De kunst van het misverstand
Door Kateryna Botanova, op Wed Jan 11 2023 23:00:00 GMT+0000Het idee dat het doel van cultuur verzoening is, confronteert Oekraïense culturele activisten met een dilemma: hoe behoud je je waardigheid terwijl je de aandacht van westerse instellingen vasthoudt?
Voor mij zat een grijsharige vrouw met een rustige, enigszins aarzelende stem. Ze had me benaderd via gemeenschappelijke vrienden in Tbilisi, waar ze onlangs een project had georganiseerd. Haar stichting werkte al lange tijd in de zuidelijke Kaukasus en 'andere conflictgebieden', en moedigde 'wederzijds begrip door middel van kunst' aan. Ze wilde nu uitbreiden naar Oekraïne, 'vanwege het huidige conflict'.
Het was 2017. Ik was onlangs naar Zwitserland verhuisd na twintig jaar werken in de Oekraïense cultuursector. Misschien was dit mijn kans om belangrijk en nuttig werk te doen, met een stichting die was opgericht door een Zwitserse diplomaat die mee onderhandeld had over de Minsk-akkoorden.
Dina wilde plaatsen bezoeken ‘in of dichtbij het conflictgebied’, praten met locals, luisteren naar hun behoeften.
De vrouw, laten we haar Dina noemen, was docente aan de Zürcher Hochschule der Künste. Ze wilde beginnen met een onderzoek: plaatsen bezoeken ‘in of dichtbij het conflictgebied’, praten met locals, luisteren naar hun behoeften. In grote lijnen was het programma al duidelijk: er zouden een paar masterclasses worden gegeven door Zwitserse musici, dansers en artiesten, er zou wat werk worden gedaan in scholen of met jonge kunstenaars, er zou hulp worden geboden aan vluchtelingen, en er zouden kunstuitwisselingen kunnen plaatsvinden.
Kortom, de kunst zou ten dienste staan van vrede en dialoog. Zo heeft de stichting vijf jaar lang gewerkt in Abchazië, een niet-erkende afgescheiden regio van Georgië, en in de grensregio's van Georgië en buurland Armenië. Dina was vooral trots op de projecten in Abchazië: de regio is erg arm en zelfs het oversteken van de zwaar bewaakte grens was bijna onmogelijk.
Ik probeerde haar uit te leggen dat Oekraïne in niets lijkt op Abchazië. Er is geen ‘conflict’: er is een door Rusland veroorzaakte bezettingsoorlog die al drie jaar woedt. Ik kon nauwelijks geloven dat ik dit alles moest uitleggen aan iemand die zelf had moeten weten wat er in Oekraïne en de zuidelijke Kaukasus gebeurde. ‘U kunt zich niet voorstellen hoe rijk en levendig het culturele leven is in het zuidoosten van Oekraïne, zelfs dicht bij de “conflictgrens”’, zei ik; ‘hoeveel er sinds 2014 is gebeurd, hoeveel initiatieven en mensen deze regio verbinden met andere delen van het land. We zullen heel goed moeten luisteren naar lokale culturele activisten als we iets willen doen wat echt zinvol is.’ Dina keek me aan met een mengeling van triestheid en sympathie.
De meeste Oekraïense culturele activisten werden sinds 2014 geconfronteerd met het verlangen naar verzoening van hun West-Europese collega's.
Die herfst reisden zij en ik naar Severodonetsk, Slovjansk, Kramatorsk, Dobropillia, Bachmoet en Marioepol. In Kyiv ontmoetten we verschillende culturele activisten, van wie sommige gedwongen waren Oost-Oekraïne te ontvluchten. Anderen waren gevestigd in de hoofdstad, maar werkten samen met partners in het oosten. Een paar maanden later bereidde Dina een financieringsaanvraag voor bij het Zwitserse Agentschap voor Ontwikkeling en Samenwerking voor een project dat, naast scholieren uit de ‘grijze zone’ langs de conflictgrens, workshops aanbood voor vrouwen uit de gebieden die door de Oekraïense regering worden gecontroleerd – of niet. Gedurende acht maanden kwamen vrouwen van beide zijden van de militaire grens die de regio Donetsk verdeelde, in Marioepol bijeen, weefden of borduurden iets onder begeleiding van Zwitserse kunstenaars en spraken over vrede.
Het project werd afgewezen, vooral uit bezorgdheid over de veiligheid van de betrokkenen. Dina ging opnieuw gesprekken faciliteren in de zuidelijke Kaukasus, betaald door de Zwitserse regering en verschillende filantropen. Ik bleef achter met herinneringen aan ongelooflijke mensen en steden, waarvan ik de werkelijke waarde pas dit jaar begreep, nadat sommige bijna waren vervlogen.
