De artistiek directeur met de koevoet

Door Evelyne Coussens, op Wed Sep 30 2020 22:00:00 GMT+0000

Het International Theatre Festival van de 48e Biennale di Venezia sloot afgelopen vrijdag de deuren met de bekroning, door een internationale jury, van de jonge regisseur Leonardo Manzan. De bekroning en de jury an sich waren de laatste wapenfeiten van afscheidnemend artistiek directeur Antonio Latella, die de voorbije vier jaar alles op alles zette om de Biennale maar ook het Italiaanse theaterlandschap open te breken. Als jurylid was ik getuige van Latella’s bijwijlen paradoxale strijd, die opnieuw leert dat institutionele verandering geen walk in the park is – ook niet in Italië.

Je pikt er hem makkelijk uit, de festivaldirecteur – toch in in deze Italiaanse context waar een zeker vestimentair cachet nog zijn rechten opeist. In Berlijn is een festivaldirecteur op slippers geen verschijning meer, in Venetië is hij dat wel. Maar Antonio Latella trekt niet alleen de aandacht met zijn grijze baard, oorbel en informele kledij. Ook het programma dat hij de voorbije vier jaar uitrolde bleek voor het theaterluik van de Biennale di Venezia hoogst opmerkelijk.

Latella (°1967), in Italië beschouwd als een van de grootste regisseurs van zijn generatie, werkt voornamelijk in het buitenland – momenteel heeft hij projecten lopen in Wenen en Berlijn. In eigen land werkt zijn gezelschap Stabile Mobile (een woordgrapje dat zoveel betekent als ‘standvastig vloeibaar’) zonder subsidies. Eerder dan een regisseur of artistiek directeur ziet hij zichzelf als een pedagoog, een opdracht die hij zeer, zeer serieus neemt – tot ver voorbij de grenzen van zijn lessen in verschillende theaterhogescholen.

Festivaldirecteur Latella vroeg veelal jonge en onbekende regisseurs om een productie te maken rond het thema censuur. Een programma barstensvol artistiek risico.

Toen hij vier jaar geleden werd gevraagd als directeur van het International Theatre Festival – naar eigen zeggen zonder politieke steun – had hij zijn pedagogische project dan ook fris in het hoofd. Dat bestond eruit van het festival een platform te maken dat de gekende showcase van grote internationale kleppers zou inruilen voor een bühne van ontmoeting en van talentscouting. De eerste drie jaar bracht hij in Italië weinig gekende naam als Gisèle Vienne en Jetse Batelaan naar Venetië, om de Italiaanse sector kennis te laten maken met deze ‘vrije geesten’. In 2020 maakte hij de omgekeerde beweging: Latella vulde het programma van het International Theatre Festival met uitsluitend Italiaanse namen – dat werd nog nooit eerder vertoond. Onder de noemer Nascondi(no) (zoiets als ‘verberg je niet!’) vroeg hij zijn veelal jonge en onbekende regisseurs om een nieuwe productie te maken rond het thema censuur. Een programma barstensvol artistiek risico, kortom.

De voorbije twee weken mocht ik samen met drie collega’s getuige zijn van de vruchten van Latella’s demarche. Ik was benieuwd naar de kwaliteit van de producties maar ook naar de resultaten van Latella’s poging, enerzijds om het festival open te breken voor een nieuwe generatie regisseurs en anderzijds om het achterliggende theaterlandschap ervan te overtuigen in dezelfde zin het roer om te gooien. Heeft de artistiek directeur met de koevoet waarlijk iets in beweging kunnen brengen?

