De kleren van de taal
Door Marlies De Munck, op Wed Apr 05 2023 22:00:00 GMT+0000'Verbeelding die ambiguïteit schept, lijkt steeds meer een bedreiging van heldere stellingnames', stelt Marlies De Munck met het inspirerende sprookje 'De nieuwe kleren van de keizer' bij de hand. Deze lezing sprak ze uit aan de vooravond van de filosofiemaand.
De hele stad wachtte in spanning op de keizer en zijn gevolg. Het was de dag van de grote optocht. Toen de majesteit in de verte aantrad, trok een golf van verbazing door de menigte. Het gevoel van verrukking mengde zich met pure consternatie bij het zien van die parmantige figuur onder zijn baldakijn, paraderend in adamskostuum. Jazeker, het was een dure outfit, door de meest geraffineerde kleermakers voor hem gefabriceerd. De stof van het keizerlijke gewaad was zodanig exclusief dat zij enkel kon worden gezien door al wie voor hun ambt deugden en al wie niet onvergeeflijk dom was.
We weten allemaal hoe dit verhaal afloopt. Met een geweldige pointe maakte Hans Christian Andersen ‘de nieuwe kleren van de keizer’ tot een staande uitdrukking. ‘Nog nooit hadden de kleren van de keizer zo'n succes gehad’, schreef hij. Totdat ergens vanuit de menigte een stem weerklonk. ‘Maar hij heeft niets aan!’, riep een klein kind. Als een lopend vuurtje verspreidde deze onthulling zich onder de mensen en het duurde niet lang of het inzicht daagde in de gehele stad. ‘Hij heeft niets aan! Hij heeft niets aan!’, riep tenslotte het voltallige volk. De keizer kromp ineen, maar liep door, want er zat niets anders op.
Woorden hebben de neiging om verschillen te verbloemen. ‘Roos’ maakt van elke roos een roos.
In dit heerlijke sprookje stak Andersen niet alleen de draak met de hypocrisie van de machthebbers en de ijdelheid van de rich and famous. Hij gaf ook gestalte aan het ideaal van de wakkere burger. De stem van het kind is een krachtig symbool van verzet tegen het groepsdenken. Om de macht te ontmantelen, zo leren we, moet je mondig zijn en de schijnvertoning ontmaskeren. Je moet laten zien dat de waarheid wordt versluierd. Sinds Plato weten we dat zo’n inzicht een moeizame tocht uit de grot van de onwaarheid vergt, weg van het comfortabele theater van de schijn. Om waar te zijn, dienen onze concepten en representaties overeen te komen met de realiteit. Al wat niet is wat het pretendeert te zijn, moet eraan geloven. Dat is namelijk slechts een flatus vocis, wind uit de mond. Wat in deze filosofische missie doorklinkt, is, in de woorden van Thomas van Aquino, het waarheidsideaal van adaequatio intellectus et rei. Onze begrippen moeten een adequate afspiegeling zijn van de werkelijkheid.

In de filosofie van vandaag vertaalt dat ideaal zich onder meer in het opsporen van stereotypen en gemeenplaatsen in onze taal en ons woordgebruik. In het doorprikken van geveinsde neutraliteit en het ontmaskeren van vooroordelen. Om de versluiering van de macht te deconstrueren, installeert de hedendaagse activist-filosoof andere, adequatere woorden. Nieuwe labels die de werkelijkheid weergeven zoals ze echt is, met veel meer verscheidenheid dan de oude binaire begrippen toelaten. Want, zoals Ludwig Wittgenstein het zo mooi formuleerde: ‘de kleren van de taal maken alles gelijk’. Woorden hebben de neiging om verschillen te verbloemen. ‘Roos’ maakt van elke roos een roos. Om te komen tot een betere wereld waarin mensen, dieren en dingen hun ware zelf kunnen zijn, moeten we hen dus zo getrouw mogelijk representeren. Op die manier probeert de filosoof te zijn zoals dat kleine kind in het sprookje. De waarheid aan het licht brengen, tegen de stroom in. De hoop en verwachting is dat we de werkelijkheid kunnen transformeren als we de veelkleurige realiteit benoemen die schuilt achter onze oude, ingesleten woorden.
We leven in een tijd van beeldenstormers en ontmaskeraars, van efficiëntiedenkers en classificatie-fetisjisten.
Contrasteer dit filosofische ideaalbeeld nu met een andere figuur, genaamd Testadura. Dat betekent letterlijk ‘hardhoofd’ of ‘keikop’. De Amerikaanse filosoof Arthur Danto introduceerde dit personage om uit te leggen wat iets tot een kunstwerk maakt. Testadura fungeert daarbij als de nuttige idioot die er een gefaalde kunstopvatting op nahoudt. Hij is namelijk niet vatbaar voor kunst. Met zijn letterlijke blik ziet hij alleen pure realiteit: hij ziet verf op een doek, hij hoort klanken, ziet kleuren en vormen, ziet een Brillobox, een urinoir of een mosselpot, maar niets meer. In het Engels heet zo’n figuur ‘a philistine’. In het Nederlands is het moeilijk om iemand op dezelfde subtiele manier te beledigen, maar het mag duidelijk zijn dat Testadura voor Danto allesbehalve een held is, laat staan een filosofisch ideaalbeeld.
