De kleine vlucht uitwaarts

Door Daan Borloo, op Fri Apr 24 2020 06:36:00 GMT+0000

Onze huiskamer als laatste maakbare ideaal in een wereld zonder grip: Thijs Lijster bedacht er de term ‘Ikeaficatie’ voor. Nu die kamer als quarantainecel dienst doet en die wereld tot onze directe omgeving wordt vernauwd, herontdekken we de maakbaarheid van het exterieur. Van versierde voetpaden tot de knuffelberen achter ons raam: is de kleine vlucht uitwaarts ingezet?

Meer dan ooit is thuis nu het belangrijkste plekje ter wereld. Dat zeg ik niet, dat zegt IKEA. Als we de chaotische wereld om ons heen niet langer kunnen vormgeven, behouden we die illusie van controle maar in het inrichten van ons interieur. De Ikeaficatie van de maatschappij, zo doopte de Nederlandse cultuurfilosoof Thijs Lijster die tendens in zijn essaybundel De grote vlucht inwaarts. Daarbij symboliseert de meubelgigant onze interiorisering in een wereld die steeds onoverzichtelijker wordt door globalisering en de hogere machten van neoliberalisme en kapitalisme. We hebben geen invloed meer op de uitdijende samenleving, dus moduleren we onze identiteit op microniveau.

Kortom: ik decoreer, dus ik ben. Of nog: ik decoreer wie ik ben.

Binnenwereld binnenstebuiten

In tijden van corona staat zowat alles op losse schroeven, dus ook het wereldbeeld waarop Lijsters Ikeaficatie reageert. De vliegtuigen staan aan de grond, de consumptie daalt stevig en zelfs doorgewinterde vrijemarktfundamentalisten skypen nu gewillig met de staat.

We hebben geen invloed (meer) op de uitdijende samenleving, dus moduleren we onze identiteit op microniveau. Kortom: ik decoreer, dus ik ben.

Zou het kunnen dat onze samenleving even niet uitdijt, maar inkrimpt? Onze eigen leefwereld wordt onverhoeds bijzonder klein en de afgetekende dialectiek tussen de schijnbaar bevattelijke binnenwereld en de onbevattelijke buitenwereld vervaagt. De straat is minder chaotisch geworden, zo zonder niet-essentieel verkeer en met duidelijke gedragscodes. De grote wereld lijkt meer dan ooit een verre droom die louter via de media onze woonkamer binnensijpelt. De veilige muren waartussen we doorgaans cocoonen en onze persoonlijkheid omkaderen, komen plots bedreigend op ons af. Hoe moet het dan verder met die noties van huiselijke maakbaarheid en identiteitsvorming?

Onze identiteit krijgt grotendeels vorm in interactie met anderen. Die interactie staat nu voor onbepaalde tijd op een laag pitje. We houden minstens anderhalve meter afstand en ontvangen geen bezoek. Het interieur van ons huis is de externe blik ontnomen. Die blik is essentieel voor de bevestiging van onze ‘geïkeaficeerde identiteit’: de invulling van onze beschermhuls krijgt pas waarde door de erkenning van buitenaf. En daar kunnen de imposante boekenkast en de gezonde slingerplant tijdens die occasionele Zoom-sessie weinig aan verhelpen. Als onze privé louter privé wordt, valt de hele dialectische constructie in elkaar.

De façade is het publieke gezicht van ons huis. Het is vandaag het uitgelezen kanaal geworden om vanuit de privésfeer naar de publieke sfeer te communiceren.

Plooien we daarom onze binnenwereld binnenstebuiten? Het valt me op dat steeds meer gevels, dorpels en vensterbanken in mijn buurt dragers van persoonlijke informatie zijn geworden tijdens deze coronacrisis. Niet alleen het interieur maar ook het exterieur van ons huis heeft immers een maakbaar potentieel, met dat verschil dat het exterieur voor iedereen zichtbaar is, en niet alleen voor de mensen die we zelf toelaten. Onze gevel is vandaag, als publieke gezicht van ons huis, het uitgelezen kanaal geworden om vanuit de privésfeer naar de openbaarheid te communiceren.

