De leugens doorprikt
Door Niels Morsink, op Fri Sep 20 2019 22:00:00 GMT+0000Je zou verwachten dat non-fictie niet verzonnen is, maar in politieke biografieën stapelen de leugens zich op. Daar worden opvallend weinig vraagtekens bij geplaatst. Recensenten negeren de contradicties of weten niet beter en insiders houden hun mond. Hoe kunnen politieke biografen hun geloofwaardigheid terugwinnen?
Dat autobiografieën van politici barstensvol onwaarheden staan zal niemand verbazen. Zo publiceerde de voormalige voorzitter van de socialistische partij Hendrik De Man volgens biograaf Jan-Willem Stutje maar liefst drie versies van zijn memoires, elke nieuwe variant opportunistisch aangepast aan het nieuwe politieke tijdperk. In 1941 verscheen de meest antisemitische versie en na Wereldoorlog II was de Jodenhaat als bij wonder weggegomd.
Autobiografieën van politici dienen om het blazoen op te poetsen en als voorbereiding voor een nieuw rondje op de piste van de macht.
Autobiografieën van politici dienen om het blazoen op te poetsen en als voorbereiding voor een nieuw rondje op de piste van de macht. Biograaf Andrew Roberts, die in 2019 met Walking with Destiny een biografie over Winston Churchill publiceerde, wijst erop dat de Britse oorlogspremier in zijn beroemde relaas over de Tweede Wereldoorlog loog over zijn relatie met president Eisenhower. Toen had de verwaande premier geen hoge pet op van generaal Eisenhower, met wie hij voortdurend in de clinch lag, maar in zijn veelvuldig geprezen geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog is daar niets van te bespeuren.
Waarom? Churchill was oppositieleider en hoopte snel opnieuw premier te worden. Hij wist dat hij dan opnieuw met president Eisenhower aan tafel zou moeten en dus lette de vaak grofgebekte Churchill netjes op zijn woorden.

Ook biograaf Jan Hunin wijst op de opvatting van voormalig premier Camille Huysmans dat een autobiografie een mengeling van ‘Wahrheit und Dichtung’ moest zijn. In zijn boek over de socialistische politicus stipt Hunin verschillende beweringen van Huysmans aan die altijd voor waar zijn aangenomen – onder andere over Huysmans’ betrokkenheid als student bij de Belgische Werkliedenpartij – maar die in feite met een korrel zout te nemen zijn.
Talloze politieke biografieën vonden hun oorsprong in politiek opportunisme, werden gecensureerd door familie en voor uitgevers opgeklopt.
Maar ook biografen spreken zelf wel eens met gespleten tong. Aangezien een politieke biograaf per definitie niet over zichzelf schrijft, zou je meer objectiviteit verwachten, maar dat blijkt niet altijd het geval. Talloze politieke biografieën vonden hun oorsprong in politiek opportunisme, werden gecensureerd door familie en voor uitgevers opgeklopt. Het grondige archivistische speurwerk van latere biografen legt steevast verdraaiingen van de waarheid bloot. Maar waarom was die doelbewust toegedekt? Vijf redenen waarom niet enkel politici, maar ook hun biografen liegen.
1. Politiek opportunisme
Nobelprijswinnaar Churchill schreef niet enkel een autobiografie en enkele non-fictieboeken waarin hij zelf de hoofdrol speelt, maar ook twee biografieën: Marlborough: His Life and Times en Lord Randolph Churchill, over zijn vader, die parlementslid en zelfs kortstondig minister van financiën was.

En jawel, biograaf Andrew Roberts demonstreert dat de biografie over Churchill senior wemelt van de flagrante leugens. Zo beweerde Churchill dat zijn vader op weg naar de macht niets cadeau had gekregen, terwijl Lord Randolph zijn zetel in het Lagerhuis min of meer geërfd had. Roberts wijst ook op de gretigheid waarmee Churchill al het bewijsmateriaal negeerde dat zijn vader in een slecht daglicht kon stellen. Alle brieven die Lord Randolphs opportunisme zouden blootleggen, werden prompt terzijde geschoven.
