Maniakale dromen

Door Robin Kramer, op Sun Nov 18 2018 23:00:00 GMT+0000

Nu de manie rond Maniac is gaan liggen, voelt de tijd rijp om rustig stil te staan bij deze dystopische Netflixhit van Cary Joji Fukunaga, de man die eerder True Detective uit z’n mouw schudde en binnenkort de vijfentwintigste Bondfilm zal regisseren. Wat is er nu zo speciaal en verslavend aan de droomwereld van Maniac?

Dat Maniac, gebaseerd op een gelijknamige Noorse serie uit 2015, een hit ging worden stond in de sterren geschreven. Daarvoor moest je maar naar de aanwezige star power kijken die achter deze miniserie schuilt: Jonah Hill en Emma Stone die onder regie van wunderkind Fukunaga de dialogen van scenarist Patrick Somerville (The Leftovers) tot leven brengen. Als je echter de geflipte premisse bekijkt, komt het succes toch als een verrassing. De serie kort samenvatten is immers quasi onmogelijk.

Om toch een poging te doen: Maniac draait rond Owen Milgram (Jonah Hill) en Annie Landsberg (Emma Stone) die zich, elk om hun eigen redenen onderwerpen aan een twijfelachtig medisch experiment. De test? Door het gebruik van verschillende pillen moet het duo hun verleden onder ogen komen terwijl een supercomputer registreert wat er in hun hoofd omgaat. De bedoeling? Patiënten permanent van trauma’s verlossen.

Al snel blijkt dat Annie en Owen zware lasten torsen. Zo is Annie aan één van de experimentele pillen verslaafd omdat die haar de laatste momenten met haar zusje – die door haar toedoen is gestorven – laten herbeleven. Ook de schizofrene Owen gaat onder een zware last gebukt: hij moet getuigen in een rechtszaak tegen zijn broer, die wordt beschuldigd van seksueel wangedrag. Omdat zijn rijke familie wil dat hij liegt onder ede, duikt zijn broer steeds op in zijn medicinale waanbeelden.

Wanneer Owen en Annie tegelijkertijd hun pillen nemen en aan de intelligente supercomputer hangen, sputtert de technologie plots tegen waardoor de dromen van Annie en Owen kortsluiten en in elkaar haken.

Dat is, in het kort, waarover Maniac gaat.

Retrofuturisme

Aan dit complexe verhaal geeft bedenker en regisseur Fukunaga zijn geheel eigen draai. Zo voel je aan de look en feel van de serie dat de man achter de misdaadserie True Detective de touwtjes in handen heeft. Terwijl het production design in True Detective met zijn vervallen huizen, stick figures en de post-Katrina muurschilderingen een doorleefd beeld schetst dat naadloos aansluit bij de thema’s en unheimliche sfeer van deze HBO-hit uit 2014, versmelt Fukunaga in Maniac vorm en inhoud met een zogenaamd retrofuturisme.

Retrofuturisme is de cyberpunk-esthetiek van hoe men in de jaren 1970 en 1980 dacht dat de toekomst eruit zou gaan zien, maar zelfs die omschrijving vat het concept niet volledig. Het is de brede en toch specifieke patina van bijvoorbeeld de Japanse anime-serie Cowboy Bebop (1998) of A Clockwork Orange (1971): nostalgisch maar futuristisch. Het is niet alleen onderdeel van de stijl van Maniac. Wat retrofuturisme over verleden en toekomst zegt, is immers essentieel om te begrijpen waarover deze serie gaat.

Wat retrofuturism over verleden en toekomst zegt, is essentieel om te begrijpen waarover deze serie gaat.

Een voorbeeld: in de eerste aflevering loopt Owen met zijn ad-buddy – een door bedrijven betaalde compagnon de route die je in ruil voor een gratis reis bestookt met reclame – over de straten van Manhattan als er een auto langsrijdt. Uit de auto klinkt ‘My Mind Is Playin’ Tricks On Me’ van de Geto Boys. Even maar. In de zevende aflevering rijdt Owen in zijn auto naar een afspraak met zijn vader en klinkt hetzelfde nummer. Of: in de eerste aflevering pakt Annie een exemplaar van Cervantes’ boek Don Quixote uit een doos die op straat, om daarna in de vierde aflevering weer op te duiken als Annie en Owen het illustere laatste hoofdstuk vinden tijdens een seance.

Zowel de illusies van Don Quixote als de mind tricks waarover de Geto Boys zingen zijn exemplarisch voor de hele serie. Zo wordt benadrukt dat de werkelijkheid altijd ons onderbewustzijn prikkelt en dat de meest futiele details uit ons leven in onze dromen bijzonder worden.

Er sprake is van een emotionele vorm van retrofuturisme.

Wat dit met retrofuturisme te maken heeft? Op inhoudelijk niveau gebeurt hetzelfde als op stilistisch niveau omdat er sprake is van een emotionele vorm van retrofuturisme. Alles wat de personages in de werkelijkheid meemaken, oefent invloed uit op hun dromen: het verleden sijpelt door in hun toekomstige dromen. Het beeld dat we van onszelf hebben in de toekomst rijmt nooit met de werkelijkheid: we hebben ons lot niet in handen. We kunnen alleen maar gissen naar een toekomst.

