De gapende muil van het niets
Door Lennart Soberon, op Sun Feb 26 2023 23:00:00 GMT+0000De relatie tussen mens en dier loopt als rode draad door de filmische ontdekkingstochten van Werner Herzog. Rouwende alligators, angstige aapjeskolonies en slapende zwijntjes: ze zijn gidsen in de zinloosheid van het bestaan. Maar wat voor dier is Herzog zelf? Eentje dat beelden maakt voor dieren die kijken naar andere dieren.
Laat me beginnen met een bekentenis. Vrienden van me weten dat ik een lang litteken heb dat langs de linkerkant van mijn rechterhandpalm loopt. Weinigen weten echter dat deze verwonding afkomstig is van een bloederige biggenbeet die ik opliep kort na mijn achtste verjaardag. Tijdens een uitstapje naar een kinderboerderij probeerde ik op aanraden van een onderbetaalde doch overenthousiaste leerkracht Nederlands een varkentje te aaien. De vijf seconden die volgden, herinner ik me als een traag uitzettende explosie van gekrijs, geknor, rennende kinderen en rooddoorweekte mouwen. Mijn vingers werden geteld en het varken afgevoerd om nooit meer te worden teruggezien. Tot vandaag weet ik niet wat het dier ertoe aanzette om tegen mijn tere kinderhandjes tekeer te gaan. Was het een gebaar van honger, agressie, of tijdelijke waanzin? De zwarte kralen waar ik als kind inkeek, losten in elk geval niets. Als ik nu op de weg naar mijn ouderlijk huis de plaatselijke kinderboerderij passeer en kijk naar de krulstaarten en hanenkammen, denk ik spontaan aan de woorden van Werner Herzog: 'Nature is vile and base (...) The trees are in misery, the birds are in misery. I don’t think they sing; they just screech in pain.'
Cinema met een staartje
Dat Herzogs Beierse accent me in die momenten begeleidt, is geen wonder. De mysteriën van de natuur, meer specifiek het dierenrijk, behoren tot de thematische kern van zijn rijke oeuvre aan documentaire- en fictiefilms. Herzogs werk bevat steevast lange sequenties opgedragen aan de vreemde gewoontes van dieren van de meest banale en exotische soort. Of het nu woestijnvossen, struisvogels, kwallen, krokodillen, spookleguanen of een tot Christus gedoopt aapje betreft, de menagerie van Herzog is even verwonderend als verwarrend. Wie in Herzog echter een Attenboroughiaanse oervader verwacht die de kijker gidst langs de wonderen der natuur, komt bedrogen uit. De op beeld vastgelegde beesten mogen eerst bekend ogen, met surrealistische verve vindt Herzog steeds een manier om de kijker te desoriënteren in diens zoölogische kennis. Tijdens Herz aus Glas (1976) wordt door een eend lang genoeg van dichtbij te beschouwen dit ogenschijnlijk ordinaire wezen de gezant van een ver melkwegstelsel. In Fata Morgana (1971) transformeert een flamboyantie flamingo’s in een bijna transcendentale trip die de limieten van perceptie verkent. Dieren ogen bij Herzog vaak volledig bekend en tegelijk absoluut vreemd. Alsof het een wonder is dat we dezelfde planeet bevolken, of eerder een kosmische grap waar ons mogelijks nooit de betekenis van onthuld zal worden.
In het beste geval negeren of respecteren dieren ons, dixit Herzog, in minder gunstige omstandigheden zijn we slechts maaltijd of mestmateriaal.
