Déconfiture van een subsidie voor innovatie
Door Carlo Van Baelen, op Wed Mar 16 2022 23:00:00 GMT+0000Veel spelers in de cultuursector werden geveld door de pandemie. Toen het ministerie de subsidie voor ‘innovatiemechanismen’ aankondigde, was er dus algehele opluchting. Onterecht, zo bleek.
De coronapandemie was ongezien in zijn omvang, duur en impact op economie en welzijn. Voor de cultuursector en kunstwerkers zijn een aantal weeffouten zeer zichtbaar geworden, die de kwetsbare en precaire positie van kunstenaars in de verf zetten. Cultuurhuizen leden onder de misgelopen inkomsten uit presentaties, het motiverend publiekscontact viel weg en de onaangepaste maatregelen beknotten de cultuur- en evenementensector. Terwijl het landschap verschraalde, groeide het aantal culturele spelers dat dringende hulp nodig had.
Wat een herstellende pleister moest zijn voor een verwonde sector, werd een open gezwel aan ongenoegen en onbegrip.
Opluchting alom dus, toen in oktober 2021 eindelijk een laagdrempelige subsidiemaatregel voor de cultuursector werd aangekondigd. Onder de krampachtige titel ‘innovatiemechanisme’, werd 2.750 euro voor personen en 7.500 euro voor organisaties beschikbaar gemaakt. In de uitvoering bleek het al snel een vergiftigd geschenk. Wat een herstellende pleister moest zijn voor een verwonde sector, leverde een open gezwel op aan ongenoegen en onbegrip. In De Standaard hekelde Chef Cultuur Filip Van Ongevalle de ‘pesttaal’ waarin de regeling werd opgesteld, vele stemmen uit de sector delen die mening en omschrijven de uitvoering als een ‘pestmaatregel’.
Digitale toekomst
Het innovatiemechanisme is een eenmalige forfaitaire subsidie die je als professional in de cultuursector kon aanvragen om je businessmodel te innoveren. Ze is gekoppeld aan een zelfevaluatietool waardoor je te weten komt waar mogelijke innovatiekansen liggen en hoe je er actief op kunt inspelen. Vernieuwende ideeën uitvoeren betekent, om het in de taal van de subsidietool te zeggen, ook aan exploitatie van je product doen. Hoe organiseer je als culturele ondernemer je activiteiten en ben je je klanten van dienst? (cursief = ergernisopwekkende buzzwoorden).
Deze innovatiesubsidie herhaalt nog maar eens twee mythes rond digitalisering: je bereikt iedereen en het kost bijna niets. Ja, het publiek had noodgedwongen (en dikwijls gratis) theater en dans online bekeken, had virtueel musea bezocht, auteurs online lezingen zien houden, maar snakte, net als de kunstenaars zelf, naar de live ervaring. Intussen leerden die kunstenaars ook dat essentiële inkomsten verwerven uit digitale producties zeer moeilijk is, terwijl professionele productie en distributie erg duur zijn. Toch leek het absolute en onvoorwaardelijke geloof in een digitale toekomst voor de cultuursector wel de rode draad in de communicatie over het innovatiemechanisme.
Tijd is geld
Op die communicatie valt sowieso veel aan te merken. In de loop van de aankondigingsmaand oktober werd tot twee keer toe de informatie aangevuld op belangrijke punten. Begin december volgde het bericht dat alle bestedingen voor het einde van de maand moesten gebeuren. Eind januari kreeg je de verantwoordingstool, die uiterlijk 1 maart moest worden ingevuld. Als je al uit enthousiasme gestart was, moest je terug naar de start, werd het parcours plotseling ingekort en in de eindfase onverwachts aangekondigd dat je voor de aankomst nog negen acrobatische kunstjes moest uitvoeren.
Geen enkele vraag bij de zelfevaluatie gaat in op de inhoud van het innovatietraject.
Timing primeerde dus blijkbaar boven inhoud voor het ministerie. Vernieuwingsprocessen opstarten, uitwerken, uittesten en evalueren in twee maanden tijd? Onzin. In bedrijven met afdelingen onderzoek en ontwikkeling, voltijdse innovatiemanagers, maximale inzet van (dure) externe consultants en ruime budgetten neemt dat maanden, zo niet jaren in beslag. Deze onderbezette en overbevraagde culturele sector moest dat in twee maanden doen?