Fabio Condemi, La filosofia nel boudoir

Grote Directeurs

Om die vraag te begrijpen verdient het Italiaanse theaterbestel misschien wat toelichting. Grofweg geschetst bestaat het uit een laag van teatri stabili – regionale schouwburgen die optreden als producent en eigenstandig kiezen voor een regisseur, een stuk en een cast. Vrij vertaald: Grote Directeurs kiezen Grote Regisseurs die Grote Stukken ensceneren met Grote Sterren. Collectieve praktijken of meer horizontale werkvormen zijn in deze stabili net zo afwezig als kunstenaars onder de veertig. Latella: 'De enige manier om als jonge regisseur in een teatro stabile binnen te geraken bestaat eruit je jeugd te verliezen.' De artistieke keuzes binnen de stabili zijn safe. Zo werd Romeo Castellucci, zonder twijfel Italiës meest radicale theaterexportproduct, nooit door een teatro stabile geproduceerd.

Buiten de muren van deze stabili 'bloeit' een ‘OFF’ dat enerzijds bestaat uit kleinere theaters (de stabili d’innovazione) met zeer beperkte financiering en een OFF dat helemaal geen financiering krijgt, maar overleeft doordat artiesten jobs combineren – voornamelijk in het onderwijs of in de horeca. Deze gezelschappen spelen in de vlakkevloerzalen en het is in dit circuit dat de sterkste artistieke vernieuwing zich manifesteert. Uit dit circuit putte ook Latella voor zijn afscheidsfestival, met het uitdrukkelijke doel om deze generatie hidden artists voor het voetlicht te brengen. Tussen beide circuits bevindt zich immers een grens, zegt dramaturg Federico Bellini: ‘Het traditioneel theater heeft een muur gebouwd om te vermijden dat een conventioneel idee van theater verdwijnt. Antonio wil de jongeren daarheen brengen waar de instituten hen niet toelaten.’

Zijn voorganger vulde de Biennale met een standaard rijtje aan internationale gasten, Latella pakt het opvoedkundiger aan.

En dan is er nog … de Biennale. De Biennale di Venezia, met al haar disciplinaire afdelingen, heeft een ontstaansgeschiedenis die zoals bij wel meer festivals wortelt in een slim ondernemersidee rond de vermenging van kunst en toerisme. Beloofde de eerste editie in 1895 nog feesten, vuurwerk en spektakel, dan heeft de organisatie zich doorheen haar geschiedenis grotendeels weten te ontworstelen aan dat provincialisme. Met een beetje hulp van Mussolini scheurde ze zich los van de lokale overheid om een meer internationale koers te varen, aanvankelijk ten dienste van het fascisme. In de decennia daarop is de Biennale meermaals het platform geweest waarop kunst en polis elkaar bevruchtten, zo legt de uitstekende tentoonstelling Le muse inquiete in de Giardini uit, want de Biennale heeft er altijd voor gevochten om de plek te zijn waar ‘het’ gebeurde.

Untold, Unterwasser

Waar gebeurt ‘het’?

Alleen is ‘het’ sinds de val van de Berlijnse Muur uitgehold tot een marketingslogan, eerder dan een ware artistieke slash politieke ontmoeting. De laatste decennia zijn de programma’s van de grote Europese theaterfestivals (Avignon, Salzburg, Berlijn, Amsterdam, …) inwisselbaar, met een standaard rijtje aan internationale gasten: Thomas Ostermeier, Milo Rau, Christoph Marthaler, Jan Lauwers… Ze komen met één topvoorstelling en verdwijnen opnieuw, op weg naar de volgende venue. Ook Latella’s voorganger, de Catalaan Àlex Rigola, vulde zijn programmatie grotendeels op deze manier in. Hoewel Latella de idee onderschrijft dat het eigen werk alleen groeit in confrontatie met internationale referentiepunten, pakte hij het anders aan. Opvoedkundiger, zeg maar.

De blik verruimen deed hij de voorgaande jaren door een formule waarin van elke internationale gast niet één maar twee à drie voorstellingen te zien waren, zodat het publiek en de Italiaanse regisseurs zich ten gronde in het werk konden verdiepen. Hij deed het ook door de Biennale College in het hart van het festival te plaatsen; het workshopgedeelte dat aan jonge artiesten uit alle disciplines de kans geeft om te werken met grote namen (‘maestri’) uit binnen- en buitenland. En dit laatste jaar richtte hij zijn pedagogische pijlen specifiek op de Italiaanse theaterdirecteurs en (buitenlandse) programmatoren, door hen te overbluffen met een programma van Italiaans talent. Latella: 'Ik blijf roepen dat we het publiek moeten begeleiden in het ontdekken van nieuwe talen. Dat is nodig, want veel artistiek directeuren zijn zelf niet van die talen op de hoogte.'