Dwangmatige verzoening
De meeste Oekraïense culturele activisten zijn sinds 2014 minstens één keer geconfronteerd met een soortgelijke houding van hun West-Europese collega's: een verlangen naar verzoening samen met een neerbuigende houding tegenover Oekraïense standpunten. Vroeger was dat onaangenaam, nu is het simpelweg ondraaglijk.
Sinds het begin van de oorlog zoekt de Oekraïense culturele gemeenschap naar een oplossing voor het probleem van de 'dwangmatige verzoening'.
De golf van uitnodigingen om deel te nemen aan panelgesprekken, om workshops bij te wonen of kunstwerken in te zenden voor groepstentoonstellingen, om teksten te publiceren in boeken of deel te nemen aan filmfestivals lijkt eindeloos. Over het algemeen zijn deze blijken van goodwill niet ingegeven door solidariteit en empathie, maar door de overtuiging dat het culturele veld de dialoog en verzoening tussen de gemeenschap van de Russische agressor en het geteisterde Oekraïne moet faciliteren. Slechts af en toe betrekken deze evenementen mensen uit contexten met vergelijkbare ervaringen van langdurige agressie, verzet en strijd om identiteit, zoals Palestina, Syrië, Afghanistan, Bosnië-Herzegovina en Kosovo. Tijdens de eerste negen maanden van de oorlog was slechts in één panel waaraan ik deelnam iemand uit een ander conflictgebied aanwezig: een curator uit Bosnië. Het was een bijzonder warm en belangrijk gesprek.
Sinds het begin van het gewapend conflict dat op 24 februari 2022 uitbrak, is de Oekraïense culturele gemeenschap actief op zoek naar een oplossing voor het probleem van de 'dwangmatige verzoening'. Daarbij probeert ze de dunne en soms gevaarlijke lijn te bewandelen tussen het behoud van de eigen waardigheid en de noodzaak om de belangstelling en aandacht vast te houden van westerse culturele instellingen, media en platforms waar men over de oorlog in Oekraïne kan praten. Ik betwijfel of er een algemene oplossing bestaat: elke situatie is uniek en moet afzonderlijk worden aangepakt.
De verdediging van de Oekraïense subjectiviteit richt zich niet tegen de agressor, maar tegen een 'derde partij'.
Er zijn echter verschillende benaderingen zinvol als we het hebben over kunst en verzoening. Een daarvan is het lenen van feministische frases als Nee is nee, Mijn lichaam/land, mijn keuze en Niets over ons zonder ons. Door niet hun positie, maar het recht op een positie te verdedigen, wenden Oekraïense culturele activisten zich tot de tools van een emancipatorisch discours dat de patriarchale macht uitdaagt die bepaalt welke stem belangrijk is en welke niet; wie het recht heeft om te beslissen over zijn/haar/hun lichaam en wie niet.
Door een feministisch vocabulaire te gebruiken dat de vrouwelijke subjectiviteit en het eigenaarschap over het vrouwelijke lichaam verdedigt, drukken Oekraïense culturele activisten de collectieve lichamelijkheid van de oorlog uit: zijn angstaanjagende fysieke aanwezigheid, zijn bedreiging voor elke mens en de ervaring van een gemeenschap als één organisme, wanneer de dood of verwonding van zelfs volslagen vreemden echoot met intense pijn.
Als het gaat om de voorwaarden voor de beëindiging van de oorlog, voor demilitarisering of het begrijpen van geweld, is de internationale feministische gemeenschap verre van eensgezind in haar steun aan de stemmen en standpunten van de Oekraïense vrouwen. Toch is deze emancipatorische retoriek behoorlijk effectief gebleken in het internationale artistieke milieu, dat doorgaans gevoelig is voor onrechtvaardigheid, de-subjectivering en segregatie.
De oorlog in Oekraïne legt de epistemologische macht van het Globale Westen bloot.
Maar het belangrijkste kenmerk van deze verdediging van de Oekraïense subjectiviteit is misschien wel dat ze zich niet richt tegen de agressor, maar tegen een 'derde partij' – een bezorgde waarnemer die de rol van 'scheidsrechter' op zich heeft genomen, een rol die ze altijd al op zich heeft genomen.