De fascinatie met dieren is begrijpelijk. Cultuurfilosoof John Berger stelde dat deze preoccupatie aan de grondslag van elke picturale traditie ligt. Zoals de grotschilderingen in Chauvet — niet willekeurig het onderwerp van Herzogs Cave of Forgotten Dreams (2010) — demonstreren, was het de begeestering voor beesten die de vroege mens motiveerde om zich aan representatie te wagen. De overstap van rots- naar lichttekeningen heeft weinig gedaan om dit te veranderen. De liefde van het bewegende beeld voor het niet-menselijke wordt beslecht met ontelbare natuurdocumentaires, homevideo’s, kattenmemes en minstens twaalf films over een golden retriever die basketbal speelt. Ook Herzog weet maar al te goed dat er een vreemde kracht huist in het kijken naar dieren. Binnen de context van zijn expedities in de waanzin worden dieren steeds op onverwachte manieren ten tonele gevoerd om zonder context weer te verdwijnen. Het is raden naar de betekenis van Aguirre’s mini-luiaard of Kaspar Hausers kameelvisioen (een droomedaris?), maar deze absurdistische interventies stemmen steeds tot ontzag. In zijn zoektocht naar een taal-transcenderende waarheid, of wat hij zelf beschrijft als ‘ecstatic truth’, wordt door middel van dieren geflirt met een sensatie van milde verlichting.

En de kip danst voort
Hoewel Herzog beweert dat hij symboliek schuwt en dieren simpelweg een interessante schermaanwezigheid vindt, laat ook hij zijn beestjes door thematische hoepels springen om een punt te maken. Voor Herzog zijn dieren bijvoorbeeld totems die hij benut om zijn licht nihilistische levensfilosofie kracht bij te zetten. De meeste van Herzogs films bekommeren zich om de plek van het kwaad in de wereld en om de vraag of dit kwaad afkomstig is vanuit zelfbewustzijn dan wel uit de afwezigheid daarvan. Mens en dier vallen hier op een as van beschaving tot wildernis te oriënteren, waarbij deze laatste geregeerd wordt door entropische wetten van verval en verstikking. Herzogs definitie van het kwaad leunt niet zozeer aan bij het vermogen slecht te doen, maar eerder bij de wetenschap dat in de kaken van de kosmos moraliteit maar weinig betekenis heeft. Net zoals golven tegen schepen tekeergaan en vulkanen hele dorpen verslinden, zijn dieren gekenmerkt door absolute onverschilligheid tot het menselijke lot. In het beste geval negeren of respecteren ze ons, dixit Herzog, in minder gunstige omstandigheden zijn we slechts maaltijd of mestmateriaal.
Dat dieren onverschillig staan tegenover ons lot is slechts een probleem voor zij die antropomorfisme nodig hebben om hen een waardigheid te gunnen.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat dieren worden opgetrommeld als agenten des onheils. De pestdragende ratten uit Nosferatu (1979) en manische krabben in Cobra Verde (1987) dienen slechts als vertegenwoordigers van een koud, genadeloos universum. Als de mens kwaad berokkent, lijkt dat ook vooral een gevolg van diens dierlijke instincten. Acteur Klaus Kinski wordt hier opgevoerd als de missing link tussen mens en beest. Een wezen dat zonder god noch meester tekeergaat tegen zijn naaste. Het puurste kwaad ziet Herzog echter in de kip. 'Look into the eyes of a chicken' vraagt Herzog ons, 'It is a kind of bottomless stupidity, a fiendish stupidity. They are the most horrifying, cannibalistic, and nightmarish creatures in the world.' Het is mede daarom dat hij zijn film Stroszek (1977) eindigt met een shot van dansend pluimvee. Geconditioneerd om te dansen voor voeding, schudt de kip haar vleugels los op hyperactieve countrytonen terwijl het leven van protagonist Bruno aan diggelen ligt. De wereld staat in brand, maar de kip danst voort.