Het werk op de Biennale is een pijnlijk kort leven beschoren: voor het merendeel van de uitgenodigde artiesten is de première meteen de dernière

Latella’s plan krijgt zo een een tweeledige vorm: het slechten van de grenzen tussen enerzijds de stabili en het OFF binnen Italië, en anderzijds tussen het nogal geïsoleerde Italiaanse theater en de rest van Europa. Voor een sluitende evaluatie van deze poging is het onmiskenbaar nog te vroeg; wellicht zal pas in de komende jaren blijken of zijn aanpak duurzaam vruchten zal dragen. Daarbij is de covid-19-pandemie overigens geen cadeau: ze veroorzaakt, zoals overal, een angstige reflex tot restauratie van de oude zekerheden. Bellini vertelt dat enkele stabili net voorzichtig waren begonnen met het produceren van jong talent, maar dat het onduidelijk is of deze opening zal aanhouden.

Industria Indipendente, Klub Taiga

Autocensuur

Over het festival zelf kunnen echter wel een aantal observaties gemaakt worden. Eerste en belangrijkste opmerking moet gaan over de kwaliteit en diversiteit van het Italiaanse theater. Als Latella’s programma representatief is van wat er omgaat in het OFF, zou het merendeel van die scene niet misstaan in de programmatie van onze meest opwindende kunstencentra. Tussen de 26 voorstellingen zat een adembenemend brutale enscenering van De Sade (Fabio Condemi, La filosofia nel boudoir), loepzuiver figurentheater (UnterWasser, Untold), een een extatische clubbeleving (Industria Indipendente, Klub Taiga), een waanzinnige psychologische parabel over George Bush (Alessandro Businaro, George II). En dan hadden we het nog niet over de dragshow, het WhatsApp-theater of de 1-op-1 interactieve ervaring. Allemaal op de een of andere manier verbonden door het thema dat Latella had ‘opgelegd’: censuur.

Latella benadrukte meermaals dat hij met dat thema wilde aansturen op creaties die in de eerste plaats vrij zouden zijn van autocensuur, door hem geïnterpreteerd als een verkoopsmatig denken dat de artistieke creatie inschrijft in de wetten van de markt. Zijn regisseurs werden uitgedaagd te creëren zonder te denken aan verkoop of tournee – alleen zo zou hun ware artistieke potentieel aan het licht komen. Siete liberi, siate liberi: jullie zijn vrij, wees vrij. Dat creëren zonder commerciële bijgedachten mag dan fris en gedurfd theater opleveren, het is ook een pijnlijk kort leven beschoren: voor het merendeel van de uitgenodigde artiesten is de première meteen de dernière. Dat is wrang, want met artistiek potentieel betaalt niemand de huur, en het geeft Latella’s uitdaging een enigszins wereldvreemde toets. Latella wijst erop dat zijn ‘kapitaal’ bestaat uit de aanwezigheid van de prospecterende theaterdirecteurs, die overigens niet in groten getale opduiken: minder dan de helft van de teatri stabili is vertegenwoordigd.

Wat niét te zien was, waren de thema’s waar het Europese theater de mond van vol heeft: migratie, dekolonisatie, klimaatverandering.

De uiteindelijke winnaar van de internationale juryprijs (waaraan overigens geen geld vasthangt) wordt Glory Wall, een messcherpe en hilarische installatie waarbij de acteurs opereren van achter een muur via de zogenoemde glory holes – gaten die in een dark room anonieme seks garanderen. Leonardo Manzan en zijn ploeg tackelen het thema van de censuur met een vrolijke en zelfkritische opeenvolging van mini-acties waarbij het onvermogen van theater als politieke motor centraal staat. Speciale juryvermelding was er voor de Platonov-bewerking van Liv Ferracchiati, die de onmachtige vrouwen uit Tsjechovs drama op het voorplan plaatst en zelf in de rol van ‘Lezer’ intervenieert om de rol van deze vermoeide protagonist te fileren. Ferracchiati schreef een briljante actuele versie van het drama, trad op als regisseur en pakte het publiek bovendien in met zijn uitzonderlijke charisma als acteur.

