde’, stuur ik een vriend, wanneer de wereld te duister geworden lijkt om te bevatten wat er gaande is. Geen van ons twee gelooft dat de stand van deze of gene planeet de gang van zaken op aarde fundamenteel wijzigt. Maar waarom zeggen we het dan?
Het aantal mensen dat zich als aanhanger van een natuurgodsdienst identificeert, als wicca, als heks, stijgt de laatste jaren steeds sneller. (Ben jij blij dat de gelederen weer versterkt worden, heks? Dat je lokroep zijn aantrekkingskracht nog niet verloren heeft? Verlichting, be damned.) De New York Times vraagt zich bijvoorbeeld luidop af of de evolutie die het Westen meemaakt niet richting het paganistische gaat, richting hertovering en re-indigenisation. Is dat niet logisch, vraag ik me af, in tijden van wereldwijde klimaatcrisis? Ook bij eerdere momenten van pancrisis, zoals na de Eerste Wereldoorlog, zochten mensen een toevlucht bij spirituele bewegingen die troost en herbronning boden in het aanschijn van de wijdverspreide mechanische en chemische destructie die de moderniteit had voortgebracht. De 21ste-eeuwse hekserij – een potpourri van historische restanten, new age invloeden en invented traditions – lijkt van ons in de eerste plaats een andere verhouding tot de natuur te vragen: niet als heer en meester maar als deel van het weefsel, verbonden met het land, bewust van de seizoenen, eerbiedig voor de impact van het begin van de winter.
Het lijkt wel alsof een louter wetenschappelijke blik op de wereld ook voor academici niet langer volstaat.
Het zijn opvallend vaak mensen met een academische vorming, geoefend om met scherpe blik naar kennissystemen te kijken, die een pentagram rond hun hals hangen. Het lijkt wel alsof een louter wetenschappelijke blik op de wereld voor hen niet langer volstaat. Alsof ze in opstand komen tegen een rationele kijk op het bestaan als de enige legitieme. Ze vinden wetenschap waardevol, maar lijken niet geheel overtuigd door de almacht van haar verklaringskracht. Ze staan kritisch tegenover het dogma van religie maar voelen zich ook aangetrokken tot het mystieke. Ze bevinden zich, zoals schrijver Iain Pears het zo mooi vat in zijn roman Arcadia, ‘in between these two blessed states of certainty’.
Terwijl ik in een drukke koffiebar de laatste hand aan deze tekst leg, komt een vriend binnen die ik in geen tijden heb gezien. Een filosoof die met het esoterische werkelijk niets heeft. Hij zet zich aan mijn tafel en haalt twee juwelendoosjes uit zijn tas. Met het soort ontoerekeningsvatbare blik in zijn ogen die eigen is aan gruwelijk verliefden, vertelt hij me dat hij net twee broches heeft gekocht voor zichzelf en zijn kersverse geliefde. Voor haar: een hemel bezaaid met sterren om haar passie voor de astrologie te vieren. Voor hem: een zilveren maan die hij voor mijn ogen op zijn kraag speldt als teken van bereidheid om hun verschillen niet zozeer te overbruggen maar samen te laten bestaan.
Ik zweer je heks, bij alles wat mij lief is in het ondermaanse, dat ik dit niet verzin in een poging om een passend slot aan deze brief te breien. Het moet zijn dat de kosmos ermee gemoeid is.
Betoverende groet,
Anaïs