De korte arm van de Vlaamse cultuurpolitiek
Door Carlo Van Baelen, op Fri Dec 20 2019 23:00:00 GMT+0000Verontrustend aan de beslissingen van de Vlaamse regering rond cultuur, welzijn en zorg is niet alleen de zoveelste besparing. Die besluiten wijzen ook op een groeiend primaat van de politiek, dat eerder zelfs evolueert naar een dictaat van de politiek. Ons cultuuurbeleid krijgt wel heel korte armpjes.
Verontrustend aan de beslissingen van de Vlaamse regering rond cultuur, welzijn en zorg is niet alleen de zoveelste besparing. Die besluiten wijzen ook op een groeiend primaat van de politiek, dat zelfs evolueert naar een dictaat van de politiek. Ons cultuuurbeleid krijgt wel heel korte armpjes.
‘Politiek heeft te maken met collectieve keuzes die met zoveel mogelijk instemming en met zo weinig mogelijk dwang en geweld moeten worden gemaakt’, schrijft politicoloog Carl Devos in zijn boek Politiek (2013). ‘Politiek heeft te maken met de kunst van het besturen om binnen de verscheidenheid tot keuzes en beslissingen te komen in het algemeen belang.’
In een democratie, kortom, staan politieke beslissingen in principe ten dienste van het volk. Alleen, waaraan meet je dat af? In onze complexe en snel veranderende maatschappij geldt volgens Devos niet langer het inputmodel waarin burgers aan hun vertegenwoordigers problemen signaleren en zij er dan een oplossing voor moeten vinden. Vandaag geldt veeleer het principe van de ‘outputverantwoording’: de politieke overheid moet haar legitimiteit baseren op de efficiëntie, de doorzichtigheid of de effectiviteit van de genomen maatregelen.
Beperkte middelen dwingen tot keuzes, argumenteert de regering. Inderdaad. Maar die keuzes werden zelden aangekondigd in de partijprogramma’s.
Ook daarover gaat de commotie in de cultuur-, welzijns- en zorgsector over de besparingen: waarop zijn die beslissingen precies gebaseerd? Beperkte middelen dwingen tot keuzes, argumenteert de regering. Inderdaad. Maar die keuzes werden zelden aangekondigd in de partijprogramma’s en zijn dus niet gelegitimeerd door de verkiezingsuitslag. Ze missen doorzichtigheid.
Specifiek voor de cultuursector heeft het ongenoegen dan ook niet alleen te maken met de besparingen an sich, maar ook met het gebrek aan inhoudelijke motivering én aan kennis en inzicht in het ecosysteem van de kunsten. Ze hebben een negatieve impact op een warme, zorgzame en inclusieve samenleving. Doelstellingen die de regering nochtans als principes vooropstelt.
Wie beheer(s)t de kunst?
Ook de stijl van besturen en cultuurbeleid verschuift. Traditioneel worden drie mogelijke verhoudingen tussen politiek en cultuurveld onderscheiden.
In Nederland geldt het Thorbecke-principe, naar de visie van de gelijknamige Nederlandse minister-president die in 1862 verklaarde: ‘De kunst is geene zaak van regering. De Regering is geen oordelaar van wetenschap en kunst. Kunst kan niet beoordeeld worden door een regering omdat die nu eenmaal geen smaakoordeel kan hebben. Kunst en wetenschap in dienst van het geld brengen, is niet de bescherming die kunst en wetenschap verdienen.’ En dus laat de Nederlandse politiek de organisatie en uitvoering van zijn cultuurbeleid nog altijd grotendeels over aan fondsen en een Basisinfrastructuur.

Ook in het arm’s length-systeem, basis van het Vlaamse cultuurbeleid, gebeurt het selectieproces voor subsidies op basis van peer evaluation, en in de meest zuivere vorm binnen autonome organisaties die subsidies verlenen, zoals Literatuur Vlaanderen en het Vlaams Audiovisueel Fonds.
Onder de nieuwe Vlaamse regering wordt het aloude arm’s length-principe uitgehold of zelfs genegeerd.
Maar onder de nieuwe Vlaamse regering worden deze beide principes uitgehold of zelfs genegeerd, terwijl een derde model dominant wordt: het primaat van de politiek. In zo’n systeem zijn het de verkozenen van het volk die alle belangrijke beslissingen nemen, en niet langer gevoed door experten, ambtenaren of drukkingsgroepen. Dat principe spoort maar moeilijk met het democratische beginsel dat de gekozen vertegenwoordigers besturen met beperkte mandaten. Van dat primaat zien we meerdere signalen…
Besturen wordt sturen
Kijk hoe het Vlaamse regeerakkoord de opdracht van de VRT definieert. Eerst klinkt het dat die ‘gekenmerkt wordt door respect voor pluralisme en het behalen van de hoogste standaarden van neutraliteit in alle programma’s’. Tegelijk moet de VRT wel ‘meer dan ooit focussen op zijn publieke karakter en het versterken van de Vlaamse identiteit’.