Dat gissen naar de toekomst, dat is retrofuturisme én tevens de emotionele motor van de serie.

Droomwereld

Dromen, en wat dromen over onze wakende levens zeggen, maken de serie net zo bijzonder. Niet gek dus dat dream logic overheerst in Maniac, een term die vaak gebruik wordt om David Lynchs televisiewerk Twin Peaks (1990) te omschrijven. Beelden, geluiden en dialogen die op het eerste gezicht onzinnig lijken, krijgen volgens deze logica binnen het kader van ‘de droom’ toch een werkelijkheidswaarde.

Dromen, en wat dromen over onze wakende levens zeggen, maken de serie net zo bijzonder. Niet gek dus dat dream logic overheerst.

Zo valt op dat er, naarmate de serie vordert, steeds meer droomlogica te herkennen is bij de medewerkers van Neberdine Pharmaceuticals and Biotech – het bedrijf dat de medische proeven uitvoert – omdat ze steeds waanzinniger en hysterischer worden. Als Annie en Owen naar het einde toe de psychiatrische inrichting verlaten en ze samen een reis naar Salt Lake City beginnen, lijkt het allemaal nét iets te gestroomlijnd. Ze zijn bijna té gelukkig. Is de droom misschien toch niet geëindigd?

Die poreuze wand tussen droom en realiteit maakt het soms lastig om de vier á vijf ‘dromen’ in de serie te volgen – er is geen duidelijke structuur en emoties worden vrijwel direct onderschreven door buitenissigheden: zo voert Annie een openhartig gesprek met haar vader terwijl laatstgenoemde zich vanuit een futuristische pod met een vervormde stem tot haar richt. Gaan stilistische keuzes hier aan de haal met de verhaalontwikkeling? Soms wel. De makers zijn zo druk bezig met world building dat ze de personages regelmatig uit het oog verliezen, voornamelijk in de middelste afleveringen die helemaal in het teken van de droomwerelden staan.

De poreuze wand tussen droom en realiteit maakt het soms lastig om de vier á vijf ‘dromen’ in de serie te volgen.

Gelukkig stuwen Fukunaga en Sommerville de plot stevig voort door vanuit de dromen constant terug te koppelen naar de ruimte waarin de testpatiënten zich bevinden om zo het subplot met de supercomputer niet uit het oog te verliezen. Dat maakt het afwisselend én behapbaar. Dat de personages – die Hill en Stone met verve tot leven brengen – en hun dromen elke aflevering een tikje intrigerender en interessanter worden, helpt natuurlijk ook. Annie en Owens trauma’s – die in de eerste afleveringen worden geïntroduceerd – worden in Maniac dan ook langs allerlei kanten belicht waardoor er steeds nieuwe elementen opflikkeren die later in de verschillende droomwerelden weer opborrelen.

Still uit Maniac

Versmelting

Maniac eclectisch noemen is dan ook een understatement. Wat deze duiventilachtige structuur effectief maakt, zijn de verschillende manieren waarop de verhalen van Owen en Annie belicht worden. In de eerste droom zit er emotie in de zwarte, soms absurde humor en in de tweede valt er liefde te bespeuren in de manier waarop de personages afstand van elkaar proberen te houden.

Maar altijd is er die voortstuwende onderlaag: de traumatische werkelijkheid van de ‘echte’ Annie en Owen. Dat maakt de serie, zelfs met al die verschillende genres – van New Yorkse jaren 80-pastiche tot fantasy à la Lord of the Rings – en losse eindjes, een genot om te kijken.

Maniac eclectisch noemen is een understatement.

‘Maybe the universe isn’t total chaos,’ zegt Annie in de laatste aflevering, enkele maanden nadat ze Owen voor het laatst sprak, als ze zijn naam in de krant ziet staan. De werkelijkheid is ondertussen steeds meer op een droom gaan lijken. Of is het omgekeerd? Wat als de werkelijkheid niet enkel in dromen doorwerkt maar dromen ook door de werkelijkheid schemeren?

Naar Maniac kijken is om die verwarrende redenen ook meer een ervaring opdoen dan het slaafs volgen van een bevredigend narratief. Somerville en Fukunaga spelen immers vanaf aflevering één met alle registers open. Ze versmelten droom en werkelijkheid, verleden en toekomst, stijl en inhoud. Ondanks deze potpourri lijkt de serie op het einde te zeggen dat de werkelijkheid niet altijd uit chaos bestaat, maar dat er soms ook iets echts, iets tastbaars uit de verwarring te destilleren valt.

Daarin verschilt Maniac met veel andere series en films. Want al lijkt Fukunaga’s serie hetzelfde spel te spelen als non-lineaire genrestukken als David Lynchs Twin Peaks, de films van Christopher Nolan of de verhalen van Haruki Murakami, Maniac verschilt op één punt fundamenteel: finaal is het wél lineair. De dromen zijn uitstapjes die zich in real time afspelen terwijl Annie en Owens traumatische werkelijkheid het plot verder voortstuwt.

Maniac is daarom niet weird for weird’s sake: het blijft met al haar genre-eclectische geweld een verhaal over twee eenzame mensen, elk met hun eigen problemen, die elkaar vinden en daardoor iets minder alleen hoeven te zijn.