De Garage: geparkeerd voor de toekomst?
Door Tom Kestens, op Thu Mar 31 2022 16:00:00 GMT+0000De Mechelse Schepen van Cultuur, Björn Siffer (VLD-Groen-M+), kondigde vorige week aan dat De Garage, ruimte voor actuele kunst in Mechelen, zal verdwijnen. De hedendaagse kunstensector staat in rep en roer. Tom Kestens deelt zijn bezorgdheid.
Het verdwijnen van De Garage in Mechelen op beslissing van de Stad en de Schepenen lokte deze week groot protest uit in de Vlaamse hedendaagse kunstensector. En terecht. Als De Garage in Mechelen wordt opgedoekt gaat een van de weinige onderscheidende kunstruimtes in mijn stad ter ziele. Dat is een keuze die ik betreur. Niet alleen omdat ik Mechelaar ben en mij in De Garage meermaals per jaar liet verrassen door een tentoonstelling of project, maar omdat ik weet dat de impact van die beslissing veel verder reikt dan de vesten van mijn stad.
De Garage functioneerde als een zeldzame ‘tussenruimte’ voor kunstenaars.
De Garage functioneerde als een zeldzame ‘tussenruimte’ voor kunstenaars: een omkaderende springplank voor startende of mid-career kunstenaars naar grotere instellingen. Van dat soort werkingen zijn er maar enkele in Vlaanderen. Ze zijn zeldzaam te noemen, zoals ook hun bezielers. Het is het soort werking dat ook altijd oogst wanneer de opstomende kunstenaar een gevestigde waarde wordt. Het feit dat De Garage kunstenaars als Guillaume Bijl en Tim Dirven in Mechelen kon tonen, heeft alles te maken met het vertrouwen dat eerder is ontstaan tussen maker en plek, tussen kunstenaar en curator.
Een nieuw traject
Twee jaar geleden werd De Garage al opgenomen binnen de werking van het Museum Hof van Busleyden vanuit de beleidsbeslissing om een transhistorische verspreiding van de Bourgondische cultuur te onderbouwen. Schepen van cultuur Björn Siffer vertelde in een recente reportage voor de lokale zender RTV dat de Stad Mechelen de actuele kunsten nu ‘door samenwerking op een hoger niveau wil brengen’. In dat kader hebben ze al een nieuw traject voorzien voor De Garage. Voorlopig heet dat ‘Traject Garage Plus’. De huidige locatie en medewerkers zijn betrokken in de gesprekken, maar moeten plaats maken voor een nieuw team en een opwaardering van de tentoonstellingszalen in het cultuurcentrum van Mechelen. Ik geloof graag dat er goede wil is. Men is naar eigen zeggen ambitieus. Maar de vraag blijft: wat komt er in de plaats? Vandaag is dat niet geheel (of geheel niet) duidelijk.
Hebben we wel nood aan een beleid dat zelf om samenwerkingen verzoekt?
Uit de persmededeling van Siffer blijkt dat er wordt ingezet op vele beleidslijnen: ‘Sterk actueel beeldende kunstenbeleid gekoppeld aan talentontwikkeling en stedelijkheid’. Maar dat zijn zoveel doelstellingen dat het onbegonnen werk lijkt. Er worden bovendien samenwerkingen met grote hedendaagse musea wenselijk geacht die eerlijk gezegd moeilijk in te schatten zijn. Is het wel de droom van het Instituut voor Kunst en Ambacht om gekoppeld te worden aan kunstencentrum nona, RADAR, het DKO en een nieuw te ontwikkelen labo Beeldende Kunsten? Zal de nieuwe coördinator belangrijke partners vinden die staan te springen voor al die gewenste samenwerkingen? En meer fundamenteel: hebben we wel nood aan een beleid dat zelf om samenwerkingen verzoekt? Artistieke samenwerkingen, zeker in een stedelijke context, moeten organisch ontstaan op basis van gedeelde artistieke aspiraties en niet opgelegd worden door top-down politiek bestuur. Worden samenwerkingen geforceerd gemotiveerd door beleidskeuzes, dan eindig je vaak met moeilijke oefeningen, zowel op menselijk als artistiek als financieel niveau.
Wie beslist?
De laatste jaren word ik geconfronteerd met de realiteit dat we de kunsten overal te veel in keurslijven van beleidsmakers dwingen. Die projecteren hun ideologie en wensen op het kunstenveld, omdat ze zichzelf daarin weerspiegeld willen zien. Dat is iets van alle tijden en plaatsen, maar in mijn eigen stad pleit ik er niet voor.