Op het eerste gezicht lijkt Herzog hier een klassiek literaire (en zelfs koloniale) verstandhouding te articuleren die mens en natuur tegenover elkaar plaatst in de strijd om overleving. Dergelijke anti-ecologische interpretaties van zijn werk trekken echter aan de verkeerde staart. Herzog predikt geen overheersing, maar nederigheid tegenover krachten die de mens niet kan begrijpen. Wanneer de natuur de mens te grazen neemt in Herzogs verhalen is dat ook eerder het gevolg van diens onderneming om de natuur te proberen temmen. Dat dieren onverschillig staan tegenover ons lot is slechts een probleem voor zij die antropomorfisme nodig hebben om hen een waardigheid te gunnen. Het is een vreemde neurose om door de mens geconstrueerde eigenschappen als moed en naastenliefde te willen herkennen in wezens die daar zelf weinig baat bij hebben. Wanneer in Bad Lieutenant (2012) een alligator een auto-ongeluk waarneemt, vindt er een perspectiefwissel plaats waar niemand wijzer van wordt. Schuilt er verdriet achter de schubben? Herzog laat ons de vraag stellen en weet in hetzelfde moment ook op de absurditeit van die onderneming te wijzen. Aan het einde van de film reflecteert Nicolas Cage: 'Do fish have dreams?'. Vreemder wordt het bestaan niet.
Wat je van beren leren kan
Bovendien staat de mens als apex-roofdier nog steeds bovenaan de voedselketen en heeft die geen lessen in de moraliteit te spellen. De brandende olievelden uit Lessons of Darkness (1992) tonen duidelijk wat voor wereld we op mensenmaat hebben gecreëerd. Als rabiaat tegenstander van zowel de Duitse romantiek en de menselijke modernisering ziet Herzog de adoratie en vermarkting van de natuur als aan elkaar verwant. Het idee de natuur te kunnen domesticeren is niet alleen deel van een kapitalistische logica van winstbejag, maar ook een van de hybris waarmee de mens het dier denkt te kennen. Hoewel Planet Earth u kan vertellen hoe snel de zebra loopt en dankzij welke evolutionaire eigenschappen, zijn dergelijke feitjes onbevredigend wanneer we werkelijk willen reflecteren over de betekenis van dit bestaan. Herzogs discours verzet zich tegen wetenschappelijke antwoorden en biedt in ruil onmogelijke vragen. Als een door Lars Von Trier geregisseerde remake van Happy Feet (2006) toont Encounters at the End of the World (2007) ons bijvoorbeeld het relaas van een suïcidale pinguïn. Zonder gekende reden rent het kwetsbare wezen richting het witte niets, op weg naar een zekere dood. Geen bioloog, psychiater of filmmaker kan dergelijk mysterie bevatten, en toch is het daar. Niet voor ons om te begrijpen, enkel om gade te slaan.
Voor Herzog is de mens schijnbaar een dier gedefinieerd door de wil om aan zichzelf en anderen verhalen te vertellen. En bovenal: een dier dat kijkt naar andere dieren.
Deze filosofie laat zich het best vatten in het monumentale Grizzly Man (2005). Herzog volgt hier het leven en werk van grizzlybeer-enthousiasteling Timothy Treadwell. In uitwerpselen gravend om zich met de carnivoren verbonden te voelen, verklaart Treadwell vol zelfvertrouwen: 'I know the language of the bear'. Hoewel Treadwells antropomorfisme uit liefde ontsproten is, beschouwt Herzog het slechts als een voortzetting van diezelfde menselijke drijfveer om dieren te temmen en te hertekenen voor eigen nut. Dat Treadwell uiteindelijk zijn dood vindt aan de poten van een beer is een dieptragische bevestiging van de gevaren van dergelijke projecties. Desondanks heeft Herzog voornamelijk mededogen voor Treadwell. Niet als berenkenner, maar als dier dat droomt. Zich verzettend tegen rationalisering en pathologisering gaat Herzog minzaam om met de mogelijks onzinnige onderneming om poëzie te puren uit de natuur. Voor hem is de mens schijnbaar een dier gedefinieerd door de wil om aan zichzelf en anderen verhalen te vertellen. En bovenal: een dier dat kijkt naar andere dieren. We bouwen ons nest met verhalen, ze helpen ons een plekje te graven in de wereld om haar vele winters te kunnen doorstaan. De filmmaker een ekster die zijn bestaan samenkruimelt uit woorden en beelden. De cultuurredacteur een bodemvoeder die droomt van verzonnen biggen. Homo spectans, tastend in het duister van zijn verbeeldingskracht.