Blinde vlekken

Er waren ook blinde vlekken. Wat niét te zien was, of nauwelijks – in een toch spijtige vorm van autocensuur – waren de thema’s waar het Europese theater de mond van vol heeft: migratie, dekolonisatie, klimaatverandering. Dat is opmerkelijk, vooral in het geval van de klimaatproblematiek: beeld je in dat al deze jonge artiesten, die wisten dat ze in première zouden gaan in Venetië, daar met geen woord over reppen – terwijl ze met het abnormaal rijzende water vlak onder hun voeten toch op de eerste rij zaten. Het thema leeft niet, aldus Federico Bellini, ietwat in verlegenheid gebracht. Niet bij de theatermakers, maar evenmin in het publieke debat. Italië heeft geen groene partij. De regionale verkiezingen die plaatsvonden tijdens het festival brachten voor Venetië overigens de herverkiezing van een rechtse burgemeester (Luigi Brugnaro) die de stad ziet als de kip met de gouden eieren – zo snel mogelijk te slachten, ook als dat gaat ten koste van leefbaarheid voor de bewoners en de ecologische vernietiging van de lagune.

Een trieste teloefening levert op 26 producties één zwarte actrice op.

Een tweede trieste teloefening levert op 26 producties één zwarte actrice op, in Daniele Bartolini’s The Right Way, ironisch genoeg een voorstelling over politieke correctheid. (Over het publiek kan ik kort zijn: het is 26 voorstellingen lang eenzijdig wit.) Bellini werpt op dat er ‘geen zwarte acteurs zijn’, een argument dat in België en buurlanden elke geldigheid heeft verloren. In Italië lijkt het er evenwel op dat de situatie anders moet worden ingeschat. Een Venetiaanse vriendin legt me uit dat de politieke en socio-economische context waarin immigranten in Italië terechtkomen onvergelijkbaar is. Twintig jaar geleden heeft het Italiaanse parlement, onder druk van extreem-rechts, een aantal wetten aangenomen die het nieuwkomers onmogelijk maakt het staatsburgerschap te verwerven. Dat betekent dat zij, maar ook hun kinderen en de kinderen van hun kinderen, nauwelijks toegang krijgen tot scholing of degelijk werk, kortom: tot elke mogelijkheid van sociale mobiliteit.

Maar ook dat gesprek, en het gesprek over de afwezigheid van mensen van kleur in de kunsten, wordt in Italië kennelijk niet gevoerd. ‘Het is waar’, geeft Bellini toe, ‘de Italianen houden zich met sommige fundamentele zaken niet bezig.’ Des te meer reden voor een artistiek directeur om dat wèl te doen, toch? De argumenten rond de onvindbaarheid en de artistieke vrijheid van de regisseurs blijven onbevredigend. Van sommige piepjonge regisseurs die Latella voor het festival selecteerde kan misschien niet worden verwacht dat zij de alertheid bezitten om gericht na te denken over hun cast – of wel? – maar van een artistiek directeur die zichzelf als een pedagoog bestempelt in ieder geval wel. Latella betoonde zich op velerlei terreinen erg daadkrachtig, misschien had hij meer inspanningen kunnen leveren om ook op dat vlak een statement te maken. Als hij daar niet de macht toe heeft, wie dan wel?