De oorlog in Oekraïne legt de epistemologische macht van het Globale Westen (of Noorden) bloot. Dit is de macht om te benoemen en te legitimeren, om een ‘gouden standaard’ voor democratie, voor sociale en politieke instellingen, voor geschiedenissen en zelfs trauma's te bepalen. Het is de macht om de ontwikkeling van andere samenlevingen niet volgens hun eigen normen te beoordelen, maar aan de hand van een zogenaamd universele maatstaf. Het is de macht om het culturele veld te instrumentaliseren, een macht die zo stevig gevestigd is dat pogingen tot kritiek en verzet bijna onmogelijk worden.

Er is een andere effectieve, hetzij minder gebruikelijke benadering die Oekraïense culturele activisten hebben ingezet in hun artistieke werk en in debatten. Die houdt in dat men het pacifistische discours betreedt, maar in plaats van een gedwongen dialoog of verzoening te aanvaarden, kiest men voor onenigheid; door het eigen standpunt zonder angst voor kritiek of conflict te verwoorden. Dat is niet alleen een radicale bevestiging van iemands agency om een beoordelaar en diens oordelen uit te dagen. Het initieert ook een broodnodige discussie over waar het geloof in de kunsten als verzoeningsplek vandaan komt en welke machtssystemen het in stand houden.
De instrumentalisering van cultuur
Net als andere voormalige tweedewereldlanden was Oekraïne de begunstigde van een westerse cultuurpolitiek die al sinds de jaren 60 op de derde wereld werd toegepast. Nadat het Globale Westen de greep op zijn voormalige kolonies had verloren, keerde het terug in de vorm van internationale ontwikkelingsorganisaties, waarvan Europese culturele instellingen deel uitmaakten. Ook wereldwijde ondernemingen en mijnbouwbedrijven waren gelieerd aan deze hulppakketten. Financiële bijstand aan jonge democratieën werd er ingegeven door een mix van schuldgevoel, nationale veiligheidsoverwegingen en de bevordering van zakelijke belangen.
Onder de leiding van het Westen verloor cultuur haar betekenis en autonomie, haar vermogen om een systeem te zijn van relaties.
De ontwikkelingslogica gaf de macht terug aan de 'witte man', ditmaal in het edele gewaad van helper en mentor die als enige beschikt over kennis van de maatschappelijke architectuur, haar bestuur en economie. Deze logica was meedogenloos praktisch en bepaalde dat alle sociale functies efficiënt moesten zijn, onderworpen aan beoordeling en evaluatie. Cultuur vormde daarop geen uitzondering.
Onder de leiding en financiële steun van het Westen verloor cultuur haar betekenis en autonomie, haar vermogen om een systeem te zijn van relaties waarin bevrijding, bewustzijn en subjectiviteit kunnen groeien. Zij verloor haar utopische, visionaire potentieel en raakte los van de samenleving waartoe zij behoorde, evenals van haar behoeften, tradities en uitdagingen. De belangrijkste functie van cultuur, van Zimbabwe tot Senegal, van Nigeria tot Colombia, werd het verminderen van ongelijkheid, het verlichten van armoede en vooral het bevorderen van sociale cohesie en verzoening.
Die verzoening varieerde van conflicten tussen inheemse volkeren en de afstammelingen van kolonisatoren; tussen voormalige meesters en dienaars; tussen verschillende etnische groepen en gemeenschappen (en hun culturen) die zich ‘historisch’ (een eufemisme voor ‘op beslissing van de voormalige metropool’) in hetzelfde land bevonden; tussen slachtoffers van genociden en de daders en hun afstammelingen; tussen degenen die protesteerden tegen corrupte of criminele lokale autoriteiten en hun legitieme en onwrikbare vertegenwoordigers.
In de jaren 90 bereikte de westerse golf van hulp Oost-Europa en de voormalige Sovjet-Unie.
Talloze westerse (of noordelijke) culturele vredestichters bezochten (en bezoeken nog steeds) het Globale Zuiden met workshops en lezingen, masterclasses en zomercursussen. Ze leerden kinderen en volwassenen, amateurs en professionals hoe ze via de kunst een common ground en onderlinge vrede konden vinden. Ze vormden koren en zelfs orkesten, adviseerden musea, bibliotheken en universiteiten. Ze waren niet noodzakelijk vervreemd van de werkelijkheid, hoewel het soms onduidelijk bleef wat die werkelijkheid was. Decennia lang dachten zelfs lokale culturele en sociale activisten in termen van ‘onderontwikkelde democratieën’ die in wezen corrupt waren en ‘de ongelijkheid moesten terugdringen’ en ‘conflicten voorkomen’, waarbij ze onbewust een van bovenaf opgelegd vocabulaire overnamen.
