De heropening van MusAfrica Namur. Nog maar eens een legitimering van het koloniale verleden van België
Door Hugo DeBlock, Lien De Pril, Jits Schoonacker, op Fri Aug 22 2025 08:00:00 GMT+0000Niet enkel in Tervuren is er een museum gewijd aan Afrika: in Namen heropende onlangs het MusAfrica, waarbij nieuwe inzichten en daden van dekolonisatie werden beloofd. Jits Schoonacker, Lien De Pril en Hugo DeBlock zien echter een museum dat blijft steken in een denkbeeld dat niet meer van deze tijd is.
Na een langdurige renovatie van het voormalige Musée Africain de Namur − omgedoopt tot MusAfrica − werden nieuwe inzichten beloofd, daden van dekolonisatie en het verwijderen van raciale stereotypen. Het zijn beloftes die klinken zoals die van het gerenoveerde AfricaMuseum in Tervuren in 2018. Ook het museum in Namen zou evolueren tot een kritische en gecontextualiseerde ruimte waarbij de objecten helpen om het historische Afrika beter te begrijpen. De heropening van het MusAfrica neemt de bezoekers echter eerder terug mee naar de koloniale tentoonstellingen van voor de onafhankelijkheid van Congo, Rwanda en Burundi. Net als bij het museum van Tervuren lijkt de renovatie eerder bouwtechnisch van aard en amper of niet inhoudelijk te zijn uitgevoerd. Een gedekoloniseerde collectie onderbrengen in een gebouw dat oorspronkelijk werd ingehuldigd ter ere van Leopold II − de Leopoldskazerne van Namur uit het illustere jaar 1885, zoals op de imposante gevel te lezen staat − delegitimeert de collectie reeds van de buitenkant. Hoe kan men überhaupt een collectie dekoloniseren als de locatie een monument is van de koloniale gloriejaren?
Hoe kan men überhaupt een collectie dekoloniseren als de locatie een monument is van de koloniale gloriejaren?
De opstelling van de permanente tentoonstelling gaat 150 jaar terug in de tijd, toen de eerste etnografische collecties werden tentoongesteld om koloniale exploitaties te legitimeren. De vitrines zijn onderverdeeld in deelcollecties volgens objectsoort en voegen weinig toe aan de kritische reflectie die het museum belooft: er zijn labels noch teksten die uitleg geven over de tentoongestelde objecten en hun herkomst. Als die typische white cube opstelling, die etnografische objecten reduceert tot louter kunstobjecten, nog niet genoeg ongemak genereert, dan zal de bezoeker wel huiveren bij de gekozen objecten. Enkele ‘hoogtepunten’ van de tentoonstelling zijn: een buste van een jongeman, gevangen in gepolychromeerd gips en met schakelkettingen rond zijn nek, de schedel van een gorilla, tot na zijn dood gruwelijk dichtgesnoerd en opgesteld naast andere opgezette dieren en skeletten, of de tiran-koning Leopold II geflankeerd door twee van de bekendste Congolese leiders sinds de onafhankelijkheid − links de martelaar Lumumba en rechts de dictator Mobutu. De buste van Leopold II kijkt naar een vitrine vol Congolese ‘executiezwaarden’ (een categorie van objecten die graag verzameld werd om de wreedheid van Congolezen te illustreren, om zo kolonisatie en missionering te legitimeren). Van de ecocide en genocide die met de kolonisatie gepaard gingen is hier nergens sprake, hoewel deze onderwerpen als sinds enkele decennia ingang hebben gevonden in dekoloniale debatten.
‘Witte nostalgie’ is in het MusAfrica nog steeds groter dan het aankaarten van de misdaden tegen de menselijkheid in de voormalige koloniën.
De toevoeging van zogenaamde ‘naturalia’ in de opstelling geeft het geheel van de opstelling een zeer exotiserend karakter, alsof de tentoongestelde voorwerpen niet meer zijn dan curiositeiten. De opstelling gaat in het algemeen meer over de rol van België in Congo dan over de Congolese culturen vanwaar de objecten afkomstig zijn. Net als bij het AfricaMuseum in Tervuren kunnen we ons dan ook de vragen stellen: Waarover gaat dit museum nu eigenlijk? Voor wie is het bedoeld? En wat zijn de lessen die meegegeven worden aan het publiek? Het koloniale tijdperk lijkt nog maar eens te worden verheerlijkt in de keuze van objecten, hun opstelling en de summiere tot onbestaande contextualisering ervan. Naast het in boeien geslagen gipsen hoofd en een selectie ‘groteske’ executiezwaarden, zien we ook nog een reeks van schaamschorten voor vrouwen, die het aloude thema van seksualisering van zwarte vrouwenlichamen nog eens opnieuw benadrukken. Moeten zulke objecten echt (nog) tentoongesteld worden?

Deze gecureerde ruimte blijft steken in denkbeelden die niet meer van deze tijd (zouden mogen) zijn: de superioriteit van de westerse wereld. ‘Witte nostalgie’ is in het MusAfrica nog steeds groter dan het aankaarten van de misdaden tegen de menselijkheid in de voormalige koloniën en het aanbieden van excuses aan de slachtoffers en hun nakomelingen.