Kortom: ik demonstreer, dus ik ben. Of nog: ik demonstreer wie ik ben. Is het tijd voor de kleine vlucht uitwaarts, waarin onze identiteit en huiselijke intimiteit naar de straatkant worden gericht?

© Charlotte Vandijck, Schaarbeek

Warm bad voor flaneurs

Elk huis legt wel identitaire aspecten van zijn bewoners bloot, het één al opzichtiger dan het ander. Pronkpaleizen in chique wijken presenteren of pretenderen grote rijkdom en prestige. Politiek getinte posters aan het raam of ideologisch gekleurde stickers op de brievenbus weerspiegelen idealen en strijdpunten. Die klikspanen van een bepaalde (gezins)persoonlijkheid worden door het collectieve huisarrest aangevuld met meer diverse en diffuse verschijningsvormen.

Er dienen zich nu ook intieme clues aan waarmee je de verschillende persoonlijkheden die schuilgaan achter façades kunt ontcijferen. Het is een warm bad voor nieuwsgierige exegeten en flaneurs. Ik kan iedereen aanmoedigen om (verantwoord!) op pad te gaan en aan de hand van de oplevende gevels in je buurt te fantaseren over wie achter die gevels de lockdown uitzit. Enkele voorbeelden uit mijn eigen bescheiden veldonderzoek.

Al die uitgehangen witte lakens: ze zijn niet alleen een symbolische steunbetuiging aan de zorgsector en alle hulpverleners die dapper en onverzetbaar overuren draaien om de pandemie te bezweren, maar verraden ook iets over de identiteit van wie zo’n laken uithangt. De lokale grapjas heeft verschillende kussenslopen aan elkaar geknoopt en uit het raam gehangen alsof het de ontsnappingsroute van een boef betreft. Het is een mooie evocatie van onze drang naar escapisme uit deze collectieve gevangenschap.

Waar knuffels doorgaans onze knusse slaapkamers toebehoren, dienen ze nu de gezelligheid van het straatbeeld.

Ook de hausse aan teddybeertjes achter vele vensters reveleert een waaier aan persoonlijkheden. Waar knuffels doorgaans onze knusse slaapkamers toebehoren, dienen ze vandaag de gezelligheid van het straatbeeld. Voor de van school en vriendschap verstoken kinderen is de berenjacht een fantasierijk alternatief voor een saaie stadswandeling, maar interessant is ook wat die beer over de bewoner van het huis vertelt. Ietwat oubollige knuffelberen met strakke rode strik en droevige blik, pluchen versies van Olaf uit Frozen of zelfgeknutselde teddy's van papier-maché? Je bent wat je al dan niet onbewust etaleert.

Dezelfde lokale grapjas van daarnet heeft bijvoorbeeld een afbeelding van een échte grizzly aan de ruit geplakt, voorzien van de waarschuwingstekst ‘Niet echt knuffelbaar, maar telt wel mee’.

De miniconcertjes en serenades die vanop menig balkon of terras worden afgestoken zijn evengoed persoonlijkheidsverklikkers, zij het dan als performatieve pendant. Muziek is voor veel mensen van essentieel belang in de ontwikkeling en bestendiging van hun identiteit. Dat mijn overbuurvrouw vorige week een cover van Bruno Mars’ Grenade heeft opgevoerd vanuit haar venster, en niet van pakweg Pastorale (rust in vrede, Liesbeth List) of Bella Ciao, tekent vage contouren van haar persoonlijke esthetiek af.

Lisa Van der Auwera (Amis d’Emile), Leuven

De stoep als spiegel

Onnoemelijke tekeningen en boodschappen van stoepkrijt sieren opnieuw het straatbeeld en zijn net als de berenjacht wellicht ontsproten als gezond alternatief voor de verguisde schermtijd. Behalve veel hinkelpaden heb ik ook heel wat getekende huisjes geteld. Zou het toeval zijn, enigszins vergemakkelijkt door de vierkante vorm van stoeptegels, of lijdt onze jeugd zodanig onder de opgelegde hechtenis dat het ook zijn creativiteit overmeestert? Hoe dan ook waaiert stoepkrijt altijd uit vanuit één welbepaalde dorpel. Het bonte geheel van kleuren voor de voordeur schreeuwt het uit: ‘Achter deze façade wonen kinderen!’ Is dit dan de veruitwendigde variant van rondslingerend speelgoed?