Churchill verbloemde bepaalde feiten om er zelf politiek voordeel uit te halen.
De vlijtige biograaf maakt ons er ook op attent dat de biografie over Churchills vader niet toevallig verscheen tijdens een politieke campagne waarin Churchill onder vuur lag als opportunistische overloper. De Britse staatsman had net de tanende Conservatieve Partij gewisseld om op te komen voor de Liberalen, die op het punt stonden de macht over te nemen.
Om zijn eigen verraad te rechtvaardigen, legde Churchill in de biografie van zijn vader de nadruk op hoe wreed en ondankbaar de Conservatieve partij ten aanzien van zijn teergeliefde papa was geweest. Net als in zijn geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog verbloemde Churchill bepaalde feiten om er zelf politiek voordeel uit te halen.
2. Bewondering
Churchill adoreerde zijn vader – hoewel die afwezig, gemeen en wispelturig was – en vond dat hem in de geschiedschrijving onrecht was aangedaan. Niet enkel uit politiek opportunisme, maar ook uit pure bewondering schreef hij dan maar ‘s mans biografie.
Bewondering is wellicht de meest voorkomende reden om een biografie te schrijven.
Bewondering is wellicht de meest voorkomende reden om een biografie te schrijven. Vaak zit de adoratie al in de titel. Zo luidt Bart Hellincks biografie over voormalig Europees Commissaris Karel Van Miert: Strijder voor Europa. Een kritische benadering van zijn jaren in Europa valt dan ook niet te verwachten, terwijl daar net de meerwaarde in zou zitten tegenover een eerder verschenen autobiografie getiteld Mijn jaren in Europa.
Die bewondering verwondert niet. Om over een bepaald onderwerp jaren onderzoek te willen doen, moet je er affiniteit mee hebben. En wanneer je dan zo lang in iemands nabijheid en soms zelfs intimiteit vertoeft, ontwikkel je er onvermijdelijk sympathie voor. Kritisch blijven is het allermoeilijkste aan een biografie.
3. Aandikken voor de uitgever
De biograaf moet niet enkel zelf enthousiast zijn over de politicus, maar ook een uitgever met zijn enthousiasme weten aan te steken. Dat leidt er vaak toe dat bovengemiddelde politici worden opgeblazen tot helden buiten categorie. Drie technieken zijn daarvoor in zwang: een teleologisch perspectief, het onterecht toeschrijven van daden en ideeën, en het negeren van de politieke en economische context.

Biografen hanteren vaak een teleologisch perspectief: elke stap van de politicus ontvouwt zich als een onafwendbaar lot. De Engelstalige titel van Andrew Roberts’ Churchillbiografie is pompeus en veelzeggend: Churchill: Walking with destiny. Doorheen het boek wordt alles gekaderd als een voorbereiding op Churchills rol als oorlogspremier. Hoewel Churchills leven, net als dat van iedereen uit veel toevalligheden bestaat, probeert Roberts, nochtans een kritische biograaf, zijn leven om te smelten tot een Groot Plan. Dat is de waarheid geweld aandoen.
Bij het ophemelen van politici hoort ook allerlei daden op hun persoonlijke conto schrijven, terwijl anderen mee verantwoordelijk waren of ze in hun plaats hadden kunnen doen. Churchill krijgt in de biografie van Roberts applaus voor het afschaffen van de rantsoenering in de jaren 1950, maar Roberts gaf in een interview met literair platform Karakters toe dat een andere premier dat wellicht ook zou hebben gedaan. Het duurt vaak meerdere legislaturen voor een bepaalde beleidsmaatregel wordt goedgekeurd en ondertussen gaat die door de handen van talloze medewerkers en andere politici. De neiging van biografen om de wereldgeschiedenis te laten afhangen van de daden van hun onderwerp is misleidend.
Bij het ophemelen van politici hoort ook allerlei daden op hun persoonlijke conto schrijven, terwijl anderen mee verantwoordelijk waren
Wat geldt voor daden, geldt ook voor ideeën. Ze worden graag verkocht als spontaan ontsproten aan het genie van de politicus, terwijl ze in werkelijkheid gewoon voor het grijpen lagen binnen hun tijdsgeest.