En zo worden er wel meer vereisten geëxpliciteerd: de VRT moet marktversterkend zijn voor de hele Vlaamse mediasector, moet zich terughoudender opstellen op de advertentiemarkt, moet vanuit een rendabel businessplan meewerken aan een betalend niet-lineair aanbod met focus op Vlaamse content (een Vlaamse Netflix)…
Deze verordeningen getuigen van weinig vertrouwen in het beleid van de VRT op het vlak van neutraliteit, instrumentaliseren de inhoudelijke keuzes, moeten ruimte vrijmaken voor private marktspelers en dwingen de openbare omroep in een niet-lineair aanbodmodel dat economisch heel onzeker is en het ruime VRT-archief dreigt uit te verkopen aan private aanbieders. Wil de regering liever zelf ceo spelen over de openbare omroep?
Blijkbaar volstaan niet langer de bestaande instrumenten om van overheidswege toezicht te houden en wil de regering directer ‘sturen’.
Een stap in die richting vormt alvast de verdere politisering van de raden van bestuur van de kunstinstellingen en de Fondsen. Tot nog toe waren die zorgvuldig en evenwichtig samengesteld op basis van expertise, betrokkenheid en nabijheid, maar voortaan worden zeven bestuurders direct en vier bestuurders indirect politiek benoemd.
Blijkbaar volstaan niet langer de bestaande instrumenten om van overheidswege toezicht te houden: beheersovereenkomst, regeringscommissaris, evaluatiecommissies, financiële verantwoording, hoorzitting bij de commissie cultuur, toezicht van het Rekenhof. Blijkbaar wil de regering directer ‘sturen’? Het arm’s lenght-principe is veraf.
Smaken en kleuren keuren
In diezelfde lijn stelt het Vlaamse regeerakkoord over de nakende structurele subsidieronde onder het Kunstendecreet: ‘Zoals bij andere cultuurdecreten houden we bij de subsidietoekenning rekening met adviezen van externe experten, maar blijft de finale inhoudelijke afweging van de regelgevend vastgelegde beleidsdoelstellingen en criteria en het bepalen van het subsidiebedrag zelf binnen het budgettair kader zonder beperking autonoom berusten bij de regering.’ Dat is een absolute keuze voor het primaat van de politiek en een verregaande verwerping van het Thorbecke- en het arm’s lenght principe.

Wat ook ingaat tegen die beide principes, is persoonlijke oordelen over kunst omzetten in een beperkend beleid. Dat is precies wat Peter De Roover, fractieleider voor N-VA in de Kamer, onlangs suggereerde in De Afspraak op Vrijdag: ‘Vroeger hadden we kunstenaars die een beter oog hadden voor schoonheid.’
Het veelvuldige gebruik van ‘Vlaamse identiteit’ wijst in de richting van een ideologische en identitaire recuperatie van kunst en cultuur.
Het veelvuldige gebruik van ‘Vlaams’, ‘Vlaanderen’ en ‘Vlaamse identiteit’ (in totaal 29 keer in het cultuurluik van het regeerakkoord) wijst dan weer in de richting van een ideologische en identitaire recuperatie van kunst en cultuur voor een politieke agenda. De politieke eindverantwoordelijkheid voor het beleid vertaalt zich hier in een output-sturing die ingaat tegen de brede verwachtingen van het publiek, tegen een divers en pluralistisch beleid en tegen de maatschappelijke, creatieve, kritische en emancipatorische effecten van cultuur. Het primaat van de politiek wordt hier wel heel bepalend.
Ook ten aanzien van socio-culturele verenigingen klinkt een ondertoon die hen tot uitvoerders van het beleid wil maken, in plaats van hen als partners te betrekken bij het ontwikkelen, evalueren en bijsturen van het beleid. Het is een ingesteldheid die wordt doorgetrokken in ook andere domeinen met een sterk en waardevol middenveld.
Van primaat naar dictaat
Op papier erkent het regeerakkoord wel het draagvlak en de maatschappelijke relevantie van organisaties, maar in de praktijk worden hun werkingsmiddelen beknot. Voor etnisch-culturele organisaties gaat de deur zelfs helemaal toe: zij passen niet in de opgedrongen visie op integratie.
Cultuur zit blijkbaar niet in het DNA van deze Vlaamse regering en van haar minister-in-bijberoep van cultuur.
Dat beeld is niet hoopgevend. We horen een dominante ondertoon van wantrouwen voor cultuurorganisaties, -werkers en -belevers. We zien de mathematische schrapping van middelen, terwijl tegelijkertijd in dezelfde sector extra’s toegekend worden zonder voldoende motivatie of duiding. Er weerklinken politieke oordelen over kunstinhoud en over wat kan en niet kan. Met evenwel onvoldoende kennis over het veld en de consequenties van een voorgenomen beleid.
‘Cultuur zit in het DNA van de Vlaming’, zo begint het culturele hoofdstuk van het regeerakkoord, maar blijkbaar onvoldoende in het DNA van deze Vlaamse regering en van haar minister-in-bijberoep van cultuur.
Het Vlaamse cultuurbeleid op arms’ length heeft dus wel zeer korte armpjes gekregen. En het Thorbecke-principe is blijkbaar systematisch vervangen door het primaat van de politiek. Het evolueert verdacht veel naar een politiek dictaat…