Een bijzondere tijding van stoepkrijt bevindt zich om de hoek van waar ik woon. Om de vluchtigheid van het medium te omzeilen wordt de aforistische boodschap altijd bijgekrijt (of zo lijkt het toch). ‘WHEN IN DOUBT / BREATHE OUT’: dat is wat in grote blauwe letters op het voetpad voor huis nummer 66 staat geschreven.

Dit kan onmogelijk het werk van kinderen zijn. Maar wat is het dan wel? De wijze raad van een geschoolde yogi die de aandacht van voorbijgangers even wil vestigen op de helende effecten van een goede ademhaling? Of de noodkreet van iemand die zich niet goed voelt en vooral zichzelf moet herinneren aan dat natuurlijke kalmeringsmiddel? Uiterst alarmerend is het gebruik van ‘when’, dat in het Engels een grammaticale zekerheid uitdrukt, daar waar ‘if’ conditioneler van aard is.

In de literatuurkritiek geldt de wetmatigheid dat een tekst nooit gelijkgesteld mag worden met de intentie van zijn auteur, maar virologen kunnen er niet genoeg op hameren: uitzonderlijke omstandigheden vragen om uitzonderlijke maatregelen. Moet ik dan maar even aanbellen en vragen of alles oké is? Als de opsmuk van ramen, deuren en dorpels van een huis steeds meer fungeert als spiegel van de inwonende ziel(en), dan wordt onze gevel plots een equivalent van ons profiel op sociale media, maar dan groter en in het echt.

Il faut cultiver notre jardin

Op het einde van Voltaires Candide, ou l’optimisme (1759) spreekt het titelpersonage een befaamd identiteitsmotief uit: ‘Il faut cultiver notre jardin’. Candide formuleert het als een besluit: nadat zijn reis rond de wereld hem met de afschuwelijkste taferelen confronteerde, beperkt hij zich nu maar beter tot het onderhouden van zijn eigen tuintje. Lang voor IKEA’s marketeers wist Candide al dat we voor onze persoonlijke ontwikkeling zijn aangewezen op onze directe omgeving. Sommigen beweren dat hij zelfs pleit voor totale afzondering en een onverschillige houding tegenover de wereld, met al haar leed en onrecht, maar dat vind ik te cynisch. Er staat ‘il faut’ en niet ‘je dois’, ‘notre jardin’ en niet ‘mon jardin’. Het motto van Candide verbindt een persoonlijke ontwikkeling met een sociaal project.

Door wat voorheen onzichtbaar of intiem was nu naar buiten te keren, gaan we een nieuwe connectie aan met onze buurt. Op de witte lakens die worden uitgehangen staat vaak ook een expliciete boodschap gestift die een gedeelde verantwoordelijkheid (Samen sterk!) of diepe erkentelijkheid (MERCI!!!) uitdrukt: onze façade bemoedigt. De gezelligheid die onze teddybeertjes voor onszelf reserveerden, wordt nu opengesteld voor al wie wil: onze façade vertedert. En niet alleen zijn de miniconcertjes en serenades klikspanen van onze eigen identiteit, ze spelen vandaag een belangrijke rol in het creëren en onderhouden van sociale gemeenschappen: onze façade verbindt.

Laten we van onze façade niet langer een wand maken, maar een gezicht.

Misschien biedt de coronacrisis dus een uitgelezen kans om de maatschappelijke verinwendiging waarover Thijs Lijster schrijft een beetje open te breken en onze jardin wat ruimer te definiëren dan ons hoogsteigen interieur, netjes afgesloten van de buitenwereld.

Laten we van onze façade niet langer een wand maken, maar een gezicht. Laten we als bezetenen onze voortuinen en uitgespaarde stoeptegels cultiveren ter meerdere eer en glorie van onszelf en de ander. Laten we liederen zingen die ons na aan het hart liggen, niet enkel onder de douche, maar ook uit het venster, voor de hele buurt.

Onze gedeelde tuin is nu, meer dan ooit, het belangrijkste plekje ter wereld. Dat zegt IKEA niet, dat zeg ik.