Platte eenheidsworst
Voor de zelfevaluatietool moest je als organisatie en persoon 53 vragen beantwoorden met ‘ja’, ‘neen’ of een cijfer. Quasi alle vragen gaan over procesbeoordeling en het theoretisch verloop, geen enkele gaat in op de inhoud van het innovatietraject. Plaats voor nuance of twijfel is er niet, alsof we niet intelligent genoeg zijn om een eigen visie te vormen en verwoorden. Enkele pareltjes:
- Worden innovaties erkend en beloond?
- Hebben innovatieve ideeën een interne ambassadeur?
- Bekendheid met blending mobile online experience with places?
Nog los van het onaangepaste taalgebruik, gaat de vragenlijst ervan uit dat de aanvragers grote organisaties zijn met speciale innovatieafdelingen, die strakke procedures volgen en beloningsmodellen en budgetten hebben voor extern advies. Deze mechanismen zijn totaal onbestaande in de cultuursector. Bovendien moet iedereen hier, zoals in het Kunstendecreet, door dezelfde eenheidsworst van regelgeving. Ongeacht de artistieke discipline, de beschikbare menskracht en middelen of de ontwikkelingsfase van een instelling, heerst de verwachting dat ze per definitie managementervaring en innovatiemogelijkheden heeft.
Naast zeer algemene tips en vrijblijvende voorzetten, lazen we ook platitudes, lachwekkende adviezen, en overbodige commentaar.
De ‘persoonlijke’ feedback op deze ingevulde evaluatietool was vervolgens (letterlijk) zeer kleurrijk, met veel nietszeggende cijfers. Nergens werd toegelicht hoe je eigen score of de minimale, maximale of gemiddelde sectorscore tot stand kwamen. Wel kreeg je veel belerende vingertjes: ‘Doe dit, verbeter dat, er lijkt, je moet…’ Naast zeer algemene tips (‘er zijn veel bronnen op het internet’) en vrijblijvende voorzetten (‘zonder proces is het lastig om te beginnen’), lazen we ook platitudes (‘deel het werk op in kleine bergjes’), lachwekkende adviezen (‘verander van omgeving om tot nieuwe ideeën te komen’), en overbodige commentaar (‘innovatieve personen zijn nieuwsgierig’).
Jan Jargon
Het taalgebruik was administratief jargon op Vlaams Martelarenplein-niveau, maar ook de procesondersteuning staat ver van de reële behoeften van een écht innovatietraject. Inhoudelijk was die beperkt tot globale en theoretische begeleiding, terwijl de dwingende regels en vele verboden wel gedetailleerd en begrijpelijk werden geformuleerd. Het belangrijkste instrument in de ondersteuning is een 58 pagina's tellende startnota die een ideaal, langdurig en complex innovatietraject schetst. Concrete voorbeelden van succesvolle trajecten in de cultuursector blijven echter uit. Wel zijn er algemene verwijzingen naar andere bronnen, die voor niet-ingewijden urenlang studietijd vergen, ten nadele dus van het innovatieproces zelf. Voor meer gepersonaliseerde begeleiding was er geen tijd of budget, en al zeker als je verwacht dat die op maat van de cultuursector moest zijn.
Een negatieve beoordeling van de verantwoording zou kunnen leiden tot het terugeisen van het bedrag.
Dat laatste blijkt wel vaker een uitdaging. De nota is geschreven in een specialistisch jargon, eigen aan een dominante managementscultuur en haar onvermijdelijke consultants. Ze werd dan ook mee opgesteld door het consultancybedrijf Bax & Company, dat aan boord werd gehaald voor zijn expertise in innovatie. In de bedrijfssector heeft die misschien haar vruchten afgeworpen, maar om dat kunstje in de kunstensector over te doen, ontbreekt duidelijk kennis van haar eigenheid en mogelijkheden.
Eenmalige vuurpijl
Dit mechanisme is mogelijk gemaakt doordat er eenmalig extra middelen waren om eigen tijd te vergoeden en/of externe specialisten in te schakelen. Diezelfde eenmaligheid was er ook in de activiteitenpremie van voorjaar 2021, snel toegekend maar met heel wat hinderpalen in uitvoering en verantwoording. De kans dat die innovatiemiddelen ook vrijgemaakt kunnen worden in de toekomst is klein, gezien de onderfinanciering van organisaties en kunstenaars. Bij gebrek aan een doordachte en structurele aanpak zal het blijven bij één kleurloze vuurpijl die enkele meters verder op de grond valt.
De evaluaties van het mechanisme zijn voor de overheid een self-fulfilling prophecy.