Voor het Traject Garage Plus komt er nu een stakeholdersgroep. Ik ben zelf een grote sucker voor participatie, maar de basis daarvan moet wel een reële wens zijn van de doelgroep. De stakeholdergroep is in dit geval de kunstenaarsgemeenschap rond De Garage. Zelf zijn ze daar geen vragende partij voor. Waar komt dit plan dan vandaan? Is ergens onderweg de interne praat over dit nieuw project niet luider geworden dan de stem van de professionele kunstenaars?
Welke profielen we in culturele beleidsfuncties nodig hebben is een uiterst belangrijk debat in Vlaanderen.
Ik stel vast dat de kantoren van vele cultuurhuizen en cultuurbeleids-administraties gevuld zijn met personeelsleden die niet noodzakelijk affiniteit hebben met artistieke creatie. Ze overleven elke crisis en zijn een soort van kaste geworden, in mijn ogen. Ik weet niet altijd wat we daar precies aan hebben. En waarom ze met zovelen zijn. Maar ik word altijd aan hun invloed herinnerd wanneer er plots nieuwe klemtonen en richtlijnen in beleid worden bedacht en gecommuniceerd. Daar is een soort van tweede realiteit gegroeid die weinig te maken heeft met reële creatieve processen.
Welke profielen we in culturele beleidsfuncties nodig hebben is bijgevolg een uiterst belangrijk debat voor al wie in Vlaanderen (boven)lokaal kunstenbeleid vorm wil geven. Wie haal je in huis om projecten waar te maken? Buigzame vertalers van beleidsideologieën? Netwerkers met een neus voor efficiëntiewinsten? Machtsdenkers met ambities binnen instituten?
Wie maakt het verschil?
Vele productieve kunstenaars zijn net zoals ik geneigd om die zeldzame cultuurwerkers te beschermen die werk in de kunsten begrijpen en bevrijden. Mensen die risicovolle trajecten met kunstenaars aangaan zonder garantie op succes. Mijn ervaring leert dat zij de beste methodes vinden om af en toe een baanbrekend artistiek parcours te maken dat weerklank vindt buiten de grenzen van stad, provincie en land. En ja, soms kan die poging ook falen. In de kunsten klopt onder mislukking en succes vaak dezelfde pols.
Van luis in de pels tot gelauwerd visionair, het kan soms snel gaan.
Op dat vlak heeft Mechelen iemand als Koen Leemans, curator van De Garage, wellicht meer nodig gehad dan omgekeerd. Hij was niet de perfecte manager, maar hij dacht wel altijd mee met de kunstenaars die hij cureerde in De Garage. Hij bevroeg, ging mee op zoek naar het risico en de mogelijkheden en gaf op tijd de limieten aan van een project. Dit stuk is niet bedoeld als een ode aan Koen Leemans, maar wel als een poging tot het beschermen van zijn soort praktijk. De voorbeelden van curatoren en coördinatoren die zich op de ontwikkeling van artistieke parcours richten, botsen te vaak op de typische overlegprocessen en het ellebogenwerk dat eigen is aan het stedelijk cultuurbeleidswerk. Ze zijn niet gemaakt voor de verstikkende wurggreep van beheersovereenkomsten en strategische beleidsnota’s. Ze zijn ook niet getalenteerd in zwijgen en aanvaarden. Ze laten graag weten wat ze (niet) willen. Ze zijn daardoor niet altijd geliefd.
De enkele plekken waar die mensen worden gewaardeerd, realiseren wonderlijke dingen, voor werking én publiek. Ik denk naast Koen en De Garage ook aan mensen zoals Annelies Nagels en Glenn Geerinck, die in De Warande in Turnhout een straffe beeldende werking draaiende houden. Ik denk aan Pieternel Vermoortel van Netwerk Aalst, waar nota bene Steven Op de Beeck zakelijk leider is, voormalig bezieler van de in nona opgegane Mechelse ‘Contour Biennale’. Ik denk aan Hilde Teerlinck die na haar werk in Be Part in Waregem dit jaar het Belgisch paviljoen op de Biënnale van Venetië cureert.
Artistiek kwaliteitswerk volgt vooral als je professioneel doordacht risico durft nemen.
Een van de meer bezielde curatoren die vorig jaar omwille van beleidskeuzes werd ontslagen, is Luk Lambrecht. Lambrecht had in het cultuurcentrum van Strombeek en Grimbergen tot zijn ontslag een vernieuwende en gerenommeerde (inter)nationale kunstenwerking opgebouwd. Hij zette de kunstenaar altijd op de eerste plaats en kreeg zo dingen gedaan die bij anderen niet lukten. Lambrecht had van godbetert Strombeek-Bever (ja, de Rand mag daar trots op zijn) een internationale kunstenhub gemaakt, waar de kunstenaar altijd wist dat zijn werk centraal zou staan. Voor die visie en het vastberaden dieptewerk ontving hij kort na zijn ontslag de Ultima Beeldende Kunst. Karma, zou je kunnen zeggen. Van luis in de pels tot gelauwerd visionair, het kan soms snel gaan.