Wat Testadura ontbeert, is de kunst van het transfigureren. Dat is de kunst van het meer zien dan er is. De werkelijkheid zien en horen, proeven en ruiken als belichaming van betekenis. Niet als een conventioneel tekensysteem maar als dikke, troebele materie, zwanger van zin. Transfiguratie betekent dat die materie, zonder van substantie te veranderen, helderder gaat schijnen doordat een nieuwe betekenisdimensie oplicht. Zo kan de maan veranderen in de vrouw en de roos in de liefde. Transfigureren is de magie van de menselijke verbeelding die een geheim verbond aangaat met de wereld. Het is de kunst van het symboliseren, van de metafoor en de vergelijking, van de associatie en de intuïtie. Transfiguratie voltrekt zich op het moment waarop je voelt dat wat je ziet of hoort klopt, wanneer je dieper in de dingen doordringt en deel wordt van iets dat doorgaans onzichtbaar blijft. Het is het droombeeld dat helder voor je geestesoog verschijnt, maar verdampt wanneer je het adequaat probeert te beschrijven.

Testadura is geen dromer. Hij ziet enkel wat er te zien valt en lijkt in die zin een beetje op het kind in het verhaal van Andersen. Hij laat zijn blik niet betoveren door de pump and circumstances van het moment. Zijn blik is eerlijk, maar niet op een kinderlijk bevrijdende manier. Bij Testadura voelen we een tekort, een gebrek aan maturiteit en gevoeligheid. Hij verlangt naar een eenduidig tekensysteem dat voor eens en voor altijd de dingen verbindt met hun betekenis. Maar wanneer Testadura de muziek niet hoort in de klanken, zou het verkeerd zijn te zeggen dat hij de boel heeft ontmaskerd. Hij heeft het gewoon niet begrepen. Net zo heeft hij het niet begrepen wanneer hij fictie benadert in termen van waarheid of leugen. Of wanneer hij eist dat literatuur en film de werkelijkheid op een adequate manier weergeven. Hij slaat de bal mis wanneer hij wil weten of een auteur wel spreekt uit eigen levenservaring, en of de identiteit van een acteur wel werkelijk samenvalt met het personage dat hij of zij vertolkt. Hij vergist zich wanneer hij in een naakt niet meer dan een blote mens ziet.
Filosofie die enkel nog des idées claires et distinctes nastreeft, dreigt de kunsten volledig uit te kleden.
Testadura wantrouwt de verbeelding en verletterlijkt het leven. Zijn definitie van waarachtigheid is eng en puriteins, omdat ze enkel oog heeft voor de een-op-eenrelatie met de werkelijkheid. Artistieke waarachtigheid beslaat een heel ander domein. Precies om die reden zijn de kunsten weerloos. Hun kwetsbaarheid ligt in de blootstelling aan de blik van Testadura: de controlerende, rekenende, wantrouwige blik van de realist. En we leven in een tijd van Testadura’s, van beeldenstormers en ontmaskeraars, van efficiëntiedenkers en classificatie-fetisjisten. Dat zet druk op het oeroude verbond tussen de kunsten en de magie. De transfigurerende blik die de ruimte oprekt tussen onze woorden en de werkelijkheid wordt met argwaan bekeken. Verbeelding die ambiguïteit schept, lijkt steeds meer een bedreiging van heldere stellingnames. Maar kunst gedijt niet in een wereld van enen en nullen, van juist of fout.
Filosofie die enkel nog des idées claires et distinctes nastreeft, dreigt de kunsten volledig uit te kleden. Nochtans heeft de filosofie van de kunsten veel te leren. Ze leveren ons het tegengif tegen de verletterlijking van het bestaan. Het antidotum voor een puriteins waarheidsbegrip, de broodnodige sabotage van de controledwang. Dat is wat Nietzsche bedoelde toen hij schreef dat we de kunsten nodig hebben om niet ten onder te gaan aan de waarheid. Het was hem niet te doen om simpel escapisme. Wat de kunsten ons leren, is dat versluiering altijd en noodzakelijk deel is van de waarheid. Dat de wereld verbeteren niet lukt zonder verhalen te vertellen, zonder de verbeelding te prikkelen, te charmeren en uit te dagen, zonder te verkennen, te experimenteren en te verwarren, totdat onze oude begrippen voor onze ogen transfigureren. Wie die magische kunst onder de knie krijgt, kan zelfs in de blote mens de keizer zien.
Deze tekst werd geschreven in opdracht van filosofiehuis Het Zoekend Hert en voorgelezen op de vijfde Antwerpse Filosofienocturne in theater Zuidpool, aan de vooravond van de filosofiemaand 2023 rond het thema 'Weerloos en waardevol'.