Zowel Mieke Claeys-Van Haegendoren in haar biografie over Hendrik De Man als Jan-Willem Stutje, schrijver van Hendrik De Man: een man met een plan, geven het goede voorbeeld door duidelijk aan te geven dat het Plan van de Arbeid waarmee de socialistische politicus in de jaren 1930 beroemd is geworden, geïnspireerd was op het WTB-plan van de jonge econoom Wladimir Woytinsky, toentertijd directeur van het onderzoeksbureau van de Allgemeiner Deutscher Gewerkschaftsbund (ADGB).
Stutje licht ook toe hoe De Man vervolgens al het mogelijke zal doen om Woytinsky intellectueel te begraven, zodat enkel hij als de vader van het plan wordt aanzien.
Naast de hulp van medewerkers en de internationale intellectuele context dient een politiek biograaf ook rekening te houden met de politieke context en economische conjunctuur. Wanneer over heel Europa een bepaalde ideologische strekking verkiezingen wint, is een verkiezingsoverwinning van een politicus van die strekking niet helemaal aan hem of haar toe te schrijven. Een verkiezingsoverwinning heeft ook minder verdienste wanneer de tegenstand erg zwak is.
Vaak houden biografen geen rekening met deze politieke context. In economische hoogconjunctuur is het makkelijk om populaire maatregelen zoals belastingverlagingen te nemen. In crisistijd ligt dat heel wat moeilijker. Veel biografen halen enkel de periodes van economische tegenwind aan om hun politicus te verdedigen.
4. Hielen likken bij familie en vrienden
Maar vooraleer een biografie kan verschijnen, moet de biograaf eerst bronnen vinden. Zeer zeldzaam is de biograaf die zoals Jan Hunin klaagt over een teveel. De bronnen kunnen bijvoorbeeld zijn vernietigd door de politicus zelf, of door omstandigheden.
Zo wijst Eric Bauwens erop dat het archief van socialistisch voorman Edward Anseele, tevens drijvende kracht achter de Gentse Vooruit, tijdens de Tweede Wereldoorlog ondergebracht was in de woning van een Leuvense professor die later gebombardeerd is. De onderdelen van juridische processen die tegen hem en de Vooruit werden gevoerd, gingen in vlammen op bij een brand in het justitiepaleis. Wat er nog van overbleef, werd volgens Bauwens door Anseele jr. zorgvuldig afgeschermd. Pas na diens overlijden kon het archief naar het Amsab-Instituut voor Sociale Geschiedenis worden overgebracht.
Over het algemeen geldt: hoe meer unieke toegang, hoe makkelijker het is om een uitgever te strikken. Zo dienen familie en vrienden te worden overtuigd om correspondentie, dagboeken en andere documenten vrij te geven. Alleen geeft de familie vaak simpelweg geen toegang aan historici en biografen die ze als te kritisch percipieert.
Churchill ging zelfs zo ver dat hij andere biografen de toegang verbood tot het archiefmateriaal over zijn vader. Bij zijn archiefonderzoek naar Hendrik De Man stelde biograaf Jan Willem Stutje vast dat de familie en politieke vrienden, met name De Mans goede vriend Michel Brélaz, bezwarende documenten zoals correspondentie stiekem achterhielden. Dat kwam hij te weten doordat de Staatsveiligheid het dossier van Hendrik De Man ontsloot terwijl hij de biografie aan het schrijven was. Michel Brélaz zette zich trouwens onuitputtelijk in voor de rehabilitatie van de door collaboratie besmeurde De Man. In de biografie die hij zelf over hem schreef, prees hij hem zonder verrassing de hemel in.
Wanneer vrienden en familie niet zelf een biografie schrijven, kiezen ze vaak een huisbiograaf: een officiële biograaf die netjes de opgekuiste en door de familie goedgekeurde versie van de feiten optekent. Een bekend voorbeeld is Martin Gilbert die eerst samen met de zoon van Winston Churchill en na diens overlijden alleen – maar nog steeds mooi binnen de lijntjes – de grote standaardbiografie over Churchill schreef. Het is opnieuw opvallend dat deze biografie alom wordt gerespecteerd, terwijl iedereen weet dat Martin Gilbert onder het toeziend oog van de familie Churchill schreef.