In de jaren 90 bereikte deze golf van hulp Oost-Europa en de voormalige Sovjet-Unie. Een andere lichting jonge democratieën had behoefte aan begeleiding, vooral na de Joegoslavische oorlogen. Hoewel cultuur pas later in de jaren 2000 in beeld kwam, werd ze nog steeds benaderd als een instrument van verlate educatie of verlichting, als een manier om het haveloze sociale weefsel van individuele samenlevingen, zo niet van hele regio's, te dichten. Na de Maidan-revolutie en de Russische bezetting van de Krim en delen van Oost-Oekraïne in 2014 nam de roep om verzoening en wederzijds begrip exponentieel toe.
De ‘ontwikkelingslogica’ stelt dat de wereld is verdeeld in volledig ontwikkelde samenlevingen in het Noorden en andere die ergens onderweg zijn.
Ik zeg niet dat de vormen en methoden van ondersteuning het probleem vormen. Het probleem is eerder het epistemologische systeem waarop deze steun is gebaseerd. De ‘ontwikkelingslogica’ achter de instrumentalisering van cultuur gaat ervan uit dat de ontwikkeling van samenlevingen een gestandaardiseerd lineair proces is. Zij stelt dat de wereld is verdeeld in volledig ontwikkelde samenlevingen in het Noorden en andere die ergens onderweg zijn. Deze epistemologie is gebaseerd op vormen van kennis en sociale interacties die inherent zijn aan zulke ‘succesvol ontwikkelde’ samenlevingen.
Dit kennissysteem en zijn dragers – degenen die belangrijke beslissingen nemen en zij die toezien op de uitvoering ervan – staan a priori buiten alle ontwikkelingsprocessen in de samenlevingen van de voormalige derde en tweede wereld. In dit systeem is er geen plaats voor etnische conflicten, nationalisme, memory wars en echte oorlogen; voor annexaties, revoluties, staatsgrepen, identiteitsconflicten (of identiteiten in het algemeen) of cultuuroorlogen. Elk conflict is een hapering die moet worden hersteld, verzoend, besproken. En daarbij komen cultuur en kunst goed van pas.
Dekolonisatie van cultuur
In zijn lezing Planetary consciousness and the possible future of culture spreekt Achille Mbembe over de verschillende kennissystemen en contexten waarin cultuur buiten het gestandaardiseerde utilitaristische kader bestaat. Bevrijd van haar opgelegde functionaliteit levert cultuur dan ‘vital energy for various forms of writing, constituting archives, performing identity, thinking, remembering’.
Cultuur die resoneert met en in harmonie is met haar samenleving kiest vormen van herinnering, traumaverwerking, identiteitsexpressie en sociale interactie die nodig zijn en op elk moment binnen handbereik liggen. Een cultuur kan kiezen voor verzoening of dialoog, maar dat moet de keuze zijn van wie ervan deel uitmaakt. Zij kan kiezen om de dialoog niet te gebruiken voor verzoening, maar als een vorm van kennisname, om te leren en om onwetendheid, misverstand of conflict bloot te leggen. Dit was de kern van het intensieve proces van culturele uitwisseling in en met Oost-Oekraïne na 2014.
Wat Oekraïense culturele actoren toen begonnen, was een proces van culturele emancipatie om de realiteit hier en nu te begrijpen; een droom van verschillende mogelijke toekomsten. Het was een proces van dekolonisatie van kennis en representatie. Het was de verwoording van de stelregel 'niets over ons zonder ons' in de taal van cultuur.
Oekraïense kunstenaars eisen de kracht van kunst weer op om te getuigen en de werkelijkheid te tonen.
Na het begin van de grootschalige invasie nam de Oekraïense kunst de rol aan van radicale dekolonisator van de cultuur in het algemeen. Door zich te verzetten tegen de opgelegde pacificatie en gedwongen verzoening, eisen Oekraïense kunstenaars de kracht van kunst weer op om te getuigen en de werkelijkheid te tonen. Al meer dan negen maanden zeggen zij dat kunst niet gaat over begrip, en zeker niet over begrip tussen de agressor en zij die hun bestaansrecht en leven verdedigen.
In reactie op de open brief van de Russische kunstenaar Dmitry Vilensky schreef de Oekraïense kunstenaar Nikita Kadan:
'Ik heb niets aan woorden die geen levens redden. Voorlopig blijf ik liever bij mijn eigen ervaring, bij het verzamelen van kennis over de misdaden die voor mijn ogen worden gepleegd. Mijn gedachten gaan niet uit naar het herstel van 'de ruimte voor dialoog'; mijn gedachten gaan uit naar het herstel van het bezette gebied.'