Makkelijk maken zulke mensen het zichzelf nooit, maar ze maken wel een verschil, waar ze ook rondlopen. Nee, niet als coördinatoren. Nee, niet als culturele ondernemers met een neus voor marketing. Nee, niet als functionarissen die met de ogen toe conceptnota’s neerpennen. Deze mensen zijn beslagen in het belangrijkste werk: artistieke co-creatie.
Risico voor kwaliteit in de kunsten
Met die geschiedenis nog vers in het geheugen ziet men tot ver buiten Mechelen de evolutie rond De Garage dus met groeiende ongerustheid aan. Een doembeeld: ik zit binnen enkele jaren op café alle publicaties die groeiden uit de exposities in De Garage te doorbladeren. ‘Toen kon het nog, de levensgrote poppen van William Lutgens in schandblokken zetten en bekogelen met patatten die overal op de vloer liggen uitgestrooid. Kijken hoe keramieken koppen, gemonteerd op stoelen, het publiek een stoelendans laten uitvoeren als een groteske belichaming van het kapitalisme.’ We zouden het ons betreuren dat we te braaf zijn geweest, dat we het lieten gebeuren. Voor je het weet, is het al Gallery Weekends wat de klok slaat, een hyper-lokale kunstbeleving, artistieke vervlakking, twee minuten iets bekijken in luxueus grote ruimtes, dan een terrasje en achteraf de kinderen oppikken na een workshop in de oude zalen van De Garage. Wat ik beschrijf is een groeiende trend, overal. Dus wil ik er voor gaan liggen waar het kan; in mijn eigen stad.

Alsjeblieft, laat ons dat doembeeld vermijden. Centrumstad Mechelen kan dat. We doen het eigenlijk al meer dan twintig jaar. De kunstkenners in de Dijlestad willen niet dat een sterke kunstenwerking sneuvelt. Het is niet omdat je iets een ‘Kunsthal’ noemt dat het aanbod doorbloed is van artistieke kwaliteit. Met alle respect voor wie binnen afgebakende krijtlijnen moet werken. We weten deep down allemaal: artistiek kwaliteitswerk volgt vooral als je professioneel doordacht risico durft nemen.
Neem vooral iemand aan die bereid is De Garage te behoeden voor efficiëntie- of groeidenken.
Ik heb een alternatieve suggestie voor de Stad Mechelen. Werf geen nieuwe manager aan voor Traject Garage Plus, maar iemand die naast Koen Leemans met volle ambitie werk komt maken van solotentoonstellingen op de huid van de kunstenaars. Iemand die, net zoals de huidige curator, ateliers bezoekt, harde en faire feedback leert geven, mee intensief wil doordenken over een vernieuwende vormentaal in dat transparante witte hart van de stad. Iemand die mee de kunstenaars tot het uiterste komt drijven. Maar vooral iemand die bereid is De Garage te behoeden voor efficiëntie- of groeidenken. Op die manier kunnen we het bestaande netwerk, de bestaande ervaring en artistieke visie misschien borgen, en De Garage maken van (over)morgen. En ja, dat móét in die ruimte Onder-Den-Toren, omdat het een laagdrempelige en aanmoedigende ruimte is voor kunstenaars en voor publiek. Iedereen is vervangbaar, maar de ene toch al meer dan de andere. Elke ruimte is vervangbaar, maar de ene toch al meer dan de andere.
Mechelen heeft al lang meer rebelse daden nodig en minder kaders.
Mechelen heeft al lang meer rebelse daden nodig en minder kaders. Ik zou dat bij uitbreiding zelfs durven zeggen over Vlaanderen, maar een mens moet ergens beginnen. Dat wij hier de kunsten zo weinig mogelijk zouden mogen opsluiten in beleidslijnen. Dat wij vertrouwen moeten geven. Dat wij best beleidsfundamenten bouwen op de altijd veranderlijke kunstenaars zelf. Dát is het pad van het onderscheidende. Daar bevindt zich de immer te beschermen artistieke vrijheid, met de V van vooruitgang en vernieuwing, misschien zelfs van vrede en voorspoed.
Levert zo'n vrijheidsdenken en -werken dan niet iets vrijblijvends op? Neen, integendeel. Hoe groter de lokale ruimte is voor sterke stemmen in de (inter)nationale kunstenscène, hoe vaker die hun weg zullen vinden naar de Toren. Hoe beperkender de kaders, hoe minder aantrekkelijk het vooruitzicht van samenwerking. Hoe strakker de teugels, hoe saaier de resultaten.
That’s just the way of the Arts.