5. Misleidende bronnen
Ook het interviewen van naasten en het raadplegen van dagboeken zijn vaak een mijnenveld. Getuigenissen over een relatie zijn sterk beïnvloed door hoe de relatie uiteindelijk afliep. In de recent op de BBC getoonde bibliografische documentaire Thatcher: a very British revolution zie je dat de door premier Thatcher ontslagen minister Michael Heseltine niet zonder verbittering kan getuigen over de Iron Lady, zelfs niet over de periode waarin hij haar wel was toegewijd.

Aangezien politieke carrières zelden goed eindigen en intimi tijdens de neergang afstand nemen en niet zelden natrappen, zijn getuigenissen steeds zeer gekleurd. Het omgekeerde kan natuurlijk ook gebeuren, namelijk dat de biograaf bijna enkel mensen aan het woord laat die vol lof over de politicus spreken. Dit is bijvoorbeeld het geval in de eerder genoemde biografie over Karel Van Miert van Bart Hellinck, die vooral voormalige medewerkers aan het woord laat die bijna allemaal verdacht positief zijn.
Dagboeken kunnen aan de achteraf ingekleurde herinneringen ontsnappen als ze op dat moment zijn opgeschreven, maar het blijkt dat ook deze achteraf worden aangepast of zelfs pas jaren later worden geschreven. Andrew Roberts stelt dat Lord Moran, de arts van de Churchills, zijn zogenaamde dagboeken pas jaren na datum had geschreven en dat zijn notities voor die dagboeken erop wezen dat hij in de gepubliceerde versie niet helemaal de waarheid sprak. Dat weerhield Andrew Roberts er overigens niet van om ze toch te gebruiken. Maar zelfs dagboeken zijn dus vaak onbetrouwbaar. Hoe moet dan wel de waarheid worden boven gespit?
Hoe dan wel?
Al die onjuistheden doen ertoe. Ze bepalen niet enkel hoe bepaalde politici worden herinnerd, maar maken deel uit van het collectieve geheugen. Zo stelt Andrew Roberts niet enkel Churchill, maar heel de Britse regering vrij van enige schuld aan de hongersnood in Bengalen, terwijl Nobelprijswinnaar Amartya Sen heeft gedocumenteerd dat de hongersnood in Bengalen in 1943 wél mede was veroorzaakt door het Brits beleid.
Moeten we hier dan na de dood van het politieke interview ook het overlijden van de politieke biografie aankondigen?
Moeten we hier dan na de dood van het politieke interview ook het overlijden van de politieke biografie aankondigen? Nee, de oplossing is niet minder, maar meer en betere biografieën. Politieke biografieën moeten als deel van de geschiedkunde, met andere woorden als wetenschap worden benaderd. Vooringenomenheid is onvermijdelijk, maar bewondering mag de biograaf niet verblinden voor minder fraaie kanten. Die mogen niet worden weggemoffeld en dienen ook niet meteen te worden goedgepraat. Zo probeert Jan Hunin het pleidooi van Huysmans voor culturele autonomie midden in de Flamenpolitik van Wereldoorlog I te vergoelijken door te zeggen dat het goed was bedoeld. Dergelijke amateurpsychologie is nefast. Biografen die zich niet aan de feiten houden, schrijven fictie.
Veronderstellingen moeten met bronnen en bewijzen worden onderbouwd, zodat ze ook kunnen worden weerlegd. Biografen die uit de losse pols en zonder bibliografische verwijzingen schrijven mogen opnieuw naar de schrijftafel.
Wat recensenten ook mogen beweren, geen enkele biografie is definitief. Elke biografie is slechts een hypothese over wat er gebeurd zou kunnen zijn. Nieuwe biografieën kunnen vergissingen en leugens in de vorige blootleggen. Natuurlijk moet het nog vlot lezen, maar niemand zegt dat wetenschap slecht geschreven moet zijn.