Macht en geld

Die vraag raakt overigens aan een laatste observatie, die niet direct te maken heeft met de artistieke kwaliteit of thematiek maar wel met de interne organisatie van het festival. Voor een buitenstaander met de Vlaamse theatergeschiedenis rond de democratisering van werkverhoudingen in het achterhoofd is het verrassend hoezeer de cultuur van de maestri, de Grote Individuen, zelfs in deze ‘bijzondere’ Biennale doorwerkt. Ze kristalliseert zich uit in de figuur van Latella zelf die, ondanks zijn opzet tot collectiviteit – de theaterbiënnale als ‘één groot gezamenlijk kunstwerk’ – toch veel touwtjes in handen houdt. Latella zelf maakte de selectie van geprogrammeerde artiesten, hijzelf kent de Gouden en Zilveren Leeuwen toe, hij beslist over de winnaar van de bando, een traject dat één jonge regisseur beloont met een productiebudget van 110.000 euro en een jaarlang tutorship – door Latella zelf. De vraag rijst toch een beetje of die opzet van collectiviteit bestand is tegen de hiërarchische machtsconcentratie rond één persoon en de competitieve realiteit van prijsuitreikingen en jury’s.

Met iets meer dan één miljoen euro steekt het festivalbudget bleekjes af tegen de budgetten van het Festival d’Avignon of de Salzburger Festspiele.

Latella zelf relativeert sterk zijn macht, door die te verbinden met de schamele financiële context waarin het International Theatre Festival werkt. Met iets meer dan één miljoen euro steekt het festival inderdaad bleekjes af tegen de budgetten van het Festival d’Avignon of de Salzburger Festspiele. Het is bijna cynisch het te opperen, maar het zou wel eens de verklaring kunnen zijn voor het feit dat een man met zo’n appetite for destruction erin slaagt om door te dringen tot deze positie. In ons inleidende gesprek gaf Latella aan dat je in Italië enkel iets kunt veranderen van binnenuit, door 'binnen te dringen in een instituut en daar een bom te laten ontploffen'. Met Latella nam de board of directors van de Biennale een berekend risico: ze liet een statusvolle internationale naam los op een speelveld waarop relatief weinig geld omgaat, met de verzekering dat de revolutionair er na vier jaar ook weer weggaat. Latella maakte er in het gesprek overigens geen geheim van dat het vier moeilijke jaren zijn geweest, en dat de organisatie hem met opluchting ziet vertrekken. Latella: ‘In dit laatste jaar heb ik alle ongeschreven regels gebroken.’

Alessandro Businaro, George II

What’s next?

Het is de ochtend van de uitreiking van ‘onze’ prijs, de prijs van de internationale jury en de speciale vermelding. In hun dankwoord benadrukken zowel Leonardo Manzan als Liv Ferracchiati hoeveel ze te danken hebben aan het traject dat ze het afgelopen jaar hebben afgelegd. Ferracchiati, in tranen: ‘Dit is het mooiste wat me ooit in mijn leven is overkomen.’ In het zaaltje met een beperkt aantal toeschouwers zitten Manzans ouders glunderend de ceremonie te filmen. Ook wij zijn ontroerd: ondanks alle mogelijke kritische bedenkingen zijn we vandaag getuige van de diepe blijdschap van twee jonge mensen die een bijzondere kans krijgen, een kans om door te groeien in een bestel dat blijkbaar niet op hen zit te wachten. In Latella’s afscheidswoorden, die hij niet ziet als afscheidswoorden ('omdat het 'creatieve proces van het leven' blijft doorgaan') doet hij een warme oproep aan de theaterdirecteurs om zich verder over deze veelbelovende generatie te ontfermen: 'Het is nu aan jullie.'

Eén ding is zeker: er is in de 47 voorgaande edities nog nooit een theaterbiënnale geweest als deze. Of de Biennale en het achterliggende Italiaanse theaterlandschap werkelijk ontvankelijk zijn geweest voor Latella’s poging om een breuk te forceren, en of zijn manoeuvre kan uitgroeien tot een heuse omwenteling, zal nog moeten blijken. In de eerste plaats is het wachten op de naam en het profiel van zijn opvolger – die zal indicatief zijn voor de koers die de organisatie verder wil varen. Op het moment van ons vertrek uit Venetië is Latella’s opvolger nog niet gekend.