Exemplarisch voor het gebrek aan vertrouwen in de sector is de verantwoording die je in maart 2022 moest indienen. Op de vraag per mail aan de administratie om het aantal tekens te verminderen of open te laten voor een uitzonderlijk kort traject, kwam als antwoord dat een tekst van vier à vijf A4-pagina’s voor een subsidie van 2.750 of 7.500 euro valide, haalbaar en proportioneel is. Negen elkaar overlappende en slecht geformuleerde vragen moeten beantwoorden in telkens minimaal 1.500 tekens is echter wel disproportioneel en, door het accent op procesevaluatie, zeker niet inhoudsbevorderend. Even omgerekend: moet de VRT haar dotatie van 260 miljoen verantwoorden in 1,3 miljard tekens?
De toevoeging van de administratie dat via een fraudedetectiesysteem zal worden nagegaan of bijvoorbeeld niet eenzelfde zin of woord herhaald wordt om aan die 1.500 tekens te geraken en om kwantitatief te toetsen of de antwoorden logica bezitten, is ronduit beledigend. In combinatie met de zelfevaluatietool is dit een depreciatie en haalt het de integriteit van de sector onderuit. Overigens, wie gaat de 16,2 miljoen tekens – minimaal 5.400 A4’s – van de ingediende verantwoordingstools analyseren?
Een negatieve beoordeling van de verantwoording zou kunnen leiden tot het terugeisen van het bedrag. Maar wie zal rapporteren dat het innovatiemechanisme in deze condities niet heeft gewerkt als die persoon het risico loopt de subsidie te moeten terugbetalen? Zo zijn deze evaluaties een self-fulfilling prophecy, waarbij het departement kan blijven geloven dat het mechanisme de sector nieuwe inzichten en werkmodellen heeft opgeleverd.
Dit innovatie-mechanisme is een gecontamineerde pleister, aangebracht naast de etterende wonde.
We hebben dus weinig geleerd. We moeten een verantwoording produceren aan 1500 tekens per uur (de tijd die je gemiddeld nodig hebt om op een vraag te antwoorden) om de subsidie niet te moeten terugbetalen. We moeten een onbruikbaar jargon leren. Het subsidiemechanisme schept de foute verwachting dat innovatieprocessen maximaal twee maanden duren. Tot onze frustratie, botsen we op de grenzen van wat enkel maar mogelijk is met eenmalige middelen. Dit bewijst nog maar eens dat beleidsmakers de cultuursector en haar actoren niet au sérieux nemen en steeds meer in een bedrijfslogica willen dwingen zonder aandacht voor inhoud en artistieke waarde. Dit innovatiemechanisme is een gecontamineerde pleister, zonder kleefkracht en aangebracht volledig naast de etterende wonde. Het is een one shot aan perspectiefloze en inefficiënte ‘steun’ voor cultuurspelers en kunstenaars in een ongekende crisis.
Stel kunst centraal
De fouten bij het innovatiemechanisme zijn jammer genoeg niet eenmalig. Stap voor stap wordt het cultuurbeleid eenzijdig geprofessionaliseerd, waarbij zakelijke modellen, efficiëntie, controle en steeds meer eigen financiële inkomsten centraal komen te staan. Gaan we naar een toekomstbeeld waarin organisaties wel ‘professioneel’ het managementboekje volgen, maar inspirerende kunst als beleidsdoel verliezen?
Communiceer positief en wees gericht op het bieden van kansen in plaats van het anticiperen op mogelijk misbruik.
De remedie? Stel ‘kunst’ opnieuw centraal. Ga weer in overleg met de sector en maak gebruik, geen misbruik, van hun engagement, ervaringen en bevlogenheid. Herwaardeer hen als meedenkende partners. Stap af van de eenheidsworst-benadering en bied meer maatwerk aan. Dat is misschien meer werk, maar geeft gegarandeerd ook meer resultaat, voldoening en arbeidsvreugde voor iedereen. Vertrek vanuit een positie van vertrouwen door proportionele eisen te stellen. Communiceer positief en wees gericht op het bieden van kansen in plaats van het anticiperen op mogelijk misbruik. Herlees de vele waardevolle studies en rapporten over de cultuursector, die tot nu toe te weinig tot actie en besluiten hebben geleid.
Goede voorbeelden voor lectuur zijn ‘Loont Passie?’, het inkomensonderzoek uit 2016 dat binnenkort in geactualiseerde versie verschijnt, en de Landschapsschets van Kunstenpunt. De bezorgdheden van de cultuursector worden regelmatig gepubliceerd in talloze opiniestukken, parlementaire vragen, manifesten en noem maar op. Laat ze het beleid verrijken en sector nabijer maken. Fouten maken is menselijk, fouten herstellen betekent vooruitgang.